| |
| |
| |
Bart van der Straeten
La possibilité d'une île en de politiek van het posthumanisme
Over de weerstand tegen Michel Houellebecq
De nieuwe roman van Michel Houellebecq, La possibilité d'une île (Nederlands: Mogelijkheid van een eiland) veroorzaakte nog voor publicatie serieuze deining in de Franse republiek der letteren. Angelo Rinaldi, directeur van de Figaro Littéraire, vond een drukproef van het boek ‘op een bank in een park’ en noemde het een ‘dor, armzalig en duister’ boek. François Nourissier daarentegen, lid van de Académie Goncourt die de Prix Goncourt uitreikt, heeft in een column in Le Figaro Magazine laten verstaan dat die prijs wat hem betreft in 2005 naar La possibilité d'une île moet gaan. Houellebecq won de Goncourt nog nooit. Hoewel ook zijn vorige boeken Les particules élémentaires en Plateforme in aanmerking kwamen voor de belangrijkste literaire prijs in het Franse taalgebied, durfde de jury het ook in 2005 niet aan zijn werk te bekronen. Literair Frankrijk heeft zich nog niet verzoend met een schrijver wiens oeuvre kennelijk ingaat tegen de verwachtingen die veel Fransen hebben van literatuur.
Maar vanwaar komt die weerstand tegen Houellebecqs schrijven? Een gratuite provocateur wordt hij genoemd, een seksist, een defaitist, een pessimist. Een droge schrijver zonder stijl, ook. En nochtans, op het vlak van de vorm lijken Houellebecqs romans heel goed op de canonieke werken van de grote negentiende-eeuwse Franse republiek: de boeken van Flaubert, Balzac, Zola. Net als zij laat Houellebecq zijn personages de tijd registreren waarin ze leven. Ze registreren vooral verval, ze registreren een tijd die afloopt, het einde van een beschaving. Dat verval wordt voorgesteld als een onontkoombaar proces dat gedetermineerd wordt door sociologische en natuurwetenschappelijke wetmatigheden. Net als in naturalistische romans wordt in Houellebecqs proza het darwinistisch determinisme als verklarend model gehanteerd. Net als in de negentiende eeuw zijn het in de eenentwintigste nog altijd alleen the fittest die surviven. Wie zwak is, is gedoemd om vermalen te worden door de sterken. In onze tijd zijn dat vooral de ouderen. Zo citeert de verteller in Houellebecqs
| |
| |
jongste boek een krantenstuk over de massale sterfte van bejaarden in Frankrijk in de zomer van 2003: ‘“Des scènes indignes d'un pays moderne”, écrivait le journaliste sans se rendre compte qu'elles étaient la preuve, justement, que la France était en train de devenir un pays moderne, que seul un pays authentiquement moderne était capable de traiter des vieillards comme de purs déchets, et qu'un tel mépris des ancêtres aurait été inconcevable en Afrique, ou dans un pays d'Asie traditionnel.’ De laatkapitalistische vrijemarkteconomie, die de onderlinge concurrentie celebreert, moedigt de meedogenloze competitie tussen individuen aan en past het darwinistische model heel concreet toe op de organisatie van de samenleving. De wereld als markt en strijd: dat was de Nederlandse titel van Houellebecqs eerste boek, dat in het Frans Extension du domaine de la lutte heette, en hij vat perfect samen hoe de huidige samenleving door Houellebecq gezien wordt: als een markt waarop producten gekocht en verkocht worden, waarin gestreden wordt om de hoogste verkoopcijfers, de hoogste marktwaarde enzovoort. Een perverse logica regeert: ‘Augmenter les désirs jusqu'à l'insoutenable tout en rendant leur réalisation de plus en plus inaccessible.’
De personages van Houellebecq registreren dus, net als die van Flaubert of Balzac, vooral verval. Maar er is één belangrijk verschil. In realistische en naturalistische romans werd de ondergang van een klasse getekend, bij Houellebecq gaat het om de ondergang van de volledige mensheid. En wellicht is het dit verschil dat de weerstand tegen Houellebecqs proza verklaart.
