| |
| |
| |
Jos de Beus
Het glazen huis van gezag - de averechtse werking van transparantie in de democratie
Westerse democratieën hebben te maken met een schreeuw om transparantie (doorzichtigheid) van partijpolitiek, parlement en openbaar bestuur. Zo veel mogelijk vergaderingen, stukken, voorstellen, stemmingen, gesprekken en ongeschreven afwegingen moeten openbaar worden gemaakt. De Nederlandse consensusdemocratie heeft een neiging tot gesloten en besloten overleg ter pacificatie van weerbarstige geschillen. Zij herbergt een kartel van behoedzame en weldenkende elites. Dit kartel past zich soepel aan grote schokken in de tijdgeest en wereldhandel aan. Maar ook Nederland is in de ban van een transparantiebeweging sinds de instorting van het Paarse experiment (liberalen samen met socialisten) en de terugkeer van opstandigheid (populisme, radicalisering, terreur).
Deze beweging gedijt in een meningenklimaat van ongeduld, onbehagen, misverstand, malaise, samenzweringstheorie en geforceerd optimisme. Evenals tijdens de jaren zestig wordt in het huidige decennium geprotesteerd tegen een ‘kloof’ tussen de politieke klasse en gewone mensen. Men eist een afbraak van het ‘regentendom’, ‘poldermodel’ en ‘clubdenken’. Anders dan toen zijn het ditmaal herboren en fanatieke conservatieven die vernieuwing wensen en is de bescherming van de statusquo in handen van gekwelde en verzadigde progressieven, als daar zijn hoge ambtenaren, machthebbers in het netwerk van de overlegeconomie, deskundigen in de sociale wetenschappen, en schrijvende wakers over gezamenlijke meningen en gemoedstoestanden.
Ik betoog in dit essay dat doorzichtigheid een hedendaagse dystopie is die het wantrouwen van kiezers, het vertegenwoordigingstekort van gekozenen, en het statusverlies van zowel de bestuurlijke bovenlaag als de journalistieke tussenlaag enkel groter maakt. Ik begin met een beknopte beschrijving en uitdrukkelijke waardering van de traditie van moderne openbaarheid. Dan vervolg ik met een schets van de oprukkende transparantiebeweging, met inbegrip van haar specifieke oorzaken. De kern van mijn argument is de stelling dat de verdiensten van de transparantiebeweging teniet worden gedaan door onbedoelde gevolgen van doorzichtigheid die te maken hebben met een perverse wedloop tussen politici en journalisten. Mijn conclusie is een oproep tot hervorming van de transparantiebeweging. Hervorming is haalbaar, terwijl omarming van doorzichtigheid onwenselijk is en ontmanteling onmogelijk.
| |
Openbaarheid als democratische traditie
De wordingsgeschiedenis, geest en veerkracht van democratische samenlevingen zijn nauw verbonden met een streven naar openbaarheid. Het waren moderne parlementen die een einde maakten aan de geheime overheidshuishouding van de vorsten. De volksvertegenwoordigers uit de burgerlijke stand brachten het openbaar beraad in de plaats van het informele circuit van allianties en colleges van edellieden, grondbezitters en geestelijken. De burgerlijke parlementen
| |
| |
schiepen een eigen openbaarheid met officiële verslagen, tribunes, en, uiteraard, tijdige en volledige publicatie van nieuwe grondwetsartikelen alsmede nieuwe wetten en bestuurlijke maatregelen.
In deze openbare sfeer kwamen gestaag politieke partijen tot bloei, maar ook nieuwsmedia, sociale bewegingen en belangengroepen. In een voortgaande strijd om de natiestaat en om de rang daarbinnen van de gelovige, de provinciaal, de arbeider, de vrouw, enzovoort, drongen deze nieuwe organen door tot de achterkamers van de staat. Ze maakten gebruik van moderne vrijheden en rechten om machtsmisbruik te bestrijden (willekeur, bederf, verspilling), om zelf hun belangen te behartigen in onderlinge rivaliteit, en om de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten te beïnvloeden. In het geval van de journalistiek kwam daar nog een aparte doelstelling bij, namelijk de ongehinderde nieuwsgaring, verslaggeving en bespreking van de publieke zaak.
De succesvolle strijd om openbaarheid tussen outsiders op zoek naar toegang en insiders op zoek naar gezag heeft in oude en duurzame democratieën als Nederland geresulteerd in een normalisering van openbaarheid. Openbaarheid is een gewoonte en geloof tegelijk geworden voor democraten. Deze traditie kent enige interessante bestanddelen.
