| |
| |
| |
Orhan Pamuk
In Kars en Frankfurt
Het is me een groot genoegen om in Frankfurt te zijn, de stad waar Ka, de hoofdpersoon van mijn roman Sneeuw, de laatste vijftien jaar van zijn leven heeft doorgebracht. Mijn per
sonage Ka is Turks. Hij en Kafka zijn dus niet in den bloede aan elkaar verwant, maar wel in literair opzicht. Over die literaire verwantschap zal ik straks meer zeggen. De naam van mijn personage Ka luidt voluit Kerim Alakusoglu, maar omdat die naam hem niet bevalt geeft hij er de voorkeur aan die af te korten. Ka is aan het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw als politiek vluchteling naar Frankfurt gekomen. Hij is echter niet zo heel erg begaan met politiek, eigenlijk heeft hij er ronduit een hekel aan. Hij leeft voor de poëzie. Dichter is hij, mijn personage, en hij woont in Frankfurt. De politiek is hem in Turkije per ongeluk overkomen, tegen zijn zin op zijn pad gekomen. Over politiek die je per ongeluk overkomt wil ik vandaag ook nog iets opmerken, als daar tenminste voldoende voor tijd is. Want er is veel te zeggen. Maakt u zich echter geen zorgen: mijn romans zijn lang, maar ik hou het kort.
In het jaar 2000, vijf jaar geleden dus, ben ik naar Frankfurt gekomen, om een redelijk nauwkeurige beschrijving te kunnen geven van de stad in de jaren tachtig en begin negentig van de vorige eeuw: het Frankfurt waar Ka zijn laatste jaren sleet. Twee personen die zich nu onder het publiek bevinden hebben mij toen ruimhartig ter zijde gestaan. Dankzij hen kon ik het kleine parkje vinden, in de buurt van de Gutleutstraße, achter de oude fabrieksgebouwen, waar mijn personage zo vaak kwam tijdens zijn laatste jaren. Ook liep ik met hen de route van Ka's huis naar de gemeentebibliotheek, waar hij iedere dag zoveel uren doorbracht, langs het stationsplein, door de Kaiserstraße, langs de seksshops en langs de Turkse groentezaken, kappers en kebabzaken in de Münchenerstraße tot aan het Hauptwacheplein; ook de kerk waar wij ons nu bevinden passeerden we. Op die manier kon ik mij een goede voorstelling vormen van de weg die Ka iedere ochtend aflegde. We gingen naar het Kaufhof, waar Ka de jas kocht die hij
| |
| |
nog vele jaren met trots en graagte zou dragen. Twee dagen lang liepen we door oude en arme wijken waar veel Turken wonen, bezochten moskees, kebabzaken, Turkse verenigingen en koffiehuizen. Het ging hier om mijn zevende roman, maar ik weet nog goed hoe ik overdreven gedetailleerde notities maakte, alsof ik een onervaren en een tikje pietluttige romanschrijver was, bezig met zijn eerste boek. Details als: ging in de jaren tachtig die tram daar ook de hoek om...
Dezelfde tochten ondernam ik in Kars, een kleine stad in het noordoosten van Turkije, waar de roman zich grotendeels afspeelt. Ik kende Kars nauwelijks, en om mijn roman daar te kunnen situeren ben ik er talloze malen geweest, ik ben er verbleven, heb er mensen ontmoet en vrienden gemaakt, en heb de stad straat voor straat, winkel voor winkel, leren kennen. Kars is Turkijes meest afgelegen en vergeten stad, en in die stad heb ik door de meest afgelegen en vergeten buurten gedwaald, heb er in de drukbezochte theehuizen gesproken met werklozen die iedere hoop op een baan hadden opgegeven, met middelbareschoolleerlingen, met civiele en geüniformeerde politieagenten die mij constant in de gaten hielden, en met de hoofdredacteuren van kranten met een oplage die de 250 niet overschreed.
