| |
| |
| |
Boeken
| |
Maurits Berger
Erik Jan Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije (Uitgeverij Sun, 2006). Vertaling van Turkey: a Modern History (London: I.B. Tauris & Co, 1993, 1997, 2005).
In tijden waarin wordt gestreefd naar een Europese dialoog met het Midden-Oosten, en waarin de toetreding van Turkije tot de Europese Unie steeds meer weerstand oproept, is een boek als Een geschiedenis van het moderne Turkije uitermate interessant en verhelderend. Dat geldt vooral voor een lezer als ikzelf, die nauwelijks iets van Turkije weet - domweg omdat mijn specialisme de Arabische wereld is. Dat is een vaststelling die buitenstaanders altijd weer verbaast: Turkije is toch islamitisch, en onderdeel van het Midden-Oosten?
Maar nee: arabisten houden zich niet met Turkije bezig en vice versa. Vreemd, want het Ottomaanse Rijk heeft bijna vier eeuwen geheerst over de Arabische wereld. Maar het is wel een weerspiegeling van de werkelijkheid: de Ottomanen hadden weinig op met hun Arabische onderdanen en ook na het opbreken van hun rijk heeft Turkije zich nimmer iets aan de Arabische wereld gelegen laten liggen. Zelfs enige vorm van betrokkenheid, of de complexe haat-liefde-affectie die de relatie tussen veel exkoloniën en hun voormalige koloniale heersers zo kenmerkt, ontbreekt volledig. Integendeel: Turkije heeft zich vanaf het begin van de negentiende eeuw altijd op Europa gericht, en zijn oostelijke buren nagenoeg letterlijk de rug toegekeerd. De beste betrekkingen in de regio onderhoudt Turkije tegenwoordig met Israël - niet bepaald de manier om vrienden te worden met de Arabische of islamitische wereld.
Is Turkije dan eerder ‘westers’ georiënteerd in plaats van ‘oosters’? Je zou het bijna gaan denken. Maar het stellen van die vraag is een verkeerde benadering. De identiteitsvraag van Turkije wordt geen recht gedaan door haar te willen beantwoorden als óf het een óf het ander. Kenmerkend voor Turkije is zijn tussenpositie - in alle betekenissen van het woord: tussen west en oost, tussen secularisme en islam, tussen moderniteit en traditie. Het resultaat is een uniek land dat met vallen en opstaan volhardend bezig is om zichzelf richting te geven.
Een geschiedenis van het moderne Turkije beschrijft deze veelzijdigheid met een schat aan informatie die op leesbare en overzichtelijke wijze is gepresenteerd. Het is de verdienste van Zürcher dat hij dit standaardwerk bij de laatste herdruk up-to-date heeft gemaakt, zodat de ontwikkelingen tot eind 2004 worden beschreven en in de epiloog zelfs enkele toekomst-‘scenario's’ worden besproken. Het zou verleidelijk zijn om snel naar deze laatste hoofdstukken door te bladeren. Maar juist de geschiedenis van de afgelopen tweehonderd jaar laat zo goed zien welke trends zich in Turkije afspelen, en in welke context Turkije geplaatst moet worden in het debat over toetreding tot de Europese Unie.
| |
| |
| |
Oost of west anno 1900
Het meest opvallende kenmerk van het Ottomaanse Rijk, de voorloper van het moderne Turkije tot 1918, is dat het economische en intellectuele zwaartepunt van het rijk in zijn Europese gebiedsdeel lag. Het rijk omvatte wat tegenwoordig de Arabische wereld heet (Noord-Afrika, Midden-Oosten en delen van de Golf) en Griekenland en de Balkan (tot aan Oostenrijk-Hongarije). De Europese gebiedsdelen waren het meest ontwikkeld en welvarend. Niet alleen materieel, maar ook in intellect. De Ottomaanse denkers, bestuurders, hervormers en revolutionairen kwamen voor het merendeel uit deze gebieden; zij waren dus niet Turks of Arabisch, maar Macedonisch of Albanees.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw was Europa - en met name de grootmachten Frankrijk, Engeland en Duitsland - tevens de bron voor nieuwe ideeën in het Ottomaanse Rijk. Al in 1792 begon de Ottomaanse sultan met een hervormingsprogramma waarvoor hij zich liet inspireren door Europees gedachtegoed en Europese technologieën. Hij trok Franse, en later Pruisische adviseurs aan om het Ottomaanse leger, belastingstelsel en bestuur efficiënter te maken. Deze drang tot modernisering naar Europees model zou zich gedurende de negentiende eeuw voortzetten.