Ten eerste is er de rechtsstaat met allerlei vrijheden tot uiting, vereniging, deelname, en vinding, verspreiding en gebruik van informatie. Hij schept een grondwettelijk geborgde ruimte voor schepping van een veelvoud aan gedachten, gevoelens, geluiden en gezichtspunten op de toekomst. Geen verscheidenheid zonder openbaarheid.
Ten tweede wordt de politiek in een dergelijke rechtsstaat gekenmerkt door een institutionalisering en cultivering van beantwoording en verantwoording. Politici behoren hun mandaat te gebruiken voor omzetting van de wil van meerderheden van kiezers in overheidsbeleid. Ze houden zodanig rekening met de inbreng van actieve burgers (kiezers, betogers, sprekers, enzovoort), dat de politiek geloofwaardig blijft en geen vervreemding in de samenleving opwekt. Politici die regeringsverantwoordelijkheid dragen, behoren tussen twee verkiezingen in het eigen doen en laten aannemelijk te maken ten overstaan van de volksvertegenwoordiging, het publiek (via vrije nieuwsmedia) en hun achterban (via vrije partijen). Een verkiezingscampagne is de gelegenheid voor regeringspartijen om hun beleid te verdedigen en voor oppositiepartijen om hun weerstand daartegen te verdedigen. Geen vertegenwoordiging zonder openbaarheid.
Ten derde ordent de overheid de samenleving, en bestuurt zij daartoe haar eigen instellingen, door een openbare beleidssfeer te bevorderen en te benutten. Deskundigen en belanghebbenden worden ingeschakeld. Benadeelde of profiterende burgers krijgen zeggenschap. De pers wordt voortdurend ingelicht: de overheid wordt de voornaamste nieuwsbron. Departementale projecten en uitvoeringsproblemen worden voortdurend voorgelegd en uitgelegd aan het grote publiek. Geen rationeel bestuur van de overheid zonder openbaarheid.
Ten vierde dringt de politieke filosofie van de openbare macht door tot invloedrijke instellingen in de samenleving zelf, in het bijzonder grote ondernemingen in de markteconomie. Zij voelen zich genoodzaakt hun strategie te verdedigen en hun reputatie hoog te houden tegenover een publiek van aandeelhouders, toezichthouders van overheidswege, professionele journalisten, economen, en, uiteraard, hoogopgeleide dan wel in vakbonden verenigde werknemers. Het vertrouwen in contracten en transacties staat of valt met gewaarborgde doorzichtigheid met behulp van accountants. Geen productief kapitalisme zonder openbaarheid.
De openbaarheid in democratische samenlevingen is zo gangbaar geworden, dat velen de principiële betekenis ervan niet meer onder woorden kunnen brengen of hun toevlucht nemen tot doods en leerstellig taalgebruik. Dat is riskant, omdat er ook talloze voorbeelden zijn
| |
| |
van ontsporing van openbaarheid tegen de achtergrond van moeizame overgang naar de constitutionele democratie: de Weimar-Republiek 1919-1933, Rusland en Servië sinds 1989, democratisering van Aziatische moslimregimes en van Arabische moslimregimes in de nabije toekomst. De betekenis van democratische openbaarheid is tweeledig.
Aan de ene kant is iedere democraat - elite en massa, leider en burger, gevestigde en buitenstaander - deelnemer aan een spel met een keten. Eerst lopend beleid in het teken van schijnheiligheid en doen alsof, dan de reactie hierop via onthulling van slechte zaken en ontmaskering van slechte gezagsdragers (overheidsfeilen, sociale misstanden, destructiever wordende conventies en taboes), dan de ontwikkeling van aangepaste doctrines van algemeen belang en van conformisme op basis van leergedrag en compromis, waarna weer een tijd van vrome stabiliteit aanbreekt. Ik noem dit de les inzake participatie van republikeinse denkers als Condorcet, Constant, John Stuart Mill, Habermas en de Nederlander Arend Lijphart.
