De Gids. Jaargang 170(2007)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Han van der Vegt De meeuwen hun primitieve pogingen ontsnapten aan ons oog op het strand zwiepten ze bergen bijeen met hun vleugels van schelpen, zand en wier, van rafels touw en houtstukken aan de voet van de pier zaten ze ernaar te kijken alsof ze iets verwachtten; wij schonken hen geen aandacht bovendien, als we naderden krijsten ze ons weg een aanvankelijk succes boekten zij in nestbouwtechniek hun nieuwe nesten kropen tegen de rotsen omhoog bij vloed of hoog water, vierden zich bij eb weer terug zo konden ze een veel groter rotsgebied gebruiken en zich driester wijden aan hun vermenigvuldiging juist toen onze geleerden wilden gaan onderzoeken hoe de nesten de diepte maten tot het watervlak en volgens welk principe hun hechtpunt zich voortbewoog stiefelden hun gedrochten al over onze wegen met botten van schelpenbeen, met een spier van kwal en twijg met een klier die een loopspoor voor hen uitspoot van vislucht het gieren van de wind droegen ze mee in hun waggel en de zucht van de branding rolde door in hun wiekslag de meeuwen zwierden om hen heen in lyrische cirkels moedigden hen aan met hun liefdevolle keelklanken waaruit putten zij de energie voor hun beweging? was dat hun ziel die daar in een zakje om hun nek hing? het eerste tiental kregen wij makkelijk te pakken ze verstrikten zich in een heg, liepen klem in een steeg ze waren nog niet in staat zich te verdedigen het kiezen van eigen richting waren ze niet machtig en wie van hen viel kon niet verrijzen op eigen kracht we mieterden hun lede resten op de afvalberg waar de meeuwen hen met verse bezieling opwachtten [pagina 151] [p. 151] ze verhieven zich, gesterkt met staal van onze drogers hun leden bestierd met de bedrading van stofzuigers hun tred klonk dieper, hun voortgang was onverbiddelijk uit onze buitensteedse schuilplaats zien wij in het zwerk het krioelen van de meeuwenzwerm zich steeds verdikken Vorige Volgende