La possibilité d'une île speelt zich af op twee niveaus in de tijd: het ene niveau, waarin Daniel1 de verteller is, speelt zich af aan het begin van de eenentwintigste eeuw, in een wereld die heel erg lijkt op die waarin u en ik leven, en waarin zelfs mensen en gebeurtenissen voorkomen die wij ook kennen. Jeanne Calment, bijvoorbeeld, de oudste vrouw van Frankrijk, of de hete zomer van 2003 die het leven kostte aan duizenden Franse bejaarden. Daniel1 is een succesvol cabaretier en filmmaker die met zijn provocerende shows volle zalen weet te lokken en ook door de pers geapprecieerd wordt. Geregeld doet hij uitspraken die politiek niet bepaald correct zijn, vooral omdat hij weet dat dat geld in het laatje brengt. Een slimme kapitalist dus, die behalve heel wat financieel ook een flinke hoop cultureel kapitaal kan aanbrengen aan de sekte der Elohimieten, die hem daarom graag uitnodigen op een bijeenkomst. De Elohimieten houden hun leden voor dat ze hun het eeuwige leven kunnen bezorgen. Alleen bedoelen ze dat niet in overdrachtelijke zin, zoals vele andere religies, maar letterlijk: door intensief wetenschappelijk onderzoek willen ze erin slagen
| |
| |
elk van hun leden te klonen. Elk lid van de sekte moet wat dna afstaan, dat na zijn dood ingeplant kan worden bij een kloon. En zo zal het eeuwige leven, de eeuwige jeugd, een feit zijn. Het amoureuze leven van Daniel1 kent hoogtes en laagtes. Aan het begin van het verhaal heeft hij een relatie met Isabelle, de hoofdredactrice van het blad Lolita. Zij lijdt zwaar onder de uiterlijke tekenen van haar veroudering, zo zwaar dat zij zich niet meer tot seksualiteit kan bewegen. Ze is levensmoe. Later in het verhaal pleegt ze zelfmoord. Daniel1, zelf van middelbare leeftijd, leert in de tussentijd een nieuw meisje kennen, Esther, een jong, knap ding van begin twintig die haar seksualiteit beleeft met de hedonistische inzet van een nymfomane. Daniel1 geniet enorm van haar ongebreidelde seksualiteit, maar beseft dat er geen band met haar te smeden valt: ze heeft naast hem nog tal van andere vriendjes, van haar leeftijd wellicht, en hij ziet steeds helderder in dat de kloof tussen haar generatie en zijn generatie onoverbrugbaar is. Op een wild feestje komt dat besef met een schok tot hem: ‘Depuis dix minutes, j'avais horriblement envie de leur dire que je voulais, moi aussi, entrer dans ce monde, m'amuser avec eux, aller jusqu'au bout de la nuit; j'étais prêt à les implorer de m'emmener. Puis, accidentellement, j'aperçus mon visage se reflétant dans une glace, et je compris. J'avais la quarantaine bien sonnée; mon visage était soucieux, rigide, marqué par l'expérience de la vie, les responsabilités, les chagrins; je n'avais pas le moins du monde la tête de quelqu'un de qui on aurait pu envisager de s'amuser; j'étais condamné.’
Ze breken met elkaar, en Daniel1 beseft dat breken met Esther ook breken met het leven impliceert. Aan het einde van zijn verhaal blijft hij achter met allesverterende angst.