Ik vertel dit alles niet met het oogmerk u uit te leggen hoe ik Sneeuw geschreven heb. Ik vertel dit alles om een kwestie te kunnen aansnijden die nauw verbonden is met het schrijven van romans, een kwestie waarvan ik me steeds meer bewust word, namelijk: hoe de ‘ander’, de ‘vreemde’, de ‘vijand’ die in ons hoofd zit, te transformeren. Natuurlijk, romans moeten over mensen gaan en hen uitbeelden in situaties die we kennen, die ons bezighouden en die op onze eigen situatie lijken. We willen vooral dat een roman ons vertelt over iemand als wijzelf, sterker nog: dat hij iets vertelt over onszelf. We schrijven over een vader, een moeder, een familie, een huis, een straat, een stad, en die lijken allemaal op de onze; we schrijven over het land dat wij het beste kennen. Maar de merkwaardige en magische regels van de romanschrijfkunst zorgen ervoor dat onze familie, ons huis, onze stad in een oogwenk getransformeerd wordt tot ieders familie, huis of stad. Er wordt vaak gezegd dat de Buddenbrooks een te autobiografische roman is. Maar toen ik op zeventienjarige leeftijd dit boek in één adem uitlas, had ik niet het idee dat ik het verhaal over de familie van de - mij onbekende - schrijver las, maar een algemeen verhaal over een familie waarmee ik mezelf gemakkelijk kon identificeren. Het wonderbaarlijke mechaniek van de romanschrijfkunst dient ervoor om ons eigen verhaal aan de ganse mensheid voor te leggen als het verhaal van een ander.
Zeker, de kunst van het romanschrijven is de kunst om ons eigen
| |
| |
verhaal te vertellen als was het andermans verhaal: maar dit is slechts één kant van deze machtige kunst, die al vierhonderd jaar met al haar kracht lezers weet te ontroeren en ons, schrijvers, in een duizelingwekkende verrukking brengt. Maar er is nog een andere kant. En die kant heeft mij naar de straten van Frankfurt en Kars gevoerd: het vermogen om andermans verhaal te vertellen als was het ons eigen verhaal. Met behulp van goede romans kunnen we op die manier de grenzen verleggen, eerst die van anderen, daarna die van onszelf. De anderen worden ‘ons’, wij worden ‘de ander’. Een roman doet natuurlijk beide tegelijk. Hij vertelt over ons eigen leven alsof het andermans leven is, en biedt ons tegelijkertijd de mogelijkheid over andermans leven te schrijven alsof het ons eigen leven is. Je hoeft daarvoor niet met alle geweld naar andere straten, andere steden te gaan, zoals ik dat voor Sneeuw heb gedaan. De meeste romanciers vertrouwen op hun voorstellingsvermogen wanneer zij zichzelf als anderen willen beschrijven of anderen tot zichzelf willen maken. Laat ik met een voorbeeld verduidelijken wat ik net zei. Dat voorbeeld kan tevens dienen om het idee van literaire verwantschap nogmaals bij u in herinnering te brengen: ‘Wat zou er gebeuren als ik op een morgen wakker werd en ontdekte dat ik was veranderd in een reusachtige kakkerlak?’ Naar mijn mening schuilt er achter iedere grote roman een schrijver die er met volle teugen van geniet om zichzelf voor te stellen als een ander. Achter iedere grote roman schuilt een scheppende kracht die de eigen grenzen verlegt. Stel dat u op een morgen in de gedaante van een reusachtige kakkerlak wakker wordt, over de muren en de plafonds rent, dat iedereen in huis u met afgrijzen bekijkt, dat uw ouders u bekogelen met appels. Om zich zoiets te kunnen voorstellen hoeft men geen studie van insecten te maken, men moet Kafka zijn. Maar om
onszelf in een ander te kunnen verplaatsen is enig onderzoek niet altijd overbodig. En dan moeten we ons vooral verdiepen in de vraag: ‘Wie is die “ander” die wij willen verbeelden?’
Deze persoon lijkt gewoonlijk niet op ons, appelleert zelfs aan onze meest primitieve defensieve en offensieve reflexen, aan impulsen van angst en walging. Wij weten dat het juist deze gevoelens zijn die ons voorstellingsvermogen en ons vermogen te schrijven in beweging kunnen zetten. Afgaand op de regels van de kunst die hij beoefent, voelt de ‘romanschrijver’ wel aan dat hij voor zichzelf het beste resultaat bereikt als hij zich met ‘de ander’ vereenzelvigt. Ook weet de romancier dat hij zichzelf bevrijdt wanneer hij probeert precies het tegenovergestelde te denken van de algemeen heersende opinies en overtuigingen. De geschiedenis van de roman is net zo goed te beschrijven als de geschiedenis van het vermogen je in een ander te ver- | |
| |
plaatsen, de geschiedenis van het vermogen jezelf te veranderen met behulp van je voorstellingsvermogen, jezelf te bevrijden.
