de schrijver van De laatste tyfoon f 600.000,-; de kosten voor de aangeklaagde bedroegen f 128.463,08.
Resultaat één: tweemaal vrijspraak en jarenlange stigmatisering van de aangeklaagde. Hij voelde zich gereduceerd tot één enkel zinnetje dat duizendvoudig uit zijn verband gerukt in de kranten verscheen en las met stijgende bevreemding en vervreemding wat er in de media over hem werd beweerd. Hartverwarmende solidariteitsbetuigingen ontving hij van een handvol schrijvers (Theo van Gogh, Theun de Vries, A.F.Th. van der Heijden, Rudy Kousbroek, Marcel Möring en Atte Jongstra), beschuldigingen en beschimpingen van veel meer scribenten.
Resultaat twee: de Staat der Nederlanden of wie dan ook zal zich minstens twee keer bedenken voordat hij een aanklacht wegens smaad of belediging tegen een schrijver indient. Het Europese Hof heeft in diverse uitspraken gezegd dat een wettelijke beperking van de vrijheid van meningsuiting ook noodzakelijk moet zijn. In verband daarmee heeft het Hof vastgesteld dat in een democratie de vrijheid van meningsuiting er niet alleen is om vrolijke boodschappen rond te strooien maar ook om informatie, ideeën en meningen te publiceren die kwetsen, schokken of verontrusting zaaien (‘offend, shock and disturb’). Precies die formulering hebben de rechtbanken in Groningen en Leeuwarden, waar de schrijver in 1994 en 1995 terechtstond, overgenomen.
Helaas zijn de rechtbanken in Istanbul en Ankara nog lang niet zover. En dat blijft kwetsend, schokkend en verontrustend, ondanks het seponeren van de zaak tegen Orhan Pamuk, de eerste schrijver in een moslimland die de fatwa tegen Salman Rushdie veroordeelde en de kant van collega Yasar Kemal koos toen die in 1995 werd aangeklaagd. Pamuk is voor het toekomstig eu-lidmaatschap van Turkije omdat dat vooruitzicht de Turkse regering ertoe dwingt de aarzelend begonnen hervormingen ook daadwerkelijk door te zetten en het Turkse militaire apparaat uit de politiek te verwijderen. Alleen al het uiten van die mening getuigt van moed.
Een schrijver die, tot zijn verbijstering, in een strafproces verwikkeld raakt en in de media leest wat er zoal over hem en zijn zaak wordt beweerd, krijgt al snel het idee dat het over een ander gaat, dat er willens en wetens een misvormd beeld van hem in de bladen wordt gecreëerd. Niet alleen voelt hij zich geïntimideerd en bij voorbaat gecensureerd doordat hij moet voorkomen, er is ook het gevoel van bezoedeling, monddood zijn. Alsof hem het woord is ontnomen, alsof hij elke dag weer zijn eigen karikatuur tegenkomt in de slordig citerende