wel, maar dan hadden die leerlingen vast niet ook nog, zoals wij, Duits en Frans en Grieks en Latijn, en Nederlands natuurlijk, in hun lesprogramma, alles vele uren per week. Hebreeuws was facultatief. Veel meer dan de helft van alle lessen op gymnasium alfa werd aan talen besteed, heel eenzijdig natuurlijk, we hadden amper exacte vakken, maar het was tegelijk uniek, en beschavend.
Dit land is altijd een kruispunt van talen geweest. Een ‘talige’ cultuur, waarin de elite vanouds niet alleen Engels, maar ook Frans en Duits door haar spreektaal vlocht. Waar dames een groot uitgevallen hoed encombrant vonden, en speechende heren kwamen tot des Pudels Kern. Dat was een beetje aanstellerij natuurlijk, maar het getuigde ook van - ik zou haast zeggen: Weltoffenheit, en een besef dat wij hier maar een klein eilandje vormen, omringd door andere talen, grotere culturen. Van die grote buren leenden we woorden en citaten - sterker nog, zonder iets van Goethe en iets van Molière te hebben gelezen kwam niemand van de middelbare school af - zoals je van je buurvrouw een ei leent, of een kopje suiker.
Van dat nationale kenmerk is niet meer veel over.
Het is heel vreemd dat in een tijd waarin meer wordt gereisd dan ooit, meer over Europa wordt gesproken, waarin buitenlands eten gewoner is dan stamppot en de boeken van sommige buitenlandse auteurs eerder in Nederland verschijnen dan in hun eigen land - dat in deze tijd van een ontwikkeld mens niet meer wordt verwacht dat hij bijvoorbeeld een Duits tijdschrift kan lezen. Of zelfs maar een Franse toerist de weg kan wijzen - tenzij die Engels spreekt natuurlijk.
Engels is een ander geval, maar ook maar een beetje. Het is waar, Engels is de voertaal in het zakenleven en in grote delen van de academische wereld. Daar blijken ook geesteswetenschappers het vaak niet erg te vinden om urenlang, met een Engels vocabulair vol gaten, met gebrekkige grammatica en een ten hemel schreiende uitspraak over hun werk te spreken, of te worden ingelicht over dat van anderen. Onbegrijpelijk. Als je het over iets interessants hebt, iets wilt bespreken wat een beetje subtiel of ingewikkeld is, zou zoiets je toch vreselijk aan het hart moeten gaan: alsof je een goede biefstuk door een vermalser haalt. Kennelijk voelt men dat niet zo. En diezelfde geleerden nemen, áls zij na gedane arbeid al een boek lezen, zonder