Dit was overigens niet een natuurlijke behoefte van het Ottomaanse Rijk. Zürcher beschrijft het rijk als heel traditioneel, waarbij de harmonie werd bewaard door ieder zijn eigen positie te laten. Verandering werd zo veel mogelijk vermeden omdat dat zou leiden tot chaos. Moderniseren naar Europees model was voor veel Ottomanen daarom niet zozeer een ideaal, als wel een noodzakelijk kwaad om te overleven. Het was vooral een defensieve reactie op Europa. De Europese machten hadden een dusdanige militaire, bestuurlijke en economische overmacht dat de Ottomanen terecht vreesden dat zij onder deze druk het onderspit zouden delven. De enige oplossing was deze superioriteit te evenaren, en dat betekende modernisering.
| |
Secularisatie
De modernisering van het Ottomaanse Rijk leidde aan het einde van de negentiende eeuw ook tot toenemende secularisatie. Islamitisch recht en islamitische rechtspraak werden vervangen door Europese wetgeving en vormen van rechtspraak, onderwijs werd onttrokken aan het religieuze establishment. Deze secularisatie kreeg haar definitieve beslag onder Atatürk in de jaren twintig en dertig, toen religie volledig onder staatstoezicht kwam, religieuze symbolen als de sluier en de fez werden afgeschaft of bestreden, en de volksislam met zijn amuletten, wonderdokters en heiligenverering werd onderdrukt.
Men kan Turkije met recht bestempelen als meer seculier dan menig Europees land. Niettemin - of juist: daarom - maakt Turkije de laatste decennia een golf van religionisering mee, die in 2002 zelfs heeft geleid tot een klinkende overwinning van de islamitische ak Parti. Het ironische is dat Turkije onder deze partij het actiefst werk heeft gemaakt van de Turkse toetreding tot de Europese Unie.
Het proces van secularisatie in de negentiende eeuw was op zichzelf opmerkelijk als men bedenkt dat de wereldlijke leider (sultan) van het Ottomaanse Rijk tevens spiritueel leider (kalief) was van alle moslims, ook die buiten zijn rijk. Maar deze positie was aan erosie onderhevig, zoals wel bleek uit de lauwe reactie vanuit de moslimwereld toen het kalifaat in 1924 door Atatürk definitief werd afgeschaft.
Tien jaar daarvoor, aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, kon de kalief ook al niet de handen op elkaar krijgen voor een wereldwijde gewapende djihad tegen de westerse koloniale machten. Het Ottomaanse Rijk had toen de zijde van Duitsland gekozen, en met name de Duitsers hoopten dat een djihad in de Engelse en Franse koloniën een tweede front zou kunnen openen. En hoewel vooral Europese politici en academici zich grote zorgen maakten over deze djihad, bleek het gezag van de kalief in Istanbul ontoereikend om de mos- | |
| |
lims aan te zetten het koloniale juk af te werpen.
| |
Nationalisme
Wat wel succesvol bleek om de grote massa's tot opstand te brengen was de nieuwe ideologie van het nationalisme. Dit westerse gedachtegoed vond gretig aftrek onder alle volkeren die onder vormen van koloniaal bewind stonden. Dit gold dus ook voor het Ottomaanse Rijk. Al vroeg in de negentiende eeuw had dit te kampen met etnische onrust, die zich steeds meer ging vertalen in nationalistische eisen van autonomie en zelfbeschikking.
Het Ottomaanse Rijk kon met recht een multiculturele en multi-etnische samenleving genoemd worden. Overigens was het rijk, goed beschouwd, niet Turks. De Turken hadden weliswaar het Ottomaanse Rijk gesticht en uitgebreid, maar vormden een minderheid. Het Turkse nationalisme was van latere datum dan het nationalisme van bijvoorbeeld de Grieken, Armeniërs en Serviërs. Hun opstanden in het begin van de negentiende eeuw werkten aanstekelijk, en werden bovendien heimelijk gesteund door Europese landen. De Ottomaanse machthebbers konden onvoldoende weerstand bieden en moesten in 1878 het vernederende verdrag van Berlijn tekenen. Daarbij deed het Ottomaanse Rijk afstand van een groot deel van zijn gebieden in de Balkan en de Kaukasus, in totaal eenderde van zijn grondgebied.