Aan de andere kant wordt iedere democraat zich ervan bewust dat de waarheid geen doel is van de politiek en de overheid, maar wel het middel bij uitstek is voor zinnig en aanvaardbaar machtsvertoon. Een democratische samenleving kent geen ministerie van de Waarheid. Zij werkt bij de gratie van geloof in de handelingsbekwaamheid en het zelfbestuur van individuen, het nut van pluralisme, discussie en vreedzame botsing der opvattingen, en de erkenning van conflictbeslechting en samenwerking onder fundamentele onzekerheid over religieuze, metafysische, spirituele en wereldbeschouwelijke kwesties. Ik noem dit de eerste les inzake representatie van antitotalitaire denkers als Orwell, Popper, Aron, Hayek, en de Nederlander Jacques de Kadt.
Het begrip waarheid wordt gereserveerd voor de omgangsvormen en spelregels in de democratische openbaarheid. Er is daar sprake van concurrentie tussen politici en bestuurders onder uiterlijke druk van een waakzame journalistiek alsmede innerlijke druk van verantwoordingsethiek van de politieke laag, dat wil zeggen openlijke en zorgvuldige afweging van de morele kosten voor de politieke gemeenschap van zuiver handelen en de morele baten van onzuiver handelen, het ‘vuile handen maken’. Dit getrek en geduw leidt tot een stelselmatige verwerking van politieke informatie waarbij ook onwelkome boodschappen worden opgenomen. In een democratisch ontwikkelingsland als India heerst géén hongersnood door de tijdige signalering van armoede van de kant van oppositiepartijen, journalisten, burgerinitiatieven en ambtenaren (klokkenluiders). De zittende regering wordt genoopt in te grijpen op straffe van een motie van wantrouwen en een daarop volgende verkiezingsnederlaag. Ik noem deze informatieve waarde, ja intelligentie, van de democratie de tweede les inzake representatie van pragmatische denkers als Dewey, Lindblom, Sen, Sunstein, en de Nederlander Frank Ankersmit.
| |
De transparantiebeweging
De transparantiebeweging is te zien als een maximalisatie en verabsolutering van openbaarheid. Het is een beweging van zelfstandige pleitbezorgers, bekende journalisten met een missie van onderzoek of opschudding, eigenaren van mediaconglomeraten, innoverende internetproducenten (bloggers: makers van weblogboeken), populistische politici, postmoderne bestuurskundigen en beoefenaren van administratief recht, en, niet te vergeten, leiders van nongovernmental associations. In Nederland kan men denken aan Maurice de Hond, Peter R. de Vries, Gerard van Westerloo, het onderzoek door het televisieprogramma Zembla, de stamtafel van Barend & Van Dorp zeven seizoenen lang (en Pauw & Witteman in hun tweede seizoen), Pim Fortuyn (‘ik zeg wat ik denk, ik doe wat ik zeg’) en Rita Verdonk (‘ik ben niet links, niet rechts, maar recht-door-zee’).
De beweging probeert schandalen in de poli- | |
| |
tiek van partij en parlement en in het bestuur van de publieke sector bloot te leggen, blunderende gezagsdragers aansprakelijk te stellen, informele machtsvorming en besluitvorming achter omstreden of impopulaire wetten en overheidsinterventies te reconstrueren, beloften en afspraken van overheidswege vast te leggen, het persoonlijk belang en menselijk tekort van gezagsdragers aan het licht te brengen, en, waar nodig, de bestaande controleurs van een regering (parlementaire commissies, rechters, inspecteurs, onafhankelijke toezichthouders, gevestigde nieuwsmedia) te controleren dan wel te vervangen. Wanneer leiders van deze beweging zelf aan het bewind komen, dan beloven ze zich te zullen houden aan prestatieverplichtingen in simpele kengetallen en korte termijnen: honderd dagen voor schoonmaak van hoofdstad of gemeente! Ze verheffen hun hele ervaring en beleving van persoonlijke winst en verlies tot een staatszaak van de hoogste orde.
De transparantiebeweging plaatst zichzelf bij voorkeur tegenover de zittende machthebbers. Zij beschouwt zichzelf als onafhankelijk, oprecht en kritisch. Het wantrouwen tegen de heersende krachten is strikt zakelijk en bijna beroepsmatig. De transparantiebeweging beroept zich op het recht van het publiek om alles te weten over de totstandkoming van overheidsbeleid, op de onrechtvaardigheid van verwaarloosde belangen van bepaalde groepen burgers die hulp nodig hebben (soms ook van bepaalde politici in de periferie die extra steun verdienen), en op de geloofwaardigheid van een additionele en alternatieve vorm van ongekozen volksvertegenwoordiging.
