Bernard Dewulf
Genaaid
Invidia
Men zegt dat afgunst het weligst tiert onder vrouwen. Men zegt het niet alleen, men schildert het ook. Van oudsher wordt de Afgunst in de kunst, als een van de hoofdzonden, belichaamd door een vrouw. Vaak komt er dan een slang uit haar mond. Zekere vrouwen noemen wij serpenten.
Meestal wordt de afgunst belichaamd door een oude vrouw. Bepaalde oude vrouwen moeten brandpunten zijn van afgunst, jaloezie, nijd. Giotto zet zo'n vrouw in een deurgat, ze kijkt schuin de verte in. Het tocht er van achterdocht. Uit haar mond kronkelt de slang van het venijn, onderaan likken vlammen aan haar.
Waar zou ze naar kijken, zo naijverig? Op prenten en spotprenten allerhande zit zij Amor, de liefde, achterna. De jonge, nieuwe, prille liefde. Amor is haar altijd lachend te snel af. Oude vrouwen zijn afgunstig op de jonge liefde - jaloezie werd vroeger al dan niet toevallig ook minnenijd genoemd.
Oude mannen kennen dat ook, minnenijd, waarom dan een vrouw?
Ovidius geeft ons in zijn Metamorfosen een levendige getuigenis van Afgunst-als-vrouw: ‘Een permanente bleekheid ligt over haar gezicht, vlekken op haar hele lichaam. Haar blik is nergens recht op gericht, haar tanden zijn dof van de roest, haar borst is groen van gal, haar tong druipt van het vergif; een glimlach is er alleen, wanneer die wordt opgewekt door het zien van leed; van slaap kan zij niet genieten, geplaagd als zij wordt door zorgen die je wakker houden; met lede ogen ziet ze toe en kwijnt ondertussen weg’.
Bijna altijd betreft het een afzichtelijke, weerzinwekkende vrouw, wier lichaam in een vergevorderde staat van verval verkeert. Soms richt zij haar slangentong naar een mooi jong meisje. Het aanzicht van schoonheid is onverdraaglijk voor Afgunst.
Afgunst lijkt de hoofdzonde van de blik. (Jeroen Bosch laat de zeven hoofdzonden cirkelen om het alziend oog van God.) Zij lijkt het gevoeligst te zijn voor uiterlijkheid, voor het zichtbare, voor de