| |
| |
| |
Mehmet Emin Yildirim
Worstelen met de ‘nationale literatuur’ in de provincie
Een herinnering
Mijn kinderjaren en tienertijd heb ik doorgebracht in Malatya, een van de grote vestigingscentra in Oost-Anatolië. Men zegt dat de geschiedenis van de stad, die gesticht is in een bergachtig gebied aan de Eufraat, teruggaat tot het Paleolithicum. Deze voormalig Hittitische stad werd eerst toegevoegd aan het grondgebied van Rome en Byzantium en kwam begin zestiende eeuw onder Osmaans bestuur. Er zijn in het huidige Malatya geen sporen van de oudere geschiedenis te zien, want in 1838 zette het Osmaanse leger er ter overwintering zijn tentenkamp op en doordat de stadsbevolking naar een vijf à zes kilometer verderop gelegen gebied verhuisde, waar men zijn zomerhuizen, boomgaarden en moestuinen had, is er een nieuwe stad ontstaan. Ik denk dat er in de jaren zestig in de stadskern ongeveer vijfenzestigduizend mensen woonden. In de zomermaanden kwamen er wel eens een paar toeristen naar de stad die een bezoek wilden brengen aan de Nemrut-berg, het centrum van de Commagene-beschaving. Ook zagen we wel eens Amerikaanse soldaten die dienst deden op de navo-basis in de buurt. De kinderen liepen dan achter de toeristen aan en probeerden een gesprek op gang te brengen in een Engels dat beperkt was tot ‘What's your name?’ ‘My name is...’ Het meest opzienbarend aan de mannelijke toeristen was dat ze, net als kleine kinderen, een korte broek aanhadden. In onze stad is het ondanks de zeer hete zomers nog steeds raar en ongepast als volwassenen in korte broek rondlopen.
Het grootste en mooiste gebouw in het stadscentrum was dat van de gouverneur. Voor dat gebouw stond een groot standbeeld van İsmet İnönü, de op een na belangrijkste man uit de gelederen van de stichters van de Republiek Turkije. En reden om trots te zijn voor de inwoners van Malatya is dat er twee presidenten uit hun stad komen: İsmet İnönü en Turgut Özal, de architect van de neoliberale economische politiek van de jaren tachtig. Aan het einde van de lange hoofdstraat naar het plein waarop dat standbeeld staat, ligt het
| |
| |
station. Ook liggen aan die straat de in de jaren dertig opgerichte textielfabriek van de Sümerbank en de Tekel-tabaksfabriek, waar sigaretten en alcohol worden geproduceerd. Samen met de suikerfabriek, die er in de jaren vijftig aan werd toegevoegd, waren deze fabrieken lange tijd de enige industrie van grotere omvang in de stad, en alle drie waren ze staatseigendom. De vlakte van Malatya, die door zijarmen van de Eufraat van water wordt voorzien, is behoorlijk vruchtbaar en verzekert een groot deel van de werkende bevolking van een bestaan in de landbouw. Aan het andere eind van dezelfde straat staat een standbeeld van Atatürk, en daartegenover is er de Orduevi, een sociëteit waarvan officieren en hun gezinnen gebruik kunnen maken. In het algemeen is er weinig contact tussen enerzijds de plaatselijke bevolking en anderzijds de officiersgezinnen die in de buurt van deze sociëteit in dienstwoningen gehuisvest zijn en bureaucraten zoals rechters, gouverneurs en hun hoofden financiën.