Het zelfbeeld en de ideologie van de transparantiebeweging draaien uiteraard om de nieuwe norm van doorzichtigheid. Ik vat die als volgt samen. Beantwoording en verantwoording door gekozen politici schieten vaak tekort. Maar ook wanneer ze op volle kracht werken, is dat niet toereikend meer in een tijd van grote moeilijkheden onder onvoorziene omstandigheden. De publieke zaak moet herkenbaar blijven voor burgers die kwaliteitsbewuster zijn dan ooit. Daarom moeten politici doeltreffend leiding geven met de nodige zakelijkheid en ook nog persoonlijk geloofwaardig blijven. Ze moeten antwoorden op een veranderlijke stemming van het kiezersvolk, lastige besluiten verantwoorden, en ook nog beleid maken in het gezichtsveld van ingewijde journalisten en oplettende televisiekijkers. Een gekozene dient heldere standpunten in te nemen, openheid van zaken te geven tegenover elke kring van rechtstreeks belanghebbenden, en ongelovige journalisten te bedienen.
Om dit allemaal te bevorderen en veilig te stellen, is een permanente hinderlijke aanwezigheid nodig van waarheidszoekers binnen de trias politica die het bastion van regeringsmacht veranderen in een glazen huis. Het politieke, bestuurlijke en juridische bedrijf moet in het belang van het volk, in het bijzonder de apolitieke bevolkingslaag (die de meeste mensen telt), concreet waarneembaar en instant interpreteerbaar worden gemaakt voor iedereen. Politici behoren bezig te zijn op een manier die even zichtbaar is als duidelijk. Deze norm draagt bij tot de juiste omgang met de zware middelen van de staat: geweld, dwang, regulering, belastingen, subsidies, nationale retoriek.
Tussen de vertegenwoordiging van eisen en steunbetuigingen van de burgerij (door het volk) en de handhaving van de wet van het land (voor het volk) zit een doorvoerfase die de regering van het volk wordt genoemd. Deze fase is nauwelijks te volgen voor de doorsnee burger, die nochtans wordt geacht de wet te kennen om haar te kunnen respecteren. De doorvoer is ingewikkeld, onbegrijpelijk zonder enige maatschappijleer en toelichting van deskundigen, en gelegen buiten de levenswereld van de apolitieke laag. Het is de beroepspolitiek vol slepende onderhandelingen, gelegenheidscoalities, voorlopige schikkingen, tactische manoeuvres, strategische berekeningen en vuile handen. Doorzichtigheid komt neer op openbaring van al dit politieke handwerk. Zij wordt gesymboliseerd door eeuwige nabijheid van een camera. Zij betekent niet de opheffing van het politiekbestuurlijke ambt, maar een ingebouwde correctie
| |
| |
op het geheim, de buitensluiting en de leugen in de uitoefening van dit belangrijke ambt. Een recent Nederlands voorbeeld is het voorontwerp Algemene wet overheidsinformatie (juni 2006). Daarin worden zo veel mogelijk overheidsinstanties verplicht zo veel mogelijk informatie te verstrekken.
Waar komt deze transparantiebeweging vandaan? Ik zie een paar hoofdoorzaken. De structurele oorzaak is een transformatie van de politieke communicatie in de richting van een toeschouwersdemocratie. De tijd van massapartijen, partijgebonden media in de samenleving en een bovenbouw van neutrale ‘staatsdragende’ media is voorbij. Partijen hebben geen vaste leden en aansprekende eigen media meer. Hun gezag is sterker afhankelijk geworden van rechtstreekse communicatie met een potentiële achterban. Media zijn onafhankelijk, zelfbewust, professioneel, commercieel en concurrerend geworden. Allemaal zien ze zichzelf als een politieke tegenmacht ter zuivering van de echte politieke macht. In een toeschouwersdemocratie moeten politici zich uitstekend presenteren onder druk van het toezicht van media ‘die nooit slapen’ en van de toeschouwende burger achter deze media wiens vertrouwen voorwaardelijk en tijdelijk is. De uitdijing van politieke communicatie beïnvloedt bovendien de inhoud van de vertegenwoordiging van politici (hun keuze van onderwerpen en prioriteiten) en van de deelname van kiezers (hun partijkeuze en andere uitingen van betrokkenheid). De transparantiebeweging is de verheviging van een discursieve en theatrale dimensie die overheersend begint te geworden in politiek en beleid.
