wordt door oud-leerlingen die hun vak maar zo'n beetje verstaan en wier vakkennis net voldoende is, of ze het nu tot hovenier of plastisch chirurg hebben gebracht. Na zelf ook van mijn middelmatigheid doordrongen te zijn geraakt, begreep ik dat het behalen van het einddiploma een nog grotere overgangsrite vormde dan het slagen voor het toelatingsexamen: erna kon ik alles wat ik geleerd had gevoeglijk vergeten. Eind goed, al goed. Op reünies pleegt men zich eerder de schelmenstreken van spieken en overschrijven te herinneren dan het eindeloze spitsroeden lopen van proefwerken, overhoringen, beurten en schoolonderzoeken waaruit de tortuur van het oude leren bestond.
Met lof slagen aan de universiteit werd op school als heel gewoon gepresenteerd. Aan de universiteit heersten intelligentie en vernuft. Toch waren er ook donkere wolken samengetrokken boven dit zuivere domein van kennis en rede. Op nerveuze toon werd ons verhaald dat het spoetnikeffect was ontaard in een verontrustende versnippering van de beschikbare kennis. Geen enkele wetenschapper kon meer heel het weten van zijn tijd behappen, zoals Goethe eertijds nog wel gegeven was. Een eigentijdse geleerde was gedoemd een specialist te zijn. Wat waren de maatschappelijke implicaties van het ontstaan van scharen vakidioten die stuk voor stuk steeds meer over steeds minder wisten? In de verplichte discussies en opstellen over dit drama wist ik het antwoord ook niet, maar ik begreep wel dat het om een uiterst gewichtige problematiek ging, waaraan ik me evenwel na mijn eindexamen elegant wist te onttrekken door de meest algemene studie te gaan volgen die ik kon vinden, sociologie. In de woelige jaren waarin de invloed van de studentenbeweging zich deed gevoelen, werd de interdisciplinaire benadering aangeprezen als het antwoord op de versnippering van kennis en wetenschap. Studenten op de sociale faculteit werden met deze benadering vertrouwd gemaakt door het maken van groepswerkstukken. De specialisatie daarna kwam hoofdzakelijk voort uit particuliere ondeugden als vooroordeel, onwetendheid en gebrek aan levenservaring. Later begreep ik dat ik had meegewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw onderwijsparadigma: nadat de onbruikbaarheid van de methodiek van het groepswerkstuk overtuigend was aangetoond, werd ze op grote schaal in het beroepsonderwijs geïntroduceerd. De onderwijsvernieuwing was op alle fronten losgebroken.
Al deed de retoriek van progressieve politieke partijen anders geloven, in de loop van de jaren zestig werd duidelijk dat de school geen middel meer was tot emancipatie. Scholing was een grondslag van de mo-