De spoorweg naar Malatya, die in 1927 gereedkwam, en de drie genoemde staatsfabrieken zijn als het ware de symbolen van de vroege periode van de Republiek in die stad. In de eerste vier maten van de ‘Mars van het Tiende Jaar’, een van de ontelbare marsen die we op de basisschool uit het hoofd hebben geleerd, heet het: ‘Opperbevelhebber - vooreerst door de hele wereld gerespecteerd, wij hebben door heel het vaderland een ijzeren web gesponnen.’ Dit ‘ijzeren web’ verbond Malatya met Ankara en Istanbul en strekte zich later uit tot de binnenlanden van Anatolië en het zuiden. Een kind dat voor het eerst naar school gaat leert ‘de eed af te leggen’. De school begint iedere dag met het door honderden kinderen uit één mond schreeuwen van: ‘Ik ben een Turk, ik ben oprecht, ik ben ijverig. Het is mijn plicht de jongeren te beschermen, de ouderen te respecteren, mijn vaderland en mijn natie meer lief te hebben dan mijzelf. Mijn ideaal is me te verheffen, vooruit te gaan. Moge mijn bestaan een gift zijn aan de Turkse existentie.’ In een onderwijstijdschrift las ik dat er in 1972 nog twee verzen aan deze in de jaren dertig opgestelde ‘eed’ zijn toegevoegd, geschreven door de minister van Nationaal Onderwijs Reşit Galip: ‘O Grote Atatürk, die ons heden waarborgt; ik zweer dat ik zonder te stoppen zal gaan langs de weg die jij geopend hebt, volgens het ideaal dat jij hebt opgesteld en met het doel dat jij hebt getoond. Hoe gelukkig is degene die zegt “Ik ben Turk”.’ In een circulaire die het ministerie in 1933 naar de scholen stuurde, wordt bovendien gedetailleerd geschilderd hoe de kinderen deze ‘eed’ moeten oplezen. Er wordt gezegd: ‘Er moet op worden gelet dat de kinderen de eed niet opzeggen zonder deze te begrijpen, maar dat ze
| |
| |
de betekenis van de gevoelens en gedachte die hij wil uitdrukken goed bevatten, deze met hun volledige persoonlijkheid invoelen en zich deze serieus eigen maken. De leerkracht dient erop te letten dat de leerling geen oneerbiedige houding aanneemt, maar er netjes en ernstig bij zit.’ Ook vandaag de dag zijn in de Turkstalige geschiedenisen aardrijkskundeboeken die op basis- en middenscholen worden gelezen nationalistische uitspraken te vinden; die worden dus nog altijd van generatie op generatie overgedragen. Volgens de schoolboeken zijn de Sumeriërs, aan wie de naam van de eigenaar van de textielfabriek in Malatya, de Sümerbank, is ontleend, en ook de Hittieten, die de eerste grote beschaving in Anatolië stichtten, Turken. De nationalistische visie op de geschiedenis werd in de eerste tien jaar van de republiek gevormd en later werden er rare slogans bedacht om het volk met deze visie te overdonderen. Door voortdurende herhaling zijn deze slogans verworden tot een ‘waarheid’. Mijn neefjes en nichtjes lazen in de jaren tachtig soortgelijke boeken en leerden op school dezelfde heroïsche marsen.
Bij nadere beschouwing van de geschiedenis van Turkije valt dit nationalisme ongetwijfeld te plaatsen, maar voor een buitenstaander kan het een tamelijk onbegrijpelijk verschijnsel zijn. Het Osmaanse Rijk, dat na de negentiende eeuw snel veel grondgebied verloor en na de Eerste Wereldoorlog uiteindelijk instortte, was een veelvolkerenstaat. De abstractie van een ‘Turkse natie’ met haar wortels in Anatolië is in de twintigste eeuw werkelijkheid geworden. Eigenlijk is het huidige Turkije, met zijn zeer bonte etnische landkaart, het product van een door de elite van de Republiek van boven naar beneden geleid proces van social engineering en van de inspanningen te moderniseren en aan natievorming te doen.
Dit proces van natievorming wordt op levendige wijze in beeld gebracht in de werken van Yakup Kadri Karaosmanoğlu, de beroemde romanschrijver wiens boek Ankara in 1938 in het Nederlands is vertaald en die een van de radicale leden van de elite in de Republiek was. De jonge schrijver, die in de nadagen van het Osmaanse Rijk westers georiënteerd was en een voorvechter was van een individualistische literatuur, was in de jaren van de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende Onafhankelijkheidsoorlog een van de meest vooraanstaande vertegenwoordigers van de ‘nationale literatuur’, waarin maatschappelijke thema's worden behandeld. Het beroemdste werk van Yakup Kadri is Yaban (Vreemdeling). Dit is geschreven in de vorm van een dagboek, bijgehouden door een officier in de dagen die hij in het boerendorp van een van zijn voormalige soldaten doorbracht. De officier kon niet aan de oorlog deelnemen omdat hij
| |
| |
in de Eerste Wereldoorlog invalide was geworden. De intellectueel Ahmet Cemal uit Istanbul schildert enerzijds de bittere armoede waaronder de boeren lijden, anderzijds de gaandeweg dieper wordende tegenstelling tussen hemzelf en de boeren. Volgens Ahmet Cemal is het verschil tussen hem en de boeren veel groter dan dat tussen een Engelsman uit Londen en een Hindoestaan uit de Punjab. In de roman worden de boeren in diermetaforen weergegeven. Of de boeren, slachtoffers van ongefundeerd geloof en religieuze dogmatiek, een moderne natie zullen kunnen vormen, valt volgens Ahmet Cemal te betwijfelen.