De culturele oorzaak betreft een dubbelzinnige opwaardering van echtheid en wantrouwen. Mensen zijn gewend geraakt aan het naoorlogse peil van welstand en zelfstandigheid. Ze willen anders leven dan hun voorouders, en wel in overeenstemming met hun hoogstpersoonlijke aspiraties, overtuigingen, projecten en verhalen. Ze willen ook dat hun echte persoonlijkheid wordt opgemerkt door anderen in een respectvolle combinatie van afzijdigheid en hulpverlening. Deze gemengde (verlichte en romantische) levensbeschouwing wordt vertaald in een luidruchtige eis aan de beroepspolitiek. Onze politici en bestuurders mogen nooit meer veinzen, verhullen en liegen. Ze moeten duidelijk zijn, eerlijk, menselijk in de uiting van hun indrukken en dromen, maar ook bovenmenselijk in de erkenning van eigen fouten en gebreken. Leiders moeten bovenal authentiek zijn in hun moed, volharding en toewijding.
De andere kant van deze cultus is wantrouwen. Echte mensen zijn mensen die doen alsof ze echt zijn en als zodanig willen overkomen op de rest. Dergelijke mensen hebben liever geen corrigerende autoriteit meer boven zich. Als het dan toch nuttig is macht te delegeren aan leraren, agenten, chefs op het werk en ambtenaren, dan enkel onder de voorwaarde dat de gezagsdrager luistert, kwesties bespreekbaar maakt, meeleeft en aldoor verantwoording aflegt voor eigen initiatieven. Dit geldt des te sterker voor hooggeplaatsten zoals ministers en bedrijfsbestuurders, die zelden meteen opstappen bij aantoonbare mislukking. In deze atmosfeer van populistische echtheid en anarchistisch wantrouwen is er de transparantiebeweging om te laten zien wie wat op welke manier en om welke reden klaarmaakt in de politieke keuken.
| |
Vanzelfsprekende
verdiensten, sluipende perverse effecten
De verdiensten van de transparantiebeweging spreken nogal vanzelf. Zij is goed voor de democratie wanneer er sprake is van een groot tekort aan openbaarheid (de ziekte van internationale organisaties als de Europese Unie) of van een groot verzuim door officiële controlerende instanties (bijvoorbeeld een strafrechtpleging die eigen vergissingen toedekt of een Tweede Kamer die weigert een enquête te houden naar de verloedering van het nationale onderwijs) of van een gebrek aan selectie en zelfreiniging in de beroepspolitiek die door toonaangevende media
| |
| |
wordt gereproduceerd. Een beetje transparantie is bitter nodig wanneer slechte leiders blijven zitten, goede leiders vertrekken of helemaal niet komen bovendrijven, sociale verstoringen worden verwaarloosd, of sociale oplossingen moedwillig worden kapotgemaakt door de overheid.
Maar doorzichtigheid heeft enkele grote nadelen die niet meteen worden opgemerkt en ernstig genomen. Het maakt hierbij uit of de beroepspolitiek passief is en capituleert voor de transparantiebeweging, of dat zij actief is en probeert greep te krijgen op deze beweging.
In geval van passiviteit komt uiteindelijk de politiek zelf tot stilstand. Politici onder elkaar houden hun bedoelingen in het vage wanneer ze volop in een strijd zijn gewikkeld met hun opponenten in eigen gelederen, binnenlandse partijverhoudingen en het internationale statenstelsel. Sterker nog, politici onder elkaar manipuleren informatie (ontijdige, onzorgvuldige, onvolledige, onjuiste informatie) om elkaar te verslaan en effect te sorteren. Ze proberen deze manipulatie zo te verfijnen, dat ze gevreesd blijven bij hun tegenstanders en vijanden, terwijl ze de steun van hun kiezers en vrienden alsmede de wil tot samenwerking van hun partners overeind houden. Transparantie maakt het politieke handwerk backstage onmogelijk en verlegt alle politieke energie naar presentatie en actie frontstage. In de Nederlandse context is het dan afgelopen met de consensusvorming. Meer algemeen zullen politici door de druk van constante zichtbaarheid en duidelijkheid de volksdelen niet naar behoren kunnen representeren en de sociale elites niet afdoende kunnen disciplineren. In dit scenario oogst de transparantiebeweging uiteindelijk politieke immobiliteit en blokkering van de staat.
