men en op een van de bedden lag nog een opengeslagen boek. Van de eigenaars, een Duits echtpaar, was geen spoor te vinden. De boot verkeerde in prima staat en men kon vaststellen dat het jacht al een maand of tien op drift was.’
(Het lijk wil iets zeggen, maar het komt niet op het woord.)
Toen ik de boot had gezien, dacht ik eigenlijk meteen dat het voorval in scène was gezet. Ik was bang dat het een kunstwerk was. Ik was bang dat dit het ultieme kunstwerk was. Schokkend, en echt. Of: schokkender dan echt. Ik was bang dat ik nooit iets beters zou kunnen maken dan deze boot. En ik weet niet of ik de boot interessanter vind als kunstwerk of als resultaat van de werkelijkheid. En ik vermoed dat juist het tussengebied waar de boot zich in bevindt, zolang niemand anders hem heeft gezien, hem tot een magistraal object maakt. Verheven boven de kunst en verheven boven de werkelijkheid. Ik zou het er met niemand over moeten hebben. Ik zou er niet over moeten schrijven.
Het probleem is natuurlijk dat iets niet als kunstwerk bestaat als je niet weet dat het door een kunstenaar gemaakt is. Het bestaat dan alleen als fragment in iemands werkelijkheidsbeleving. Dat is misschien wel voldoende. Je zou daar als kunstenaar vrede mee kunnen hebben of het jezelf kunnen aanleren.
Waar ik eigenlijk naartoe wil is dit: sinds ik de boot zag heeft alles ermee te maken. De gesprekken die ik voer, de verhalen die ik niet schrijf, de kunstwerken die ik niet maak. De boot duikt op zodra ik het niet goed weet.
Ik probeer aan andere dingen te denken. Ik zie McEnroe die in een Wimbledonfinale naar zijn tennisracket kijkt als hij misslaat. Ik zie Johan die met deuren slaat als hij wil dat ik mijn mond houd. Ik zie de trombonespeler die ik ooit in de toeter van zijn instrument zag kijken toen hij een alarmerend valse noot had gespeeld. Verwachtte hij er een klein dier in te vinden? Zijn falen in de vorm van een verdwaalde eekhoorn.
(Het lijk zucht. Vraagt zich af hoe lang het nog moet liggen.)
Er staat een dampende maaltijd op tafel. Het lijk, Johan, McEnroe en de trombonespeler met de eekhoorn op zijn schouder schuiven aan. Als je goed kijkt, kun je zien dat de borden, de glazen en de pan met eten net iets zijn verschoven.