Volgens hem weten de mensen in dit dorp, dat op een oude Hittitische ruïne lijkt, niet van de kapotte standbeelden die nog niet uit de grond zijn gehaald. Het conflict tussen de held en de boeren, die onverschillig staan tegenover de Onafhankelijkheidsoorlog terwijl de bezettingslegers het dorp naderen, wordt heviger en Ahmet Cemal kan de boeren er op geen enkele manier van overtuigen dat ze deel uitmaken van de Turkse natie. Yaban is in de jaren dertig geschreven met als doel de intellectuelen, dorpen en boerengemeenschappen op te roepen tot radicale hervormingen. De lezer krijgt intuïtief het gevoel dat er geen andere oplossing is dan de statische wereld die in de roman wordt beschreven met een energieke krachtsinspanning van buitenaf af te breken. De roman Ankara, vertaald door dr. J.H. Kramers en Annemarie v.d. Bergh (1938, Wereldbibliotheek), heeft als thema de hervorming van de elite in de Republiek tussen 1920 en 1933, de ten tijde van de Republiek verworven rechten en de degeneratie van de helden van de Onafhankelijkheidsoorlog bij het na de oorlog najagen van economisch eigenbelang. In de jaren 1932-1934 heeft Yakup Kadri naast romans ook het tijdschrift Kadro (Kader) uitgegeven, waarin het idee ter sprake wordt gebracht dat de sociaal-economische omvorming en de industrialisatie niet aan de zwakke private sector kunnen worden overgelaten, omdat die de gevangene is van winst op korte termijn, maar dat er door een derde weg te volgen, tussen kapitalisme en socialisme in, een stabiele industriële gemeenschap kan worden opgebouwd, waardoor een klassenstrijd wordt voorkomen.
Tussen 1920 en 1929 legden de autoriteiten het zwaartepunt bij het opvoeren van de landbouwproductie tot het peil van voor de oorlog, het uitroeien van epidemische ziekten en het vormen van een binnenlandse markt, waarbij voorrang werd gegeven aan het bouwen van spoorwegen. Voor de Eerste Wereldoorlog was het goedkoper om tarwe uit New York naar Istanbul te importeren dan het uit het binnenland van Anatolië te halen. Ik geloof dat de spoorweg een belang- | |
| |
rijke bijdrage heeft geleverd aan de marktverbindingen van Malatya, befaamd om zijn vruchten, op de eerste plaats abrikozen. Jawel, Malatya is een stad van abrikozen. In de wereldvraag naar gedroogde abrikozen wordt tegenwoordig voor een belangrijk deel voorzien door Malatya en omgeving. Datgene wat zijn stempel heeft gedrukt op de economische politiek van de jaren dertig, is etatisme. Als gevolg van de extreme prijsdaling van landbouwproducten, veroorzaakt door de economische wereldcrisis van 1929, heeft Turkije zich naar binnen gekeerd en een poging tot industrialisatie ondernomen die gerealiseerd werd met rechtstreekse staatsinvesteringen. Het derde en laatste deel van de roman Ankara beschrijft een utopie gebaseerd op de idealen van industrialisatie door de staat en het scheppen van een westerse nationale cultuur. De vrouwelijke held van het boek, Selma, werkt bij een instelling voor onderwijs aan meisjes. Haar laffe en onzekere echtgenoot, een bankmedewerker in de periode van de Onafhankelijkheidsoorlog, wordt in het tweede deel ingeruild voor een oud-officier en oorlogsheld. In het derde deel over de utopie wordt de plaats van de oud-officier ingenomen door een idealistische schrijver en propagandist van de revolutie, omdat Selma niet langer kan accepteren dat haar ex-man gebruikmaakt van zijn vroegere politieke connecties, als bemiddelaar optreedt voor buitenlandse firma's en het verwesteren reduceert tot het zich als westerling kleden en dansen. Selma en haar derde
echtgenoot dansen op volksmelodieën die gearrangeerd zijn volgens de regels van de polyfone westerse muziek. Haar man, de schrijver Neşet Sabit, reist als vertegenwoordiger van de stichting Sociale Actie van de ene kant van het land naar de andere en maakt propaganda voor de regering. Selma herinnert zich de toespraak die Atatürk in 1933 hield ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de Republiek. In Ankara schildert zij Mustafa Kemal Atatürk af als een godheid:
‘Dat voorhoofd, hoewel niet zo breed, had met zijn harmonische proporties en zijn gaafheid tot voorbeeld van een jongen godenkop kunnen dienen voor de oude Griekse beeldhouwers... De God, van wien zij vier jaren geleden voor het eerst het gelaat had gezien en de stem gehoord, had gesproken “Er zij licht”. En het was licht geworden. Hij had gezegd: “Er zij water”; het water was gekomen. “Er zij een vlak tusschen de wateren” had hij gezegd. Het vlak was in aanzijn gekomen en hij had gezegd: “Laten er zaaddragende gewassen zijn en boomen, die naar hun soort vrucht dragen, waarin hun zaad op de aarde is”; en allerhande bomen waren opgegroeid, waarin hun eigen zaad was...’ (p. 191 e.v.)
