[Nummer 10]
Inleiding
Je hebt themanummers en gewone nummers. Voor de themanummers loop je je het vuur uit de sloffen, de gewone stel je op een terras samen. Voor een themanummer schrijf je de hele umma aan, een gewoon nummer komt gewoon naar je toe. De receptuur van een themanummer is weloverdacht en uiterst subtiel, die van een gewoon nummer lijkt een beetje op Olla Podrida, een gerecht waar Don Quichot zo dol op was.
Deze Spaanse hutspot stelt zich samen uit wat het seizoen zoal voortbrengt, vers van het land en rijk als het leven zelf. Zo is het ook met gewone nummers. De redacteuren doen het gewone werk, terrasje hier, terrasje daar, lezing, festival, feestje, een queeste een dwaze ridder waardig. Men vraagt, men krijgt aangeboden en vervolgens tijgt men rijk beladen ter redactie. Kijk, wat een wortel (zie hem staan), wat een ui (die gelaagdheid), wat een prei (beide), mmm, smient vandaag. Anekdotes sluiten de markt. Ken je die huiveringwekkend mooie foto van Brassinga, als een jonge zangvogel in een mandje, in d'r piereblootje? Ik heb een keer Franke horen voorlezen in een door een blizzard geteisterd Brussel en de sneeuw kwam zelfs luisteren. Ik zag hoe Mijnhardt in de lach schoot toen een van zijn collega's de naam van het Spaanse Valladolid (waar men ‘een schone in lachend dwepen, ten bolero mocht slepen’) ook op z'n Spaans uitsprak: Baljadolied. Hij deed dat boven een volle asbak en verduisterde de hele zaal.
Zo komen gewone nummers tot stand. Het zijn beste nummers. Don Quichot zou ervan smullen.
Namens de redactie,
willem otterspeer