Waarom zou een taalwetenschapper uit Leiden een minitaal in de Kaukasus beschrijven? En waarom zouden wij dat betalen?
Om met de eerste vraag te beginnen: de Leidse universiteit is gespecialiseerd in ‘rare’ talen. Hoogleraren als Frits Kortlandt, Robert Beekes, Alexander Lubotsky, George van Driem en Willem Adelaar hebben de vergelijkende taalwetenschap in Leiden tot grote hoogte gevoerd. Toen Lubotsky in 1976 als Moskouse student taalkunde eindelijk met zijn ouders het land uit mocht, kende hij, ook al onderhield Rusland nauwelijks contacten met het buitenland, de faam van Leiden als plaats voor de studie van talen als het Balto-Slavisch, Indo-Iraans, Germaans, Armeens, Quechua, Limbu en Keltisch. Van de oertaal achter de Indo-Europese familie, die in latere talen doorschemert via leenwoorden, stelt Lubotsky een etymologisch woordenboek samen - een project van tientallen jaren.
Ook de Kaukasische talen, waaronder het Georgisch, het Tsjetsjeens en het Hunzib, vormen een zelfstandige taalfamilie (net als de Afro-Aziatische talen, de Amerindische talen of de Eskimotalen). Linguïstisch is de Kaukasus een lappendeken, ieder dal zijn eigen taal. Weinig van die talen worden ook geschreven en door de overheersende positie van het Russisch en het Avaars lopen ze gevaar uit te sterven. En iedere taal heeft eigenaardigheden die zich niets aantrekken van de theoretische taalkunde en waarvan de kennis ons helpt de ontwikkeling van talen gedurende de afgelopen tienduizend jaar in kaart te brengen. Zo is in de jaren zeventig het Hixkaryana ontdekt, een indianentaal in het Amazonegebied met vijfhonderd sprekers. Het is voorzover bekend een van de zeer weinige talen met zinnen die het lijdend voorwerp vooraan plaatsen.
De taalkundige die veldwerk doet legt meer vast dan de taal alleen. Rituelen, goden, verhalen over de geschiedenis van de kosmos, mondelinge overleveringen, eschatologie: iedere taal is een venster op de wereld. Met het verdwijnen van een taal verdwijnt tegelijk de cultuur waarvoor die taal als voertuig diende. Van de tweehonderdvijftig aboriginaltalen in Australië zijn de meeste uitgestorven en ook de resterende zullen het waarschijnlijk niet redden - talen waarin een schat aan kennis over de geschiedenis van dat continent en zijn bewoners ligt opgeslagen. Taaldood is op zichzelf een natuurlijk proces. Al millennia sterven er talen uit en vormen zich