| |
| |
De vieze boeren uit Yaban, die leven als mollen en vormeloze lichamen hebben, zijn veranderd in een vrolijke en kinderlijke troep die zich in landbouwcoöperatieven georganiseerd heeft:
‘Het was een onverdeeld genoegen te zien hoe deze mannen, vrouwen en kinderen door elkander, in vroolijke groepen en zingend naar hun dorp terugkeerden. In lompen gehulde en als bedelaars uitziende, zieke, verslapte en ondervoede dorpsbewoners trof men onder hen in het geheel niet meer aan. Eenerzijds was er een voortdurende controle ingesteld, die door de jonge medici van de organisatie der “Sociale Actie” over hun voeding en hun woonomstandigheden werd uitgeoefend; en anderzijds werden zij afzonderlijk eens per week onderzocht.’ (pp. 207-208)
De utopie van Yakup Kadri is nooit werkelijkheid geworden. Omdat hij, in een Turkije met een eenpartijstelsel, een radicaal etatisme voorstond, kreeg hij onenigheid met de autoriteiten en werd hij als ambassadeur naar Tirana en later naar Praag en Den Haag gezonden. De drie grote fabrieken in staatseigendom die in Malatya waren gesticht, hebben de grote verandering die op het platteland verwacht werd niet gerealiseerd. Turkije ging in 1946 over op een meerpartijensysteem, en tussen 1950 en 1960 stond de Democratische Partij, die voor een gematigder vorm van secularisme was, aan het roer. Deze partij verdedigde een ontwikkelingsmodel dat meer gewicht gaf aan de private sector, in tegenstelling tot de Republikeinse Volkspartij. Turkije besloot na de oorlog lid te worden van het Westblok en begon te profiteren van de Marshall-hulp die de vs ter beschikking stelden voor de wederopbouw van Europa. De gelden die uit het Westen kwamen, werden besteed aan de aanleg van wegen en de mechanisatie van de landbouw. In 1946 waren er in heel Turkije slechts 1500 tractoren en in 1955 was dit aantal opgelopen tot 40.000. De landbouw commercialiseerde snel en in de dorpen daalde de vraag naar arbeidskrachten. De boeren begonnen eerst naar de grote steden te trekken en daarna naar Europese landen. De inwoners van Malatya gaven niet veel steun aan de Democratische Partij, want voormalig president İnönü kwam uit Malatya en dus bleef de stad op zijn hand. De regering van de Democratische Partij werd in 1960 ten val gebracht, toen een groep jonge officieren een staatsgreep pleegde. Na de staatsgreep, die de terdoodveroordeling van de president en twee ministers tot gevolg had, werd er een nieuwe grondwet opgesteld. Deze garandeerde de mogelijkheid om de politieke structuur, waarbinnen twee partijen met op elkaar lijkende uitgangspun- | |
| |
ten elkaar beconcurreerden, te veranderen, en bood tevens socialisten, die tot dan toe de politieke
arena niet mochten betreden, de mogelijkheid zich weer te verenigen.
Het beeld van de Turkse natie dat het onderwijssysteem, overeenkomstig het eigenbelang, de leerlingen probeert bij te brengen, stemt niet erg overeen met het werkelijke leven. In de omgeving van Malatya was een aantal Koerdische dorpen. Koerdische dorpelingen, van wie de meesten maar heel weinig Turks kenden, verrichtten veelal in de zomermaanden zware arbeid in de stad. Een belangrijk deel van de stadsbevolking behoorde tot de alevitische richting binnen de islam, die aan de godsdienst een liberalere uitleg geeft. De alevieten en de soennieten leefden niet dicht bij en met elkaar, maar juist langs elkaar heen. Er kwamen bijvoorbeeld vrijwel geen huwelijken voor tussen leden van beide sekten. In de buurten aan de rand van de stad woonden de Armeniërs. De Armeense bevolking was aanzienlijk in omvang afgenomen doordat ze twee keer werd getroffen door slachtingen, in 1896 en in 1915. In de jaren daarna bleven de Armeniërs naar andere steden en naar het buitenland migreren. De zwaar vervallen kerk aan de rand van de stad was niet meer te gebruiken en de kinderen speelden in deze duistere kerk allerlei enge spelletjes. Mijn grootvader zat in 1915 in het leger. Mijn moeder en haar moeder hebben van hem tot in detail gehoord wat de Armeniërs is overkomen. Ze konden de ontkennende houding van staatswege op dit punt in de jaren erna niet verklaren.
