maken van wat wij in de eenentwintigste eeuw deden en dachten. Onze huidige dorst naar meer informatie over de tijd van Teyler zal in schril contrast staan met de panische behoefte aan informatiereductie van de historicus in het jaar 2256.
Wat zouden wij de geïnteresseerde wereldburger in dat verre jaar willen laten weten over de verworvenheden van deze tijd? De nazaten van Teyler kunnen met recht en reden trots zijn op de wetenschappelijke vooruitgang die is geboekt sinds zijn royale nalatenschap. We weten veel meer dan we wisten, zoveel zelfs dat sommigen opnieuw de hoop hebben dat de resterende witte plekken op de kaart van de wetenschap in hoog tempo slinkende zijn. Een aanhoudende reeks verschrikkelijke oorlogen blijft demonstreren dat het laagje beschaving op de menselijke soort dun is en snel erodeert, maar een bezoek aan museum of concertzaal biedt voor dat deprimerende inzicht nog enige compensatie. Een onstuitbare drang naar meer en meer materiële welvaart heeft zich van grote delen van de wereld meester gemaakt, maar heeft nog net niet geleid tot totale onverschilligheid voor de achterblijvers in die race. Kunnen wij onze gevoelens van trots maar niet het beste koppelen aan die lichtpuntjes?
Veel keus is er niet. In de eenentwintigste eeuw zal het er meer dan ooit om gaan een gezamenlijke overlevingsstrategie te ontwikkelen, die het laagje beschaving intact laat en die het menselijk vernuft, door Teyler zo voorbeeldig bezongen, maximaal richt op dat ene doel: de duurzame bewoonbaarheid van deze planeet. Het is een opdracht waar wij maar matig op zijn voorbereid. Als wij ergens trots op kunnen zijn, dan is het op onze aarzelende bereidheid om onder omstandigheden van dolgedraaide consumptiedrang vast te blijven houden aan wat ons gunstig onderscheidt van de andere planeetbewoners: een besef van onze geschiedenis, van de hoopgevende momenten waarop wij even boven onszelf uitstaken, van de blijvende waarde van al te snel vergelend bedrukt papier.
Laten wij er daarom, met passende trots, vooral naar streven dat Teylers Museum op zijn minst nog twee en een halve eeuw behouden blijft.