De roman Robinson Crusoe leeft zich minstens evenveel in de slaaf Vrijdag in, als in Robinson zelf. En Don Quichote gaat niet alleen over de ridder die in een wereld van boeken leeft, maar zeker ook over Sancho Panza, zijn knecht. Ik hecht eraan om Tolstojs mooiste roman, Anna Karenina, te lezen als een roman waarin een gelukkig getrouwde man zich inleeft in een ongelukkig getrouwde vrouw die ten onder gaat. Tolstoj heeft zich daarbij een andere mannelijke auteur ten voorbeeld gesteld: Flaubert, een schrijver die nooit getrouwd is geweest maar zich in de ongelukkige Madame Bovary inleefde. Het eerste grote klassieke werk in de romanliteratuur, de allegorische roman Moby Dick van Melville, heeft Amerika's angsten van die tijd, te weten alles wat anders is, verwoord met behulp van een witte walvis. Wij literatuurliefhebbers kunnen ons nu het zuiden van de Verenigde Staten niet voorstellen zonder Faulkners zwarten van destijds. Als een Duitse auteur de pretentie heeft zich tot heel Duitsland te richten maar in zijn werk de Turken en de ongemakkelijkheid die met hen samenhangt niet verwoordt, al is het maar in indirecte toespelingen, dan voelen wij dat er iets aan zijn werk ontbreekt. Op die manier ervaar ik ook het werk van een Turkse auteur als incompleet wanneer die de Koerden, minderheden en onbespreekbare periodes in de Turkse geschiedenis niet aan de orde stelt.
In tegenstelling tot wat velen denken, heeft de politieke betrokkenheid van een romanschrijver niets te maken met een toewijding aan politieke idealen en lidmaatschap van gemeenschappen, partijen of groeperingen. Het engagement van een romanschrijver komt voort uit zijn verbeeldingskracht, zijn vermogen zichzelf in een ander te verplaatsen. Dit vermogen maakt hem niet alleen tot iemand die een nooit eerder verwoorde menselijke realiteit vertolkt, het maakt hem ook tot spreekbuis van hen die nooit hun stem verheffen, van degenen van wie de boosheid niet wordt opgemerkt, van woorden die zijn ingeslikt en niet eerder werden uitgesproken. Een schrijver heeft - zoals ook ik in mijn jeugd - misschien niet de intentie om zich intensief met politiek te bemoeien, misschien staat hem zelfs wel iets totaal anders voor ogen. Demonen, de grootste politieke roman aller tijden, wordt vandaag de dag niet gelezen als een polemische roman tegen de verwestersing en de nihilisten, zoals Dostojevski bedoeld had, maar als een boek dat ons het grote geheim onthult van de Slavische ziel, de Russische realiteit. Een geheim als dit kan alleen ontdekt worden door romans te schrijven. Dergelijke inzichten kunnen we niet opdoen door kranten en tijdschriften te lezen, of door televisie te kijken.
| |
| |
Dit soort specifieke en onvergelijkelijke kennis over de geschiedenis van mensen en naties en over hun persoonlijk leven, kennis die ons verontrust, beangstigt door haar diepgang, verbijstert door haar eenvoud, kunnen wij slechts verkrijgen als we geduldig en aandachtig de grote romans lezen. Ik wil, nu we dit onderwerp toch aanroeren, wel zeggen dat dit diep in de geschiedenis verankerde geheim dat Dostojevski's Demonen de lezer zachtjes in het oor fluistert, ook mij heel na staat, een geheim dat bekneld is tussen nederigheid en trots, tussen schaamte en woede. Dat dit geheim mij na staat, heeft natuurlijk te maken met de spanning die een schrijver voelt, de haat-liefdeverhouding die hij ervaart wanneer hij tussen twee werelden leeft doordat hij zichzelf niet als volkomen westers beschouwt maar wel verblind wordt door de schittering van de westerse beschaving.