Dit betekende tevens een verlies van eenvijfde van de bevolking van het Ottomaanse Rijk. Zürcher staat hier uitvoerig bij stil: ‘Het was behalve een financiële, militaire en politieke catastrofe bovendien een menselijke tragedie.’ Zürcher rekent voor dat vanuit de Balkan in totaal een half miljoen moslims naar het Ottomaanse Rijk zijn gevlucht, en dat nog eens een kwart miljoen moslims zijn gedood of zijn omgekomen door ziekte en honger. Oostenrijk, Rusland en Engeland, de nieuwe machthebbers in de voormalige Ottomaanse gebiedsdelen, lieten ‘massale slachtingen onder de moslimbevolking oogluikend toe of droegen er zelfs aan bij’, aldus Zürcher. Aan de andere kant van het Ottomaanse Rijk, ter hoogte van de Kaukasus, voltrokken zich soortgelijke drama's: 1,2 miljoen moslims trokken naar het Ottomaanse Rijk, onder meer vanwege ‘doelgerichte terreur van het Russische leger en Georgische kozakbenden’.
Deze tragedie heeft volgens Zürcher zonder meer bijgedragen aan het antichristelijke sentiment dat onder de Ottomaanse moslims aan het eind van de negentiende eeuw zo'n belangrijke kracht werd.
| |
Arabieren
Het opbreken van het Ottomaanse Rijk totdat het was gereduceerd tot het huidige Turkije ging gestaag voort. Het was Tunis al kwijtgeraakt aan de Fransen en Egypte aan een Ottomaanse generaal die een eigen dynastie vestigde. Vanaf 1910 stapelden de slechte tijdingen in Istanbul zich op: de resterende Ottomaanse Balkangebieden (Kosovo, Albanië, Montenegro, Thracië) en Jemen kwamen in opstand, en Libië werd bezet door Italië. De Ottomanen delfden opnieuw het onderspit, en met het verdrag van Londen van 1913 tekenden zij het definitieve einde van de Ottomaanse overheersing op het Europese vasteland.
Nu waren de Turken voor het eerst de etnische meerderheid in hun eigen rijk, en de Arabieren vormden vanaf dat moment de grootste minderheid. Maar de Arabieren hebben ook in deze tijd nauwelijks tot geen invloed gehad op de wereldmacht waartoe zij behoorden. Er waren geen viziers, generaals, intellectuelen of opstandelingen van Arabische origine. Omgekeerd heeft Istanbul zich weinig gelegen laten liggen aan de Arabische achterlanden. Het waren wingewesten en veel Arabische jongens dienden in het Ottomaanse leger (waar zij overigens wel nationalistische ideeën oppikten die zij later in hun eigen Arabische landen
| |
| |
weer hebben uitgedragen).
De Turkse onverschilligheid jegens het Arabische achterland duurt voort tot op de dag van vandaag. Het argument om Turkije toe te laten tot de Europese Unie omdat het dan als voorbeeld, of buffer, of doorgang kan fungeren tot de Arabische landen, doet daarom geen recht aan de werkelijkheid. Dat geldt overigens ook voor de Kaukasische en Centraal-Aziatische achterlanden. Alleen als oliedoorvoerland speelt Turkije in deze regio een centrale rol. Enthousiaste droombeelden van Turkse nationalisten over een grote Turkssprekende gemeenschap van landen in Centraal-Azië - waarbij Turkije dan natuurlijk de leidersrol zou vervullen - zijn nooit verder gekomen dan retoriek.
| |
Turks nationalisme
De gevoelens van Turks nationalisme kwamen overigens pas relatief laat tot bloei in de Ottomaanse geschiedenis. De eerste Turkse nationalisten waren geen etnische Turken uit het Ottomaanse hartland, maar joden en Koerden uit de Turkssprekende gebieden in de periferie. Zürcher merkt hierover op: ‘De directe confrontatie met het multiculturele karakter van het Ottomaanse Rijk in deze gebieden lijkt hen bewuster gemaakt te hebben van de fundamentele problemen van de Osmaanse maatschappij.’
Het Turkse nationalisme kreeg echter een nieuwe impuls met het definitieve opbreken van het Ottomaanse Rijk na de Eerste Wereldoorlog. De Arabische gebieden werden verdeeld onder de overwinnaars Frankrijk en Engeland, en over de toekomst van het hartland het - huidige Turkije - werd in Versailles druk onderhandeld. De lange duur van deze onderhandelingen gaven het Turkse nationale verzet onder Atatürk de tijd om zich te organiseren.