Het tweede niveau van het boek speelt zich enkele duizenden jaren verder in de toekomst af. Het Elohimisme heeft in het Westen de traditionele godsdiensten verdrongen en is erin geslaagd een neo-menselijke beschaving te ontwikkelen. Dit niveau wordt verteld door ‘néo-humain’ Daniel24 en zijn opvolger/nakomeling Daniel25, klonen in de 24e en 25e graad van Daniel1. Van ‘la Soeur suprême’, zo'n beetje de leidende goeroe van de neo-mensen, krijgen zij de opdracht een ‘récit de vie’ bij te houden, en de ‘récits de vie’ van hun eigen menselijke voorgangers goed te bestuderen. Vanuit hun eigen tijd en universum geven Daniel24 en Daniel25 commentaar op de tijd van Daniel1. Dat universum ziet er een stuk anders uit dan het onze, al heeft het er wel trekken van. Neo-mensen leven alleen en geïsoleerd van elkaar in appartementen in beveiligde en afgesloten complexen: ‘La sociabilité avait fait son temps, elle avait joué son temps, elle avait joué
| |
| |
son rôle historique; elle avait été indispensable dans le premier temps de l'apparence de l'intelligence humaine, mais elle n'était plus aujourd'hui qu'un vestige inutile et encombrant.’ Als de neo-mensen al communiceren met elkaar, dan doen ze dat via webcams en chatsessies over de pc. Natuurlijke behoeften hebben ze niet meer: er bestaan pillen met mineralen die hun genoeg energie geven om in leven te blijven; eten hoeft niet meer. Neo-mensen sterven niet meer en planten zich ook niet meer voort: rond hun vijftigste gaan ze in een soort van coma, wordt hun lichaam gekloond en hun geheugen daarin gekopieerd. Zo vervangt Daniel25 Daniel24 als verteller, en zo kan één mens eeuwig blijven leven. Voortplanting is overbodig geworden, en daarmee de biologische zin van het menselijke leven.
Tegenover deze geperfectioneerde, hyperefficiënt afgestelde neo-mensen staan de gedegenereerde ‘sauvages’ of wilden. Zij leven als dieren in kleine groepen wild in de natuur, ver weg van de sterk afgeschermde en beveiligde complexen van de neo-mensen, en houden zich voornamelijk bezig met het vervullen van primaire behoeften als eten en zich voortplanten. Bij de wilden regeert de wet van de jungle.
Het verschil tussen de menselijke en de neo-menselijke tijd wordt door Daniel25, die op het einde van het boek uit zijn beschermde domein vertrekt en letterlijk de wijde wereld in trekt op zoek naar een kolonie van ‘traditionele’ mensen, zo omschreven: ‘La vie des hommes avait été [...] placée sous la domination de la souffrance, avec de brefs instants de plaisir liés à la conscientisation de l'instinct, devenu désir dans l'espèce humaine. Celle des néo-humains se voulait apaisée, rationelle, éloignée du plaisir comme de la souffrance, et mon départ était là pour témoigner de son échec.’ Een echec, want zijn zoektocht stopt: hij raakt ervan overtuigd dat de mogelijkheid van een eiland waar nog ‘traditionele’ mensen wonen, die nog liefde kennen en lijden, niet meer bestaat. Zijn conclusie is beredeneerd, maar ontluisterend: ‘Le bonheur n'était pas un horizon possible.’ Neo-mensen zullen nooit geluk ervaren. Ze kennen geen lijden meer, hebben geen natuurlijke instincten of behoeften meer, en daardoor ook geen biologisch doel in het leven. De neo-menselijke wereld is allesbehalve een utopische ideale wereld. Neo-mensen kunnen niet anders dan berusten in hun eigen existentiële overbodigheid. Dat hebben ze overigens gemeen met Antoine Roquentin, het hoofdpersonage uit Sartres La Nausée, dat op wel meer punten verbonden kan worden met La possibilité d'une île.
