schrijver toe te lichten en daar eigentijdse inzichten over te ontwikkelen. Hij had de grens tussen maatschappelijk en literair engagement opnieuw kunnen trekken - in wat zijn hoogstpersoonlijke en roemruchte Verdrag van Frankfurt had kunnen worden.
Of, geheel anders, hij had zijn aarzelingen duidelijker naar voren kunnen brengen, kunnen zeggen wat het betekent overvallen te zijn door een waarheid die buiten je staat of - voor mijn part - die groter wordt dan je aankunt. Hij had terug kunnen grijpen op Sartres Over het existentialisme. Sartre pleitte daarin voor een revolutionair engagement buiten de partijen om - om juist zo de partijen te beïnvloeden.
Met zijn keuze voor de roman lijkt Pamuk hier namelijk bij aan te sluiten: hij kiest geen partij maar is er wel op uit te beïnvloeden. Middels de roman kan hij zich ‘de ander’, ‘de vreemde’, ‘de vijand’ toe-eigenen en de denkbeeldige barrières tussen ‘ik’ en ‘de ander’ opheffen. Zodat wij, revolutionairen, politici, burgers, moslims, reactionairen de wereld kunnen begrijpen en ongedierte als in Kafka's De gedaanteverwisseling ons vertrouwd kunnen worden.
De werkelijke, al dan niet politieke, opgave voor de schrijver is volgens Pamuk dan ook antwoord geven op vragen als: ‘Was wäre, wenn ich eines Morgens als ungeheures Ungeziefer erwachte?’ In het licht van zijn eigen dramatische lotswisseling kan dit nauwelijks een willekeurig gekozen voorbeeld zijn. De ene dag nog was hij een gevierde internationale schrijver, de volgende dag de belediger van de Turkse staat, gekruisigd door nationalisten, getergd door politici en getest op ‘waarheidsconsistentie’ door lezers als ik. Een achteloze slip of the tongue over Armeniërs, een vermoeid moment in een interview, werd een gebeurtenis die het gehele schrijverschap in het geding plaatste. Het oeuvre dat losjes als een zomerjas om de schouders van de schrijver hing, is hem afgerukt en in een ander klimaat op zijn winterhardheid beproefd. En de schrijver wordt gedwongen zich te harnassen tegen wat hem dreigt te transformeren tot een abstract monster. Pamuk als de Gregor Samsa van de publieke opinie. Tegen zijn wil is hij een van van Dostojevski's ‘creaturen die opeens overrompeld worden door een of andere meeslepende gedachte en daardoor dan meteen als het ware worden verpletterd, soms zelfs voorgoed [...]. En zo verloopt dan hun hele verdere leven als in laatste stuiptrekkingen onder een steen, die op hen gewenteld is en hen al half heeft platgedrukt.’ (Boze geesten)
Het is, denk ik, om aan die verstikkende zwaarte te ontsnappen dat Pamuk zijn vrijheid in de ideale ruimte van de roman zoekt. Hij roemt zijn onontkoombare en rijke traditie die de mensen gedwon-