En zo zijn we op de kwestie van Oost en West gekomen - een geliefd onderwerp bij journalisten. Maar als ik zie welke betekenis deze woorden soms krijgen in de westerse media, dan denk ik dat het misschien beter is om het onderwerp maar onaangeroerd te laten. Oosterse landen die zich niet willen voegen naar wat het Westen en Amerika van hen eisen: dat is maar al te vaak het perspectief van waaruit de Oost-Westkwestie bekeken wordt. Hiermee wordt geïmpliceerd dat het Westen de cultuur, de manier van leven en de politiek in de regio waar ik vandaan kom, als een lastig probleem ervaart; er wordt van schrijvers als ik zelfs verwacht dat zij er een oplossing voor verzinnen. Laat ik meteen opmerken dat deze kleinerende retoriek een onderdeel van het probleem is. Maar los daarvan bestaat er wel degelijk een Oost-Westkwestie en dat komt niet alleen door de neerbuigende retoriek die in het Westen gehanteerd wordt. Het is veeleer een kwestie van arm en rijk, een kwestie van oorlog en vrede ook.
In de negentiende eeuw raakte het Osmaanse Rijk in het Westen in moeilijkheden en leed nederlaag op nederlaag, toegebracht door westerse legers. Toen het Rijk als gevolg daarvan uiteen begon te vallen raakten de Jong Turken, de generatie bestuurders van de toekomst, maar ook de laatste Osmaanse sultans bijzonder onder de indruk van deze oogverblindende superioriteit en voerden een aantal op westerse leest geschoeide hervormingen door. Aan de moderne republiek Turkije en de westerse hervormingen van Kemal Atatürk, die daar de kern van vormen, ligt dezelfde logica ten grondslag, namelijk de overtuiging dat traditie, de religieuze infrastructuur van destijds, en de vroegere cultuur er debet aan waren dat Turkije zo verarmd en verzwakt was. Ook ik laat me regelmatig meeslepen door deze goedbedoelende maar simplistische en naïeve overtuiging, afkomstig als ik ben uit een verwesterde middenklassefamilie uit Istanbul. De opti- | |
| |
mistische wil van de verwestersing was om de eigen cultuur en het eigen land te veranderen en te verbeteren, domweg door het Westen te imiteren. Maar omdat het voornaamste oogmerk van de OsmaansTurkse hervormingsbeweging was het land rijker, gelukkiger en sterker te maken, was het niet alleen een westers georiënteerde beweging, maar evenzeer een lokale en - jawel - nationalistische beweging. Evengoed was het wel een beweging van verwestersing; men had dan ook diepgaande kritiek op de eigen cultuur en op een aantal fundamentele karakteristieken van het land, die men net als westerlingen afkeurde en waardeloos vond, al werd dat misschien niet met dezelfde overtuiging en retoriek verwoord. Dit brengt een andere, zeer diep verborgen en verwarrende emotie naar de oppervlakte, een emotie die ik ervaar bij de reacties die ik op mijn romans krijg, maar ook in mijn eigen betrekkingen met het Westen, namelijk een gevoel van schaamte. De problemen tussen Oost en West, of, geformuleerd in woorden die mij meer zeggen,
tussen traditie en moderniteit, of tussen mijn land en Europa, vinden een voedingsbodem in gevoelens van schaamte, die nooit volledig afwezig zijn. Ik probeer deze schaamte steeds in overeenstemming te brengen met een tegengestelde emotie: trots. Wij weten het allemaal: waar iemand overdreven trots is en zich al te fier opstelt, vinden we ook de schaduw van de schaamte en de vernedering van ‘de ander’. Iemand die het idee heeft dat hij verschrikkelijk vernederd wordt, kan ons juist met een trots nationalisme tegemoet treden. Deze schaamte, trots, vernedering en woede vormen belangrijk materiaal voor mijn romans. En omdat ik uit een land kom dat bij Europa aan de deur klopt, weet ik hoe makkelijk deze gevoelens gekrenkt kunnen worden en hoe gevaarlijk ze dan kunnen opflakkeren. Ik zou u graag over deze schaamte willen vertellen, op fluistertoon alsof ik u een geheim verklap, dezelfde fluistertoon die ik hoor als ik Dostojevski's romans lees. De romankunst heeft me geleerd dat het ons vrij maakt als we de schaamte die we als een geheim verborgen willen houden, met anderen kunnen delen.
