De discussie over liegen vertoont opmerkelijk weinig variatie in de voorbeelden. Het lijkt alsof de discussianten elkaar napraten, maar dat is niet zo. Ik kan teruggaan tot Kant en Constant die in 1797 ruzieden over de vraag of je mag liegen en die met hetzelfde voorbeeld aankwamen van de bediende die tegen de bezoeker zei dat zijn heer niet thuis was en aldus diens leven redde. Maar ik geef liever twee voorbeelden van mensen die ik toevallig ken en die naar mijn overtuiging hun verhalen noch aan Kant noch aan Constant ontleenden, maar over eigen ervaring vertelden.
Mijn zuster Liesbeth werd in 1999 in het blad onzeWereld geïnterviewd door Marja Vuijsje die vroeg: ‘Grootste jeugdzonde?’ Mijn zus antwoordde:
‘Mijn eerste leugen. Het speelde zich af in de Tweede Wereldoorlog. Ik ben geboren in november 1940 dus ik was nog hartstikke jong. Er kwam een man bij ons aan de deur die aan mij vroeg waar mijn vader was. “Weet ik niet,” zei ik. Terwijl ik donders goed wist waar hij was. Ik was meteen helemaal overstuur, omdat ik voor mijn gevoel het slechtste had gedaan wat een mens kon doen: liegen. Het allergekste was dat iedereen zei dat het zo goed van mij was geweest. Mijn vader zat namelijk heel even bij ons thuis ondergedoken. Niemand had mij dat uitgelegd. Kennelijk voel je dat als kind haarfijn aan. Maar voor mij was het absoluut schokkend dat ik gelogen had en dat het nog mooi werd gevonden ook.’
Frits Barend werd in 2003 in het dagblad Trouw geïnterviewd door Arjan Visser die hem de tien geboden voorlegde. Het negende gebod luidt volgens Trouw: Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste. Dus liegen valt wel onder de tien geboden? Nee, alleen vals getuigen tegen uw naaste. Valse getuigenissen, dat betekent: meineed. Elk rechtssysteem heeft eigenaardige trucjes zoals vingers in de lucht steken of God aanroepen dat je getuigenis eerlijk is. Frits Barend antwoordde:
‘Dankzij de leugen zit ik hier. Toen ze aan de mensen die mijn ouders verborgen hielden, vroegen: Heeft u onderduikers? antwoordden ze: Nee. Ik vraag mij wel eens af hoeveel joden de oorlog hadden overleefd als men in die tijd wat vaker had gelogen.’
Omdat ik hierboven bekende een leugenaar te zijn, geef ik nog even de precieze gegevens over beide leugen-interviews: Marjan Visser en Arja Vuijsje in onzeWereld van februari 1999 en in Trouw van 13 mei 2000.
Plato beweert in de kleine Hippias dat Socrates beweert dat de leugenaar beter is dan de altijd-de-waarheid-spreker. Achilles wil niet liegen maar zegt uit domheid een onwaarheid. Odysseus liegt graag en