In geval van activiteit valt een onderscheid te maken tussen betrekkelijk onschuldige methoden van nieuwe politiek en regelrecht zorgwekkende methoden. Onschuldig zijn het bijhouden van logboeken op het web, lang praten zonder iets wezenlijks te zeggen, proefballonnen oplaten, altijd blijven lachen en aaibaar lijken, en selectief omgaan met beleidsgegevens: soms lekken, soms alles in één klap naar buiten brengen, soms inzage weigeren. Maar politici proberen ook zorgwekkende methoden uit om greep te krijgen op de transparantiebeweging. Ze proberen zaken buiten de politieke afweging te plaatsen, taboes te scheppen, zich te bemoeien met vrije media en hun taak te overdrijven.
| |
Depolitisering
Politici die onder de druk van transparantie uit willen komen, kunnen allereerst besluiten de doelen te mijden en het overzichtelijke terrein van middelen en procedures op te zoeken.
Een bekend voorbeeld van depolitisering betreft de economie. Vele commentatoren vragen de politiek zich uit te spreken over het Nederlandse concurrentievermogen in het licht van de spectaculaire opkomst van China, India en andere landen in Azië. Wat moet Nederland worden in 2020: een vechtmaatschappij met aandeelhouderskapitalisme en een beetje rijkdom naar verdienste? Een ontspannen samenleving die welzijn verkiest boven harder werken zonder ontslagbescherming? Een saamhorige gemeenschap die de kosten van globalisering spreidt bij de gratie van grensbewaking?
Een onzekere elite die zelf een kloof ziet gapen tussen haar en de natie, plaatst deze probleemstelling buiten de politiek. Zij laat liever het Centraal Planbureau uitrekenen wat het beleidskader moet zijn voor de toekomst. Samen met hoge ambtelijke werkgroepen geven de rekenaars dan de smalle marges aan voor schrijvers van verkiezingsprogramma's en onderhandelaars tijdens een kabinetsformatie. Ingrijpende veranderingen worden aan het publiek gepresenteerd als onafwendbare gegevenheden. De politiek wordt voorgesteld als een discussie over verschillende uitvoeringstrajecten. Binnen deze benauwde ruimte wemelt het van lijsttrekkers die de waarheid van elkaars plannen tot in de details betwisten als het gaat om bestrijding van armoede, werkloosheid en kosten van vergrijzing.
| |
| |
De politicus blijft in dit soort gevallen waarachtig door zich op te stellen als bestuurder en sectorspecialist en het initiatief af te staan aan een nevelig netwerk van ongekozen machthebbers. Depolitisering wordt onhoudbaar zodra de politicus een gevel optrekt waarachter anderen de rotzooi opstapelen. In geval van langdurige projecten en stelselherzieningen komen ministers en wethouders in de verleiding lastige rapporten achter te houden. Depolitisering werkt evenmin als een sociale kwestie ontploft, zoals de immigratie en de islam sinds 2001. Politici die hier klagen over ontsporing, laten alleen hun onmacht en zelfbeklag zien.
| |
Taboeïsering
Een tweede methode voor politici om greep te krijgen op transparantie is de vermijding van verscheurende strijdpunten. Alles wordt tot taboe verklaard wat de bestaande partijen, coalities en verstandhoudingen tussen elites kan doen instorten.
In de Verenigde Staten rusten momenteel taboes op olie en auto in de geopolitiek en milieupolitiek, op Israël in de buitenlandse politiek, op de inzet van godsdienst en geld in de electorale politiek, en op extreme denivellering in de economische politiek (dertigjarige scheve verdeling van de economische groei). In Frankrijk rust een taboe op invoering van economisch liberalisme en overleg tussen centrale overheid en middenveld. In Groot-Brittannië rust een taboe op afschaffing van een multiculturele klassenmaatschappij. Voorbeelden uit de Nederlandse politiek kan de lezer zelf bedenken.
Taboeïsering betekent dat de politicus de kleine leugenachtigheid vermijdt door te wedden op uitstel, kleine stappen en meevallers. Wanneer de gok verkeerd uitpakt, dan blijkt deze voortmodderende politicus te presideren over een grote leugen, die vervolgens door buitenstaanders (Fortuyn) en nieuwe generaties wordt doorgeprikt in een ontwaakbeweging.
| |
Verovering van nieuwsmedia
Een uiterst actieve omgang met transparantie is verovering van de media door beroepspolitici. Wie maakt dat journalisten een partijpolitieke omschrijving van succesverhalen en troebelen overnemen en uitvergroten, bereikt misschien dat de kiezer een propagandabeeld van de werkelijkheid gelooft en verder blijft ‘chillen en chatten’ in de private sfeer. Het wordt dan moeilijker voor de rivalen van de mediumpoliticus om haar of hem aan te vallen op het punt van volksmisleiding.