Zodra deze vrijheid een aanvang neemt, word ik echter in mijn hart de problemen gewaar die samenhangen met het vertegenwoordigen van anderen, het morele dilemma te praten in naam van iemand anders. Het kwetsbare gevoel dat ik bedoel, de nationalistische schaamte of de lokale gevoeligheid, voelt zich even ongemakkelijk bij de spiegel die de romancier hem voorhoudt als bij diens verbeeldingskracht. Indien de waarheid geheim blijft, hoeven we ons er slechts in stilte voor te generen, maar de verbeeldingskracht van de auteur maakt dat zij niet langer een geheim blijft, en verandert in een tweede wereld die wij onder ogen moeten zien. Zolang de roman- | |
| |
schrijver met de regels van de wereld, de verborgen geometrie van het leven speelt zoals een kind met zijn speelgoed, met een instinctief gevoel dat hij niet geheel kan bevatten, voelen families, gemeenschappen, teams, stadsgenoten, stammen, kortom iedereen zich in zekere mate onbehaaglijk. Dit is een gelukkig onbehagen. Hoe meer romans we lezen, hoe meer ze ons laten voelen dat ook de wereld waarin wij leven door iemand is verzonnen, net als sprookjes en verhalen dat zijn, en hoe meer die romans de uitspraken onthullen die door families, scholen en samenlevingen zijn toegedekt en weggestopt; en belangrijker nog, ze maken het mogelijk om daarover te denken. Wij kennen allemaal het genot een roman te lezen: we houden ervan om te zien hoe iemand zijn weg vindt tussen anderen, hoe zijn verstand en zijn ziel in aanvaring komen met de wereld, hoe die persoon verandert, wat voor relatie hij onderhoudt met zijn omgeving en met voorwerpen, en wat voor woorden de schrijver kiest in het volgen van al dit gewoel, wat voor voortvarendheid hij aan den dag legt, waar zijn aandacht naar uitgaat. We weten dat hetgeen we lezen het product is van de verbeeldingskracht van de auteur en tegelijkertijd gemaakt is uit het materiaal van de wereld waarin wij leven. Romans zijn geen pure fantasie, en evenmin een en al realiteit.
Het lezen van een roman betekent een confrontatie: niet alleen met de verbeeldingskracht van de auteur, maar ook met een realiteit waarvan wij deel uitmaken en die we nieuwsgierig betasten. Als we ergens in een hoekje, of uitgestrekt op bed of bank een roman lezen, dan flitst onze verbeeldingskracht voortdurend heen en weer tussen de wereld van de roman en onze eigen wereld. We zijn nog niet begonnen een roman te lezen of daar zijn we al bezig ons een ‘ander’ voor te stellen bij wie we nooit geweest zijn, die we niet kennen, van wie we niets weten. Of we ondernemen dezelfde reis naar de diepten van een ziel die toebehoort aan iemand anders maar die lijkt op die van onszelf. Ik vestig uw aandacht op al deze situaties afzonderlijk, omdat ik nu aan u heel precies een fantasiebeeld wil kunnen overbrengen dat ik soms voor me zie. Soms probeer ik me al die verschillende romanlezers voor te stellen, hoe ze zich in een hoekje hebben teruggetrokken, in een stoel zitten weggedoken, in wat voor streek ze leven. Dan doemen er voor mijn ogen duizenden, tienduizenden lezers op die verspreid over een uitgestrekt gebied en over allerlei steden, zich de fantasieën, personages, de wereld van een schrijver voorstellen. En ook die lezers gebruiken nu, precies als de auteur zelf, hun verbeeldingskracht en proberen zichzelf in iemand anders' plaats te stellen. Dat zijn de momenten dat verdraagzaamheid, bescheidenheid, genegenheid, mededogen en liefde zich roeren in onze ziel: goede literatuur doet geen beroep op
| |
| |
ons oordeelkundig vermogen, maar op ons talent om onszelf in iemand anders te verplaatsen.