In 1964 kwam ik van de vijfjarige lagere school. In die tijd volgden er dan drie jaar middenschool en drie jaar lyceum. Mijn oom, die een literatuurliefhebber was, werd leraar en verhuisde naar Ankara. Een deel van de tijd stond hij voor de klas en daarnaast studeerde hij verder aan de universiteit. Later volgde mijn grootmoeder mijn oom en trok ook naar Ankara. Wij zijn toen in het huis van mijn grootmoeder gaan wonen. In de stad had je enkele bioscopen en daar werden melodramatische Turkse films en Amerikaanse avonturenfilms vertoond. Ook was er een kleine bibliotheek, gefrequenteerd door kinderen en tieners, en een ‘Volksonderwijscentrum’, dat amateurstukken ten tonele bracht. Die bibliotheek en dat centrum waren de overblijfselen van de organisaties uit de vroege periode van de Republiek die door Yakup Kadri ‘Sociale Actie’ werden genoemd. Er kwamen vrijwel geen nieuwe boeken in de bibliotheek. We bleven gewoon de romans van de stroming ‘nationale literatuur’ lezen. Mijn oom had een deel van zijn boeken in Malatya achtergelaten. In een kleine kast in het huis van mijn grootmoeder heb ik oude nummers van Varlık aangetroffen, een tijdschrift dat nog steeds wordt
| |
| |
uitgegeven. Mijn oom heeft de tijdschriften, die eens in de twee weken uitkwamen, vijf of zes jaar lang op rij in de kast gezet. In het tijdschrift werd aandacht besteed aan moderne Turkse schrijvers wier boeken niet op school werden gelezen noch in de bibliotheek stonden, en aan vertalingen van moderne westerse schrijvers. Het leukst vond ik het om thuis te lezen. Algauw hielden de nummers van Varlık mij weg van de stilstaande lucht in de stad. Weliswaar begreep ik sommige artikelen niet, maar gaandeweg vond ik toch literaire teksten en poëzie die ik met plezier las.
Orhan Pamuks roman Yeni Hayat (Het nieuwe leven) begint met de zin: ‘Op een dag las ik een boek en dat veranderde mijn hele leven.’ Ik had een vriend wiens vader grossierde in kruidenierswaren; meestal was hij in een winkel en soms ging ik bij hem op bezoek. In de winkels stonden balen oude kranten die hij gebruikte als pakpapier. Op een keer lag er in de stapel een tijdschrift getiteld Yön, en daarin zag ik een paar gedichten van de grote Turkse dichter Nazım Hikmet. Ik had nog nooit van hem gehoord. Hij schreef in een stijl die ik tot dan toe nog nooit had gezien, en ik raakte er zwaar van onder de indruk. Van de volwassenen in mijn omgeving kreeg ik te horen dat hij een gevaarlijke landverrader was en dat hij vele jaren in de gevangenis had gezeten. Maar de gedichten die ik gelezen had, leken mij helemaal geen gedichten die een landverrader zou schrijven. Ik liet mijn vondst aan een vriend zien die van literatuur hield. Hij kende Nazım Hikmet wel. Hij vertelde dat hij thuis een nieuw verschenen boek had, waar zijn vader erg van hield, en ik werd bij hem thuis uitgenodigd. In het huis van mijn vriend stond een grote boekenkast. Zijn vader was een linkse intellectueel, waarvan er in Malatya maar enkelen waren. Een poosje later zou hij de afdeling van de Arbeiderspartij van Turkije in onze stad openen, Turkijes eerste socialistische partij voor de grote massa, en hij zou een totaal andere atmosfeer in de stad scheppen door in de partij vakbondsmensen, progressieve leerkrachten en jongeren bijeen te brengen. In die jaren begonnen de socialistische ideeën zich onder intellectuelen snel te verspreiden. Dankzij Nazım Hikmet heb ik vrij vroeg kennisgemaakt met het socialistische gedachtegoed. De linkse beweging begon grote invloed te krijgen op mijn leven en mijn visie op de wereld. Een socialistische stroming, die doordrenkt was van kemalistisch-nationalistische,
anti-imperialistische en antikapitalistische verklaringen, kwam gaandeweg onder invloed van 1968 en er ontstond een mate van politiek activisme die voordien in Turkije nog niet was vertoond. In de jaren 1965-1975 heeft Turkijke misschien wel een van de omvangrijkste vernieuwingen doorgemaakt. Deze
| |
| |
culturele vernieuwing was niet beperkt tot het overdragen van de linkse literatuur in het Turks; het land waarin jarenlang een verstikkend en in zichzelf gekeerd cultureel klimaat had geheerst, opende zich nu naar de wereld, en de socialisten waren de bemiddelaars bij deze culturele modernisering.