In Nederland beschikken politieke partijen niet meer over eigen omroepen en kranten, terwijl hun eigen verenigingsmedia een kwijnend bestaan lijden. De tot dusver gevonden uitweg is vooral gunstig voor partijen die meebesturen. Deze bestaat uit geruisloze uitbreiding van het voorlichtingsapparaat van ministeries en lokale overheden. De meest in het oog springende voorbeelden van mediabeheer zijn echter Forza Italia van Berlusconi en de Labour Party van Blair.
Berlusconi is eigenaar van de televisiezenders Canale 5, Italia i en Retequattro, goed voor ongeveer 45 procent van de markt. Hij heeft bereikt dat zelfs de staatstelevisie rai (ook 45 procent) onevenredige aandacht aan hem besteedt. Een correspondent in Rome merkt op dat de zenders van Berlusconi tijdens het hoogtepunt van de recente verkiezingscampagne dagelijks gemiddeld twee uur aan hun eigenaar besteedden en slechts twintig minuten aan diens uitdager Prodi.
In Groot-Brittannië is eerder sprake van een wedloop tussen de campagnelogica van een regeringspartij die geobsedeerd is door de beheersing van haar rapportcijfer onder de bevolking en de mediumlogica van journalisten die gefixeerd zijn op onthulling van beleidsfiasco's en daarbij de rol van de parlementaire oppositie overnemen. Het beruchtste en officieel onderzochte incident is de poging van de voorlichtingsdienst van de Labour Party onder leiding van media-expert Campbell om de beeldvorming rondom de oorlog in Irak te bepalen als- | |
| |
mede de poging van de bbc om het bedrog van oorlogspremier Blair te bewijzen en diens val te bespoedigen.
Beide voorbeelden illustreren het inherente tekort van deze methode. De mediumpoliticus besteedt een groot deel van schaarse tijd aan mediabeheer. Daarvoor heeft hij geld nodig van rijken en lobbyisten, en legt hij soms ook beslag op algemene middelen. Het resultaat is dat voor een mediumpoliticus persoonlijk belang en algemeen belang door elkaar gaan lopen. Zijn flauwekul (bullshit) wordt het doel van de staat. De afstraffing hiervan door kiezers verloopt moeizaam, zoals Berlusconi's nipte nederlagen in 1994 en 2006 laten zien.
| |
Overdrijving van dreiging
De laatste methode van politieke aanpassing aan transparantie is overdrijving van dreiging. Hier biedt het Iraakse geval wederom stof ter overdenking. In de maanden na 11 september 2001 rees bij de regering-Bush de gedachte van anticiperende bescherming tegen netwerken van terroristen en ‘schurkenregimes’. In de eerste helft van 2002, tij dens de inval in Afghanistan, vormde zich de Amerikaanse wil om Saddam Hoessein te verdrijven, zoals inmiddels bekend is uit het zogeheten Downing Street Memorandum van de Britse bondgenoot (juli 2002). In de resterende tijd van de zomer van 2002 tot en met de invasie in maart 2003 wensten Bush en Blair de beste argumenten te ontwikkelen tegenover hun strijdkrachten, hun eigen bevolking en hun bondgenoten.
In deze laatste fase werden de kosten van niets doen overdreven. Het zou rampzalig zijn passief te blijven tegenover verspreiding van massavernietigingswapens, versterking van AlQaeda en voortzetting van tirannie en genocide. Tevens werden de baten van een aanval op Irak overdreven: weinig slachtoffers onder soldaten en burgers, pluralisme in Irak, democratisering van landen in de regio, duurzame vrede tussen Israël en Palestina, nieuw aanzien voor de Verenigde Naties.
Het geloof van Bush en Blair in hun eigen argumenten werd ondersteund door de bluf van Saddam, beperkte en gekleurde informatie van inlichtingendiensten en Iraakse ballingen, groepsdenken, departementale twisten, de mantra van globalisering, en een parallel met het verleden, waardoor de woestijnstalinist Saddam een reïncarnatie van Hitler werd.