De Britten waren de enigen die bereid waren om hun overwinning op het Ottomaanse Rijk ook militair af te dwingen, vooral om geen gezichtsverlies te lijden bij de vele miljoenen moslims in het Britse wereldrijk. Het ontbrak hun echter aan mankracht en middelen. Na de bezetting van Istanbul aanvaardden zij daarom dankbaar het aanbod van de Grieken om dat varkentje voor hen te wassen. De Grieken hadden delen van de westkust van Turkije al bezet, en trokken nu oostwaarts op. Hier ontmoetten zij sterke tegenstand van Atatürks leger, en de jaren 1921-22 staan bekend als de Onafhankelijkheidsoorlog die resulteerde in een smadelijke nederlaag van de Grieken.
| |
Nieuw begin: dictatuur en democratie
Het huidige Turkije werd erkend in 1923, maar was op sterven na dood. Het was door jaren van oorlog verwoest, ontvolkt en verarmd ‘op een manier zoals in de moderne geschiedenis maar zelden is vertoond’, schrijft Zürcher. In sommige gebieden was de helft van de bevolking gestorven door honger of oorlogsgeweld, en een kwart van de bevolking gevlucht. In de laatste oorlogsjaren hadden Griekse troepen wreedheden begaan tegen de moslimbevolking, en hadden de oprukkende Turkse troepen op hun beurt wreedheden begaan tegen de Griekse bevolking. Het zou de relaties tussen de twee buurlanden in de toekomst blijven bepalen. Inmiddels lijkt dat weer bijgedraaid te zijn: het Griekse Rode Kruis was de eerste die hulp bood na de aardbeving van 1999, en Griekenland toonde zich in 2002 een warm voorstander van Turks lidmaatschap van de Europese Unie.
Het moderne Turkije werd na 1923 met autocratische hand opgebouwd. De staatsstructuren waren wellicht democratisch te noemen, maar de regering was een dictatoriaal regime. Tegelijkertijd kenmerkte het beleid, en met name het buitenlands beleid, zich volgens Zürcher door een ‘uitermate defensieve, voorzichtige en realistische’ benadering, welke zich tot op heden lijkt voort te zetten.
| |
| |
Met de verkiezingen van 1950 werd definitief de weg van de democratie ingeslagen, ofschoon hier sprake is van een proces dat volgens velen nog steeds niet voltooid is. De tweede helft van de twintigste eeuw wordt gekenmerkt door intriges en partijpolitiek die feitelijk bestuur vaak onmogelijk maken. Dat zijn de momenten geweest waarop het leger ingreep, waarbij de macht weliswaar snel weer werd overgedragen aan een burgerbestuur, maar pas nadat het staatsbestel was opgeschud en bijgesteld.
Deze ontwikkelingen krijgen van Zürcher ruime aandacht: bijna de helft van het boek wordt hieraan besteed. En hoewel dit onomstotelijk de belangrijkste periode is uit de geschiedenis van het moderne Turkije - hier was de democratie immers pas werkelijk in wording - is dit vanwege de veelheid van interne politieke verwikkelingen het taaiste deel van het boek.
Overigens ziet Zürcher niet de democratisering en de mensenrechtensituatie als meest wezenlijke problemen van het moderne Turkse politieke bestel. Hij signaleert drie andere kwesties waar de Turken nog steeds mee worstelen: de enorme kloof tussen arm en rijk, onduidelijkheid over de betekenis van secularisme, en het wezen van de Turkse nationaliteit. Onder dat laatste vallen de Armeense en Koerdische kwesties, die zwarte bladzijden vormen in de Turkse geschiedenis.
| |
Turkije in de Europese Unie?
Het wezen van de Turkse nationaliteit lijkt zich daarentegen niet te verzetten tegen lidmaatschap van de Europese Unie. Integendeel. Turkije is het oudste associatielid van de eu (sedert 1963) en heeft toen ook de wens tot lidmaatschap duidelijk te kennen gegeven. Binnen de Unie bestaat hier echter verdeeldheid over. Het resultaat is dat er al jarenlang steeds weer opnieuw barrières worden opgeworpen die aan toetreding van Turkije in de weg staan.
In 1993 verklaarde de eu dat zij voorstander was van toekomstig lidmaatschap, mits Turkije zou voldoen aan een aantal voorwaarden op het gebied van democratisering. Het heeft in Turkije veel kwaad bloed gezet dat allerlei Oost-Europese landen waar het er in economisch en democratisch opzicht ook niet rooskleurig voor staat inmiddels wel zijn toegetreden, en dat Turkije in 2004 na veel diplomatiek geharrewar als maximum in de wacht kon slepen dat de toetredingsonderhandelingen in 2005 zouden beginnen (met dien verstande dat die onderhandelingen minstens tien jaar zouden duren...).
Formeel staat er eigenlijk niet veel in de weg aan het Turkse eu-lidmaatschap. Wat is dan de Europese aversie tegen Turkije? Zürcher komt hier niet echt aan toe, en dat is ook wel begrijpelijk omdat het niet zozeer om historische of andere feiten gaat, als wel om moeilijk te omschrijven emoties, zoals het culturele of geografische ‘karakter’ van Europa waar Turkije geen deel van zou uitmaken, de ‘christelijke cultuur’, de angst voor de islam. En dat is een heel ander verhaal dan de Geschiedenis van Turkije.
|
|