Telkens als ik me de lezers probeer voor te stellen, verspreid over allerlei soorten straten, wijken, steden, die met dit talent hun verbeeldingskracht in werking zetten, dan dringt het tot me door dat ik eigenlijk niets anders doe dan bedenken hoe een gemeenschap, een groep, een natie - hoe u het ook wilt noemen - zichzelf voorstelt. Tegenwoordig onthullen gemeenschappen, stammen, naties de diepste gedachte over zichzelf door middel van romans, door middel van romans discussiëren ze over zichzelf en daarom ook beginnen wij over het algemeen als we een roman ter hand nemen, zelfs al is dat ter ontspanning, voor de lol of desnoods om aan de dagelijkse beslommeringen te ontkomen, ons onbewust de gemeenschap, natie, groep voor te stellen waartoe wij behoren. Dat is ook de reden dat niet alleen het geluk en de trots van naties zo gemakkelijk in romans doorklinken, maar evenzeer hun woede, gevoeligheden en beschaamdheden. Het is door deze lichtgeraaktheid, deze gevoelens van schaamte en trots dat er nog steeds mensen zijn die kwaad worden op romanciers, dat er helaas nog steeds onverwachte voorbeelden te zien zijn van onverdraagzaamheid, dat er romans verbrand worden of rechtszaken tegen romanciers worden aangespannen.
Ik ben opgegroeid in een huis waar romans werden gelezen. Mijn vader had een grote boekenkast en toen ik nog een kind was, sprak hij over de grote romanciers die ik zo-even heb genoemd, over Mann, Kafka, Dostojevski of Tolstoj, zoals sommige andere vaders het thuis over generaals of heiligen hadden. Al in mijn jeugd verenigden al die romans, al die grote romanciers zich in mijn hoofd met een idee van Europa. Dat kwam niet alleen omdat ik afkomstig ben uit een familie in Istanbul die oprecht geloofde in verwestersing, die zichzelf en haar land daarom ook in al haar naïviteit als westerser beschouwde, wilde beschouwen dan zij in feite waren... Het komt ook omdat de romankunst een van de grootste artistieke ontdekkingen is die door Europa tot ontwikkeling zijn gebracht. Wat mij betreft is de romankunst, tezamen met de symfonische muziek en de postrenaissancistische schilderkunst, een van de fundamentele bouwstenen die Europa maken tot wat het is, die zijn identiteit definiëren en bepalen. Ik kan me geen Europa zonder romans voorstellen. Niet alleen omdat romans een manier van denken zijn, van begrijpen of verbeelden, of een activiteit waarbij je jezelf in iemand anders verplaatst. Maar ook omdat romans de getuigen zijn van een hele cultuur, een geschiedenis. Op tal van plekken op deze wereld hebben kinderen, jongeren voor de eerste keer diepgaand met Europa kennisgemaakt door middel van
| |
| |
romans; ik ben een van hen. Laten we terugdenken aan de momenten dat er binnen de grenzen van Europa een nieuw werelddeel, een nieuwe cultuur of beschaving in aanraking kwam met de romankunst, die kunst vervolgens enthousiast en met nieuw elan begon te beoefenen, zich door middel van de roman uitte en op die manier onderdeel werd van Europa... Laten we ons nog eens voor de geest halen hoe de grote Russische roman opkwam, hoe de Latijns-Amerikaanse roman onderdeel werd van de Europese cultuur... Alleen al het lezen van romans laat ons zien dat de grenzen, de geschiedenis en het wezen van Europa voortdurend aan verandering onderhevig zijn. Het oude Europa dat ter sprake komt in de Franse, Russische en Duitse romans uit de boekenkast van mijn vader, het naoorlogse Europa van mijn jeugd, of het hedendaagse Europa - het zijn allemaal steeds veranderende plaatsen en ideeën. Maar toch heb ik een beeld van Europa dat een zekere onveranderlijkheid heeft en daar zal ik nu iets over zeggen.
