De Gids. Jaargang 169
(2006)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 473]
| |
Maria is de oma van Christus‘Humor en religie bieden allebei een oplossing voor de tegenstrijdigheid van het bestaan. Met name het katholicisme. Protestantisme niet, dat wil alles gaan uitleggen en eenduidig maken. Iets wordt dan of-of. Een boek is of canoniek of apocrief, maar niet allebei. Het protestantisme heeft een hekel aan tegenstrijdigheid. De katholieke kerk zegt, dit zijn de canonieke boeken, dat is een apocrief evangelie, maar toch hangt een kerk vol met apocriefe afbeeldingen. Maria-Hemelvaart bijvoorbeeld is een apocrief verhaal. Humor doet hetzelfde. Neem het dogma: God heeft alles gemaakt en voor God was er niets, en Maria is zijn moeder. Fantastisch. Maria is de moeder van God, Christus is de zoon van God, dus Maria is de oma van Christus, ze heeft haar eigen kleinkind gebaard, en haar zoon was daarvan de verwekker. Ik vind dat heerlijke dingen, alles buitelt door elkaar. Maar ze zijn meer dan alleen maar een grapje. Dogma's zijn mooie poëzie. “Maria is met lichaam en ziel ten hemel opgenomen.” Daar kun je eindeloos over nadenken, daar maak je opera's, poëzie en muziek mee. Een tekst is niet heilig, nee. Voor de katholieke kerk is de bijbel ook geen heilig boek.’ (Herman Finkers, cabaretier, in Het Vermoeden, ikon-televisie, 12 maart 2006.) | |
[pagina 474]
| |
De borsten van Angela MerkelIn de Volkskrant stond een fotootje met bijschrift: ‘In de carnavalsoptocht van Düsseldorf rijdt op 27 februari het evenbeeld van Merkel mee. Tussen haar borsten het rood aangelopen hoofd van haar politieke tegenstrever, de spd'er Platzeck.’ Het was het grappigste wat ik in maanden gezien had, deze gigantische deerne. Wat een prachtige groteske! Het toegewijde plezier waarmee deze immense wagen gemaakt moet zijn. Hoezo, Duitsers geen humor? Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar ik betwijfel of dit in Nederland (nog) zou kunnen, rondborstige spot met de politiek. Heeft ergens in ons land Rita Verdonk vijf meter hoog getroond op een carnavalswagen, met tussen haar borsten een benauwde Wouter Bos geperst? Of Femke Halsema fier boven een rochelende Verdonk? In mijn woonplaats Arnhem mochten de wagens niet hoger zijn dan de hoogspanningskabels van de trolleybus. De meest politieke thema's van de wagens waren de vogelgriep en de sluiting van de hoerenpanden in het Spijkerkwartier. Dat het carnaval in het diepe zuiden des lands natuurlijk allemaal véél grootser en gedurfder was - nou, des te beter. Streng wordt door niet-vierders (ex-vierders, andersgelovigen, cultuurpessimisten van uiteenlopende signatuur) geklaagd dat carnaval toch niets meer met vasten te maken heeft. Alleen maar zuipen, vreten en seks, en geen besef van de christelijke achtergrond van het feest. Carne vale: vaarwel aan het vlees, veertig dagen slechts één volle maaltijd per dag, als voorbereiding op Pasen, en ter herinnering aan het vasten van Jezus in de woestijn. Nog afgezien van een paar dingen: dat carnaval een heidense oorsprong heeft - Germaanse en Romeins-Griekse lentefeest - en en dat het carnaval na de Reformatie en Contrareformatie tweehonderd jaar heeft stilgelegen en dat het pas rond 1820 nieuw leven is ingeblazen vanuit Keulen en dat de kerk zo verstandig was om zich er niet tegen te verzetten maar zich het carnaval toe te eigenen als een ‘katholieke traditie’. (Bron: De Boonte Störm, cd en website van Bart Vonk, etnomusicoloog, voorheen drummer van de Sufgerukte Wallies uit Ten Esschen.) Afgezien van dit alles - moet carnavalsvierders verweten worden dat zij, net als de niet-vierders, in een maatschappij leven die tegelijk christelijk en postchristelijk is? | |
[pagina 475]
| |
Misschien wordt het tijd voor een nieuwe invulling van het begrip vasten, losgemaakt van de huidige westerse obsessie met voedsel en gezondheid. Ik denk aan vasten als onthouding van vooroordeel. Zich onthouden van defensieve overtuigingen om ruimte te scheppen voor tolerantie en nieuwsgierigheid. Vasten in deze zin biedt vast ook meer aanknopingspunten voor een gesprek tussen islamitische en andere Nederlanders dan een magere imitatie van de ramadan. | |
Mop van Noraly (7 jaar)Jezus en Maria zitten in de stal na de geboorte van hun zoon. Jozef gaat een wieg timmeren en slaat zich keihard op z'n duim. ‘Jezus!’ brult hij. ‘Goh,’ zegt Maria, ‘dat was ook een leuke naam geweest voor onze Harry.’ | |
