microfoon mij al bereikt. De cameraman sjokte achter hem aan. ‘Woont u hier?’ vroeg de jongen. ‘Ja,’ zei ik. (Als ik deze scène nog eens in mijn hoofd afspeel, denk ik wel eens dat ik had moeten zeggen: nee, ik heb een loper die op alle voordeuren van de stad past, net was ik nog bij jou. Maar dan had hij natuurlijk verteld dat hij helemaal niet in de stad woonde.) ‘Weet u,’ zei de jongen - hij had blonde krullen en een terugwijkende kin, wat hem tegelijkertijd iets gretigs en iets onbeduidends gaf - ‘weet u dat uw buurvrouw al meer dan een jaar dood op haar etage lag?’
‘Nee,’ zei ik. Ik deed een stapje terug en keek langs de gevel omhoog. ‘Eén of twee hoog?’
‘Twee hoog,’ zei de jongen.
‘Dat is naast mij,’ zei ik.
‘Had u contact met haar?’
‘Nee,’ zei ik. Toen ik mezelf later op televisie terugzag, merkte ik dat ik er mijn hoofd bij schudde.
‘En als u dit nou hoort, wat denkt u dan?’
Daar wist ik zo gauw geen antwoord op. ‘Tja,’ zei ik.
‘Wist u überhaupt wie daar woonde?’
‘Een alleenstaande vrouw?’ Het was een halve vraag, een uitgesproken vermoeden, en pas ik toen ik het 's avonds na het journaal terugzag, besefte ik waarop ik dat vermoeden had gebaseerd: de jongen had het over ‘uw buurvrouw’ gehad.
‘Ja, een alleenstaande vrouw,’ zei de jongen. (‘Alleenstaand, een woord dat je gedachteloos gebruikt, maar dat in dit geval een wrange bijklank krijgt,’ zei de commentaarstem tijdens de uitzending.)
Ik knikte. Op tv zag het eruit alsof ik onder de indruk was, maar eigenlijk denk ik dat ik gewoon wachtte tot de jongen weer wat zou zeggen.
‘Veertien maanden heeft ze daar gelegen,’ zei de jongen. ‘Aan de andere kant van uw muur, als ik het goed begrijp.’ Hij viel even stil, alsof hij de draad kwijtraakte. ‘Heeft u nooit iets geroken?’ vroeg hij toen.
‘Nee,’ zei ik. ‘Maar ik ben eigenlijk altijd chronisch verkouden.’ Dat laatste klonk een beetje raar. Terwijl ik het helemaal niet raar bedoelde, ik wilde alleen mijn antwoord wat uitbreiden om de jongen te helpen; hij leek niet helemaal te weten hoe het verder moest, en ‘nee’ klonk wel erg kort. Als iemand hier een fout had gemaakt, was het de jongen: de vraag of je niets hebt geroken stel je aan de buren die op dezelfde trap wonen, niet aan de buren van een trap verder. Op tv gaan dat soort subtiliteiten verloren; zeker in dit geval, omdat ik als enige in beeld was. De jongen zei: ‘Ja, daar kan ik niets mee,’ maar dat haalde de reportage niet. Nu stak ik meteen na mijn opmerking over