Europa is voor een Turk echter een bijzonder fragiel en gevoelig onderwerp. Net als de meeste Turken draag ook ik de verlangens met me mee van een man die aanklopt en hoopt te worden binnengelaten, en diens goede bedoelingen, nieuwsgierigheid, zijn angst te worden afgewezen en zijn daarbij horende kwaadheid. Dit onderwerp is niet ver verwijderd van de schaamte waarover ik het zo-even had. Aankloppen, afwachten, toezeggingen krijgen, hoopvol gestemd raken en niet naar binnen kunnen, en hoe dichter Turkije bij Europa komt, hoe meer het volledige lidmaatschap van de Europese Unie voor Turkije iets realiseerbaars blijkt te zijn, hoe duidelijker ook in een bepaalde laag van Europa en onder bepaalde politici de antiTurkse gevoelens helaas aan de oppervlakte komen. De retoriek die bepaalde politici met een tegen Turkije en Turken gerichte politiek bij de meest recente verkiezingen bezigden, vind ik even gevaarlijk als die van een aantal Turkse politici die uit zijn op conflicten met het Westen en Europa. De Turkse staat bekritiseren op punten als bijvoorbeeld het gebrek aan democratie of de economische situatie is nog iets heel anders dan de gehele Turkse cultuur neerhalen, of neerkijken op iedereen in Duitsland die van Turkse afkomst is, en een veel armoediger en moeilijker bestaan heeft dan de Duitsers. De Turken horen deze negatieve opmerkingen over henzelf aan met de lichtgeraaktheid van iemand die aanklopt en binnengelaten wil worden. Wanneer men in Europa aanzet tot anti-Turks nationalisme, dan wakkert dat in Turkije helaas een grof anti-Europees nationalisme aan. Degenen die in de Europese Unie geloven moeten zo snel mogelijk inzien dat het probleem een kwestie is van vrede of nationalisme. Wij allemaal moeten tussen deze twee kiezen. Het is óf vrede óf natio- | |
| |
nalisme. In mijn opvatting vormt de vredesgedachte het hart van de Europese Unie en ik ben ervan overtuigd dat de mogelijkheid tot vrede die het hedendaagse Turkije Europa te
bieden heeft niet zal worden afgewezen. Het probleem heeft de vorm aangenomen van een keuze tussen de verbeeldingskracht van een romancier en het nationalisme van boekverbranders.
Omdat ik de laatste jaren mijn opvattingen over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie veelvuldig heb verwoord, kreeg ik ook vaak achterdochtige, neerbuigende vragen over dit onderwerp te horen. Laat ik ook daar meteen antwoord op geven. Het eerste wat Turkije, de Turken Europa te bieden hebben is natuurlijk vrede; de wens van een islamitisch land om mee te doen met Europa, het vertrouwen en de kracht die Europa en Duitsland zullen worden gegeven als die vreedzame bedoeling wordt bekrachtigd. De schrijvers van de grote romans die ik in mijn jeugd las definieerden Europa niet aan de hand van het christendom maar aan de hand van individuen. Deze romans spraken tot mijn gevoel omdat ze Europa beschreven door middel van personages die probeerden hun eigen vrijheden, creativiteit en verlangens te realiseren. Europa heeft in de nietwesterse wereld aanzien kunnen verwerven omdat het gevoelens van vrijheid, gelijkheid en broederschap tot bloei heeft gebracht. Als de ziel van Europa bestaat uit verlichting, gelijkheid en democratie, dan moeten de Turken in dit vreedzame Europa een plaats krijgen. Een Europa dat alleen gebaseerd is op het christendom zal een plek zijn die niet realistisch is, die niet gericht is op de toekomst maar op het verleden, die zich in zichzelf keert, net als Turkije wanneer dat enkel aan religie kracht probeert te ontlenen. Voor mensen als ik, opgevoed als verwesterde, seculiere kinderen in Istanbul, is het niet moeilijk om in de Europese Unie te geloven. U moet niet vergeten dat mijn favoriete voetbalclub, Fenerbahçe, al vanaf mijn kinderjaren meespeelt in de Europacup. Er zijn miljoenen Turken die er net als ik met hart en ziel van overtuigd zijn dat Turkije bij Europa hoort. Maar belangrijker is dat ook de grote meerderheid van de conservatieve en islamitische Turken en hun politieke vertegenwoordigers op dit moment Turkije in de Europese Unie willen zien, samen met u willen dromen over het Europa van de toekomst, en daaraan
gestalte willen geven. Het zal bepaald niet makkelijk zijn om deze vriendschappelijk toegestoken hand na eeuwen van conflicten en oorlogen af te wijzen zonder daar later spijt van te krijgen. Ik kan me geen Turkije voorstellen zonder Europese droom, dat weet ik zeker, zoals ik ook niet kan geloven in een Europa zonder een Turkse droom.