In het jaar dat ik de middenschool zou afmaken, kreeg ik een brochure van een school toegestuurd, tezamen met een inschrijfformulier voor het toelatingsexamen. De afzender was een Amerikaanse particuliere school waarvan ik nog nooit had gehoord. Van mijn leraren kwam ik te weten dat het een heel goede school was, dat ze er ook leerlingen uit provinciesteden wilden aannemen, en dat ze zelf hadden voorgesteld mij een aanmeldingsformulier te sturen. In de brochure stond een foto van heel fraaie gebouwen en een met bomen begroeide campus op de heuvels aan de Bosporus. Om toegelaten te worden moest ik een examen doen. Het was wel een particuliere en dure school, maar aan studenten die niet kapitaalkrachtig genoeg waren, werden beurzen verstrekt.
Eerst moest ik in een voorbereidend jaar Engels leren, want dat was de taal waarin les werd gegeven. Studenten van buiten Istanbul verbleven in het studentenhuis. Onmiddellijk heb ik het aanmeldingsformulier ingevuld. De aantrekkingskracht van Istanbul, dat ik alleen uit boeken en van plaatjes kende, was enorm. In de zomer maakte ik mijn eerste reis ten westen van Malatya en deed in Ankara examen. In de herfst zat ik in Istanbul. Opeens kwam ik terecht in een luxueuze omgeving, waar de kinderen uit de rijkste families van Istanbul heen werden gestuurd. Maar op dezelfde campus zat ook de bovenbouw van het Robert College, en een jaar later maakte ik kennis met linkse jongeren die aan de universiteit studeerden. Bovendien waren er nog eens vijftien tot twintig klasgenoten die net als ik uit de provincie kwamen.
In de vakanties ging ik terug naar Malatya. Omdat de wegen in de wintervakanties besneeuwd waren en het spoor en de treinen sinds de jaren dertig niet echt vernieuwd waren, was de reis moeilijk. Hij duurde minstens twee dagen. In Malatya was een leuke boekwinkel geopend. Evenals in Istanbul eisten de arbeiders hier door middel van een staking hun recht en liepen er voor het gouverneursgebouw boeren te hoop die protesteerden tegen de regering. En er verschenen inmiddels twee plaatselijke literaire tijdschriften.
Eens per jaar ging ik naar Malatya om mijn broers en zusters, mijn neven en nichten en mijn tante nog eens te zien. Het aantal inwoners van de stadskern is inmiddels opgelopen tot vierhonderdduizend. De stad, die vroeger bestond uit lage huizen met tuinen er- | |
| |
omheen, en die vol bomen stond, is nu verworden tot een opeenstapeling van beton. Het aantal middelgrote fabrieken in de omgeving van de stad, die naar de markten van Europa exporteren, is toegenomen. De meeste oude bewoners zijn naar steden in het westen verhuisd, zoals Istanbul en İzmir, het aantal mensen dat ik nog ken is erg klein. De inwoners van Malatya stemmen al veel vaker op de heersende Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling. Werkelijk overal staan private instellingen die gespecialiseerde cursussen aanbieden. Om in een grote stad, naast een à twee miljoen andere kandidaten, op een goede universiteit te komen, en werkloosheid te vermijden, gaan jongeren continu naar voorbereidingscursussen voor het landelijke universitaire toelatingsexamen, dat bepaalt op welke universiteit en in welke studierichting je terechtkomt. En de boekhandels die ik heb bezocht, zijn niet meer zo fraai en rijk gesorteerd als de boekhandels van dertig jaar geleden.
|
|