Moslims lachen veel, maar niet om allesIk wil dat mijn dochter haar mop kan blijven vertellen. Het liefst zou ik zo'n soort mop in een islamitische variant ook uit de mond van haar vriendinnetje Leila horen. Over religie moeten grappen gemaakt kunnen worden, ook over God en de heiligen. Er zijn moslims die dit ook vinden, maar niet zoveel vermoed ik. In het debat over de Deense cartoons bestrijdt de jurist en arabist Maurits Berger dat moslims een gebrek aan humor zouden hebben. Moslims lachen juist veel, ze zijn dol op zelfspot en de cartoonisten in de Arabische wereld zijn gevreesd. Maar over religie maken ze geen grappen. Want religie beschouwen zij als hun identiteit. Berger, die jarenlang de sharia heeft bestudeerd in Syrië, stelt bovendien dat dit voor veel Arabieren geldt, of zij nu moslim, christen of jood zijn. Maar anderzijds zijn heel veel moslims geen Arabieren, dus dit als een herinneringswaard terzijde. ‘In het Westen is religie voor velen - opnieuw: niet allen - een label dat je kan opplakken en wegnemen,’ zegt Berger (NRC, 7 februari 2006). Voor moslims is ‘spotten met de essentie van een religie daarom meer dan spelen met een labeltje: het wordt opgevat als lichtzinnig omgaan met iemands identiteit’. Berger pleit er om pragmatische redenen voor rekening te | |
[pagina 476]
| |
houden met deze opvatting. Vanwege de politieke geladenheid van de afgelopen jaren is een pas op de plaats aan te bevelen. We moeten onze westerse waarden geen geweld aandoen, maar een tijdelijke stilte van de kant van het Westen ten aanzien van de islamitische religie kan verstandig zijn. Nu deed Berger dit pleidooi voor terughoudendheid in de context van de woedende reacties op de gewraakte cartoons in het Midden-Oosten. Maar op een iets andere manier zou hij het ook voor Nederland willen laten gelden. Na 11 september, stelt Berger, is in Nederland in één klap een miljoen moslims gecreëerd; een groep die etnisch, religieus en linguïstisch eerst heel gefragmenteerd was, heet nu ‘de islam’. ‘Ik vraag mij af of de benaming moslim ons helpt in de dialoog, die voornamelijk over radicalisering en integratie gaat. Het zou een goede oefening zijn om het woord islam een tijd - laten we beginnen met drie maanden - niet te gebruiken.’ (Interview door Peter van Klinken, VolZin, 10 maart 2006.) | |
Zwarte huidjes, witte bruidjesIk deel Bergers pragmatische insteek en zijn voorstel voor een oefening in onthouding is beslist origineel. Aan de andere kant kleeft de pragmatische aanpak een risico van onverschilligheid aan. Doe je rare rituelen maar, als ik er maar niets van merk. Het voedt het taboe op religie in onze samenleving, dat de keerzijde is van een preoccupatie met religie. Het verdringen of negeren van religie is in mijn ogen geen optie. Laat staan het uitbannen ervan. Dat roept alleen maar spoken op. Religie is voor velen in de westerse cultuur een label dat je kunt opplakken en wegnemen, ja. Dat is het voor mij ook. En soms ook weer niet. De tegenstrijdigheid van het bestaan dringt zich dan op, zeg maar. Ik zou mezelf niet snel een ‘gelovige christen’ noemen (zoals wel Maurits Berger), maar toch deed het me plezier dat mijn dochter aangaf de eerste communie te willen doen. De viering was een ontroerende religieuze grap vol poëzie. Tien meisjes en vier jongetjes (de bescheiden oogst uit twee grote wijken in een grote stad), van wie acht Nederlands-wit, één katholiek Hindoestaans, drie creools-Surinaams en één Antilliaans. Een vijftiende commu- | |
[pagina 477]
| |
nicantje was virtueel aanwezig, een gehandicapt meisje uit Vietnam, geadopteerd door de groep via het Lilianefonds. De voorganger was een knappe jonge man uit India, want Nederland levert bijna geen inheemse priesters meer. De zwarte meisjes waren gekleed in wolken van witte jurken, zoals vroeger de bruidjes in de processies. De witte meisjes droegen kleurige leggings en haltertruitjes. Als speciale attractie zat de vader van een van de Surinaamse meisjes weggedoken in een bank: een oud-international van het Nederlands elftal. ‘Is dat niet...!’ Schuchter gaf hij handtekeningen weg. Er gaan stemmen op om alle uiterlijke zaken bij de eerste communie te beperken. Al die aandacht voor kleren, kapsels, cadeaus, het leidt af van de innerlijke beleving van het geloof. Het zal best, maar wat dan nog? In mijn beleving was ik daar te midden van dat postkoloniale carnaval even in een culturele vrijplaats die de Nederlandse samenleving momenteel zelden nog te bieden heeft. |
|