Neemt u mij niet kwalijk dat ik zo uitvoerig over politiek spreek.
| |
| |
De wereld waar ik bij wil horen is natuurlijk die van de verbeeldingskracht. Tussen mijn zevende en mijn tweeëntwintigste wilde ik schilder worden, ik liep door de Istanbulse straten en schilderde stadsgezichten. Zoals ik echter in mijn boek Istanbul heb verteld, liet ik op mijn tweeëntwintigste het schilderen voor wat het was en begon romans te schrijven. Maar of het nu afbeeldingen of teksten zijn, ik ben nu van mening dat ik in feite steeds hetzelfde heb gedaan: wat mij aan afbeeldingen en teksten bindt, is het verlangen om te vluchten in een tweede wereld die dieper, complexer en rijker is dan die saaie, verstikkende en teleurstellende wereld die we kennen. Om deze wonderbaarlijke tweede wereld tot in detail te kunnen bedenken, ongeacht of ik die nu met lijnen en kleuren tot uitdrukking breng zoals ik in mijn jeugd deed, of dat ik die met woorden opbouw zoals ik de laatste dertig jaar heb gedaan, moet ik iedere dag lange tijd alleen in een kamer doorbrengen. Zo trek ik me al dertig jaar in een hoekje terug om deze troostrijke tweede wereld te componeren, en het materiaal dat ik daarvoor gebruik is natuurlijk de bekende wereld, hetgeen ik kan zien in de straten van Istanbul, Kars of Frankfurt, in de interieurs van de huizen die er staan. Maar onze verbeeldingskracht, de verbeeldingskracht van een romanschrijver verleent deze beperkte reële wereld tegelijkertijd een heel magische en bijzondere ziel.
Tot besluit wil ik het hebben over deze ziel, over datgene wat de romanschrijver de lezer wil laten voelen en waar hij zijn hele leven aan geeft. Wat mij betreft is het leven buitengewoon ingewikkeld, vreemd en moeilijk te bevatten en kan het ons pas gelukkig maken als het in een kader past. Meestal is de reden dat we ons gelukkig of ongelukkig voelen niet zozeer ons leven zelf, als wel de betekenis die we eraan hechten. Ik heb mijn leven gegeven om deze betekenis te onderzoeken. Dat betekent een zoektocht in de complexe, moeilijke, snelle wereld van het heden, om te midden van het gedoe en gewoel, tussen de verbijsterende bochten van het leven te zien een begin, een centrum, een einde te vinden... En dat is naar mijn idee iets wat alleen met romans kan... Toen ik mijn roman Sneeuw geschreven en gepubliceerd had en door de straten van Frankfurt liep, dezelfde straten waar mijn personage Ka, een man die enigszins op mij lijkt, ook had rondgelopen, had ik steeds weer het gevoel alsof ik zijn geestverschijning tegen het lijf liep, en alsof ik de volgens mij bijzondere betekenis en het centrum van de stad gevonden had. De uitspraak van Mallarmé dat ‘alles ter wereld bestaat om te eindigen in een boek’ is volgens mij van a tot z waar. En van alle boeken zijn het naar mijn stellige overtuiging de romans die er het best in slagen om alles ter wereld in zich op te nemen. Het grootste talent van de mens, de verbeeldingskracht, het ver- | |
| |
mogen anderen te begrijpen, wordt eeuwen later nog steeds het best door romans verwoord. Ik geloof dat deze grote prijs aan mij is toegekend voor dertig jaar trouwe dienst aan de grote romankunst. Mijn welgemeende dank aan u allen.
Oorspronkelijke titel: ‘Kars'ta ve Frankfurt'ta’.
vertaling uit het turks: margreet dorleijn en hanneke van der heijden
© 2005 Orhan Pamuk
|
|