Deze overweging delen de Kabuli's met de inwoners van de Haagse wijk Benoordenhout. Het Haags gemeentebestuur had een groene strook in hun omgeving aangewezen als bouwterrein voor een nieuw gebouw voor de Amerikaanse ambassade. Die instelling ontsiert thans een van de heerlijkste locaties van de Haagse binnenstad, omringd als ook zij is met hekken, betonblokken en witte busjes van de Koninklijke Marechaussee. Maar de Benoordenhouters verzetten zich tegen de bouw met een instrumentarium van bezwaarschriften en juridische procedures waarvan de inwoners van Afghanistan - nog maar een rechtsstaat in opbouw tenslotte - slechts kunnen dromen. De inzet van de burgerij in beide steden is echter dezelfde: gebrek aan bereidheid om in de marge van het diplomatiek bedrijf door een bom in stukjes te worden gereten.
Zo'n bestaan als diplomaat in Kabul - ook de Nederlandse ambassadeur daar bevindt zich achter allerlei muren, hekken en bewakers - verschilt wel erg van het dolce vita dat men zich voorstelt bij het diplomatenbestaan. Je luncht wat, je dineert wat, smoest links en rechts en legt af en toe eens een contact met goed geïnformeerde inboorlingen. De inzichten die dit alles oplevert, rapporteer je aan je regering, die vervolgens natuurlijk altijd de verkeerde beslissing neemt. Gelukkig wordt er op al die recepties uitstekende champagne geschonken.
Zo hoort het leven van een ambassadeur te zijn en zo is het natuurlijk nog steeds in veel delen van de wereld. Maar niet als je Amerikaan bent - over de hele wereld zijn Amerikaanse ambassades in vestingen veranderd. Ook in plaatsen als Kabul, of sterker nog de Irakese hoofdstad Bagdad. Voor zover daar nog ambassades geopend zijn, bevinden deze zich in geheel afgegrendelde wijken waar ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch nog af en toe raketten landen. Maar Bagdad is ook een bijzonder geval, omdat daar het geweld gegeneraliseerd is. Het heeft daar nauwelijks meer zin voor de burger een blokje om te rijden teneinde niet het slachtoffer te worden van geweld tegen diplomaten. Iedereen in die stad lijkt elke dag en overal een potentieel slachtoffer.
Al die blokkades en versperringen hangen samen met het optreden van groepen en bewegingen die, zeggen de regeringen, het op ons eerzame burgers hebben voorzien. Zij willen de treinen of vliegtuigen waarin wij zitten en de flatgebouwen waarin wij werken, opblazen. Maar in eerste instantie hebben ze het voorzien op de symbolen van de staten die de groeperingen bestrijden, de ambassades dus.
Statistisch gezien zijn er nog maar weinig vliegtuigen, treinen en flatgebouwen de lucht in gegaan. Het gevaar voor een ambassadeur is