Lucas Hüsgen
Huis der verbrandingen
Omdat ik toch altijd weer aan verbranden dacht.
Omdat ik bleef denken aan al hetgeen verbranden kon, alsof ik bleef denken.
Omdat alle woorden leken op wat verbranden kon. Steeds opnieuw trokken de woorden gezichten als alles wat verbrandde en wat maar verbranden bleef.
Omdat ook in alles wat verbranden kon een huis ontstond, en omdat ik tussen de verbrandingen geen woorden zag, toen ik er goed naar keek, en iedere keer weer mijn snoet wendde naar de woorden die ik wel degelijk zag, maar die zich er niet aan wensten uit te leveren.
Omdat ik net zoals diezelfde woorden steeds ergens anders heen moest, langs kuststroken, door de wetlands met wiekend wit, opdat het verbranden van de woning uit kon worden gesteld, kon worden uitgesteld totdat het wit zou zijn weggewiekt, en we de branding zouden horen, niets anders dan de branding.
Omdat je niet moet weten, als je het al probeert te onderkennen, waar verbranden woekert, en de kennis omtrent het verbranden zich uitbreidt, en je er niet aan hoeft toe te geven.
Omdat de vlammen die in het verbranden opgaan zichzelf net zo makkelijk wensen uit te stellen totdat de dader tevreden is, de men-