De Gids. Jaargang 169(2006)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 409] [p. 409] Joseph Brodsky Maritieme manoeuvres Duikvlucht van pterodactyli op een regiment ichtyosauriërs. Aanval op de opponent door een vuurspuwende schubsalamander - eerder een nakomeling van ons, dan een voorvader. Het zoveelste jaar na Christus verstrijkt obligaat. De ongerieven van de vrijgezellenstaat. Zomaar een hotel. En de ingezette terugkeer naar het weekdier laat de kroonluchter wiegen als zeewier. Sevastopol, juni 1967 [pagina 410] [p. 410] Elegie Dit stadje in het zuiden was de plaats waar ik eens met een vriend had afgesproken. We waren nog heel jong, en de ontmoeting, zo hadden we bepaald, zou op de pier zijn die uit de oudheid stamt. Dat ie bestond, dat hadden we in menig boek gelezen. Sindsdien zijn er veel golven aangerold. M'n vriend is op het droge vastgelopen, is in zijn eigen leugentjes gestikt; ik ving te zwerven aan. En wederom sta ik op deze plek. Geen sterveling die mij hier welkom heette. Ook ikzelf heb niemand meer tot wie ik zeggen kan: kom dan en dan daarheen. Gekrijs van meeuwen. Het kabbelen en bruisen van de golven. Een vuurtoren die meer de aandacht trekt van fotografen dan van varenslieden. Ik sta alleen, op eeuwenoud basalt, mijn triestheid werpt geen smet op het antieke, accentueert het slechts. En eens te meer blijkt dat de aarde rond is als je ergens belandt waar helemaal niets is, behalve herinneringen. 1968 (?) [pagina 411] [p. 411] Een lichtgeel jack Een puber in een lichtgeel jack weerstaat een hek, of nee, de gruwelijke kaken van femme fatale Gorgo, beziet de straat en tal van aanverwante zaken. Er schemert in z'n wezenloze blik behalve afkeer van diepzinnigheden de nonchalance waarmee Perseus keek naar tegenstanders die hij deed verstenen. Niets haalt de slungel uit z'n lethargie, zelfs meisjes niet die naar hem gillen. Het koude hek verschaft een alibi: wanneer dat doordringt tot z'n billen, recht hij ineens de rug en in een tel wordt ie van een relaxte, lome wachter een sprinter naar een autobus - hoewel het leven vóór hem langer is dan achter. Een gure straat. Daarboven een nat doek. En dan die gele klodder in de regen die aan een schietschijf denken doet; beweeglijk, maar niets hebbend met bewegen. 1970 [pagina 412] [p. 412] Herfstavond in een kleine doorsnee stad die niettemin de landkaart wist te halen (de topograaf begon misschien te malen óf heeft de burgemeestersvrouw gehad). Moe van haar eigen capriolen kan de Ruimte zich hier van haar last bevrijden: niet groot(s) zijn maar de schaal aannemen van Main Street, eenvoudig zijn dus, en bescheiden. De Tijd, verkleumd tot op het bot, aanschouwt de klok boven een warenhuis waarbinnen al wat de wereld voortbrengt is gestouwd: van telescoop tot speld en schilderslinnen. Een bioscoop, wat verderop een paar saloons, waarin je niet moet blijven hangen, een stenen bankgebouw met adelaar, een kerk die geen gelovigen kan vangen en in vergetelheid zou zijn geraakt als je ernaast geen postzegels kon kopen. En werd hier nooit een baby meer gemaakt, dan zou de dominee wel auto's dopen. Sprinkhanen breken door de stilte heen. Om zes uur 's avonds komt de stad tot stilstand, of er een kernbom viel. Je bent alleen. De maan beschrijft een cirkel in het vierkant dat venster heet - 't is door en door bekend. Is er een Buick zo goed hier langs te rijden, dan enkel om het oorlogsmonument met zijn koplampen even uit te snijden. [pagina 413] [p. 413] Hier droom je van een brief met jouw adres, en niet van vrouwen, zelfs niet van geklede. Aan de verzuurde melk op je bordes bemerkt de buurt dat je bent overleden. Je kunt hier leven als een kluizenaar, broom slikken, tijd vergeten, vegeteren, je in de spiegel, als een straatlantaarn in opdrogende plassen, inspecteren. 1972 [pagina 414] [p. 414] Oorlog in de wijkplaats Cyprus Dood komt in de gedaante van een kogel uit geurend struikgewas, en treft de twee. Het schot oogt als een fladderende vogel, een palmboom wuivend in de wind uit zee. Een lege villa. Een gescheurd fronton met scènes van antieke lotgevallen. Ver weg in zee een nieuwe Phaëthon, beduidend rustiger omlaag gevallen. Poserend voor een foto in een blad zijn op het wit geblaakte kiezelpad twee starre lichamen achtergebleven om zich aan maanlicht bloot te geven. 21 juli 1974 [pagina 415] [p. 415] vertaling: peter zeeman Vorige Volgende