Tegenstanders van deze bezetting wijzen op bepaalde leugens, zoals de uitspraak van Bush over Iraakse inkoop van uranium in Niger of die van Blair over de vijfenveertig minuten benodigd voor een Iraakse nucleaire aanval. Maar dit wekt ten onrechte de indruk dat Bush en Blair zeker wisten dat Saddam géén bedreiging vormde en dat ze hun echte beweegredenen (olie, herverkiezing, christendom, militair-industrieel complex, vadercomplex) verhulden en ook moesten verhullen om geloofwaardig te blijven.
Het is veel aannemelijker het gedrag van beide politici te verklaren uit het algemene probleem van mediagenieke rechtvaardiging van oorlogsverklaring door landen met een duurzame democratie. Links geeft dit ook wel toe. Linkse auteurs als Geert Mak betogen namelijk dat neoconservatieven een politiek van bangmakerij voeren die herinnert aan de razernij van communistenvreter Joseph McCarthy. Bij nader inzien blijkt echter dat ook links zich aanpast aan de trend van doorzichtigheid. Linkse politici overdrijven de dreiging van het broeikaseffect, de Poolse loodgieter (een Europese markt voor dienstverlening en arbeid van Den Haag tot Warschau), het neoliberalisme, de veramerikanisering, om slechts enkele voorbeelden van hun bangmakerij te noemen.
Kortom, de tactiek van overdrijving van dreiging is een vluchtheuvel voor alle politici die steun ontberen voor eigen plannen tot verandering van de bestaande toestand. Tegelijkertijd maken ze hun rivalen die geen risico's nemen uit voor struisvogels en noemen ze rivalen die andere risico's nemen paniekzaaiers.
| |
| |
| |
De waarheid in ons democratische midden
Wat te doen? Het zal duidelijk zijn dat er geen onmiddellijke bestrijding van een openbaarheidsoverschot bestaat. Ik zie de toeschouwersdemocratie als iets blijvends en de cultus van echtheid en wantrouwen als iets dat niet vanzelf overwaait. Het is onjuist beroemde politici en journalisten af te knijpen, partijcampagnes te verbieden, media te censureren en kiezers te dwingen tot actief burgerschap. Maar wat dan wel? Bij gebrek aan beter gok ik op een revitalisering van het monopolie op legitieme volksvertegenwoordiging van partijen, parlementen en overheden. Politici moeten moeite doen voor mijn stem door een programmatisch mandaat te vragen. Kiezers moeten moeite doen rationeel te stemmen. Politici moeten later moeite doen kritiek op hun beleid te verwerken door verantwoording tussentijds in het parlement en achteraf tijdens nieuwe verkiezingen. De pers, de omroep en het internet onderzoeken, verslaan en vertolken dit allemaal. Maar gekozen politici moeten in eigen kring naar beste inzicht de agenda bepalen, bediscussiëren, beslissen en uitvoeren zonder dat journalisten vierentwintig uur per dag over hun schouders meekijken namens de toekijkende kiezer, een soort verongelijkte god.
| |
Literatuur
Berman, Sheri, ‘Civil Society and the Rise of the Weimar Republic’, World Politics, 49, 3, 1997, 401-29. |
Bruin, G. de, Geheimhouding en verraad. De geheimhouding van staatszaken ten tijde van de Republiek (1600-1750). 's Gravenhage, 1991. |
Dekker, Wilco en Ben van Raaij, ‘Macht en invloed in Nederland’, de Volkskrant, 22 april-10 juni 2006. |
Habermas, Jürgen, Strukturwandel der Öffentlichkeit. Neuwied en Berlijn: Luchterhand, 1962. |
Hallin, Daniel C. en Paolo Mancini, Comparing Media Systems. Three Models of Media and Politics. Cambridge: Cambridge University Press, 2004. |
Hart, Paul 't en Marcel ten Hooven, Op zoek naar leiderschap. Amsterdam: De Balie, 2004. |
Hollander, A.N.J. den, Het démasqué in de samenleving. De journalistiek van de anti-schijn. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1976. |
Holmes, S., Benjamin Constant and the Making of Modern Liberalism. New Haven: Yale University Press, 1984. |
Kuran, Timur, Private Truths, Public Lies. Cambridge: Harvard University Press, 1995. |
Manin, Bernard, Principes du gouvernement représentatif. Parijs: Calmann-Lévy, 1995. |
Sen, Amartya, Development as Freedom. New York: Knopf, 1999. |
Zaret, David, Origins of Democratic Culture. Printing, Petitions, and the Public Sphere in Early-Modern England. Princeton: Princeton University Press, 2000. |
|
|