Er zijn dus twee tijdsniveaus in La possibilité d'une île: de tijd van de mensen en de tijd van de neo-mensen, een humane tijd en een post- | |
| |
humane tijd. Het is de paradigmatische shift van een humanistische naar een posthumanistische wereld. En die shift is voor de bij uitstek in een humanistische traditie staande Franse literaire kritiek, en voor vele andere humanisten, onverteerbaar. Wat humanisten vooral zwaar op de maag moet liggen, is niet zozeer de beschrijving van een toekomstige, posthumane wereld, als wel het feit dat de laatkapitalistische westerse wereld-van-vandaag voorgesteld wordt als een onomkeerbare eindtijd, een beslissende etappe op weg naar een wereld waarin de mens zijn eigen overbodigheid heeft vormgegeven. Door middel van de kurkdroge, vlijmscherpe maatschappijanalyses van Daniel1 beschrijft Houellebecq de verdinging van mensen, de instrumentalisering van menselijke relaties, de verkleutering van de cultuur en de verdwijning van de affectieve en emotionele inbedding van onze impulsen. Mensen en gevoelens worden op de vrije markt als waren tegen elkaar uitgespeeld (in de sociologie heeft men dit proces commodification genoemd); de waarde van het kapitaal is de enige waarde die overblijft. Op het emotionele en psychologische vlak regeert de indifferentie.
Die dingen zijn al wel vroeger beschreven in tal van andere romans uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Maar in La possibilité d'une île, meer nog dan in Elementaire deeltjes, maakt Houellebecq voor het eerst denkbaar (en dus in een bepaalde zin reëel) waar die dingen op uitlopen. Door gebruik te maken van wetenschappelijke formuleringen, van heel herkenbare zaken uit de wereld-van-vandaag, vergroot hij het waarschijnlijkheidsgehalte van zijn kleine futurologie van de mensheid. Zo wordt het verdwijnen van (de drang naar) voortplanting bij de neo-mensen aangekondigd in de tijd van Daniel1: ‘Pour la première fois des gens jeunes, éduqués d'un bon niveau socio-économique, déclaraient publiquement ne pas vouloir d'enfants, ne pas éprouver le désir de supporter les tracas et les charges associés à l'élévage d'une progéniture’. Tegelijk worden de gevolgen van die evolutie geduid: ‘Toute énergie est d'ordre sexuel, non pas principalement mais exclusivement, et lorsque l'animal n'est plus bon à se reproduire il n'est absolument plus bon à rien.’
In de tijd van Daniel1 wordt seksualiteit volledig losgekoppeld van voortplanting en van liefde. De jonge Esther is op dat vlak exemplarisch voor haar generatie: ‘Esther n'aimait pas l'amour, elle ne voulait pas être amoureuse, elle refusait ce sentiment d'exclusivité, de dépendance, et c'est toute sa génération qui le refusait avec elle. [...] Pour Esther, comme pour toutes jeunes filles de sa génération, la sexualité n'était qu'un divertissement plaisant, guidé par la séduction et l'erotisme, qui n'impliquait aucun engagement sentimental particulier’.
| |
| |
De verdwijning van de liefde is onherstelbaar, argumenteert Daniel1: ‘Quant à l'amour, il ne fallait plus y compter: j'étais sans doute un des derniers hommes de ma génération à m'aimer suffisamment peu pour être capable d'aimer quelqu'un d'autre, encore ne l'avais-je été que rarement, deux fois dans ma vie exactement. Il n'y a pas d'amour dans la liberté individuelle, dans l'indépendance, c'est tout simplement un mensonge, et l'un des plus grossiers que se puisse concevoir; il n'y a que d'amour que dans le désir d'anéantissement, de fusion, de disparition individuelle, dans une sorte comme on disait autrefois de sentiment océanique, dans quelque chose de toute façon qui était, au moins, dans un futur proche, condamné.’
En zo voelt elke lezer-van-vandaag een schok bij het lezen van Houellebecq: ik ken deze wereld, en ik wil niet dat hij evolueert in de richting die Houellebecq hier beschrijft.
Want hoe juist kan het zijn om Houellebecq te catalogiseren als een antihumanist? Het feit dat hij beschrijft hoe de wereld-van-vandaag een beslissende stap gezet heeft naar het posthumanisme, is voor sommigen al een teken dat hij niet deugt. Het feit dat technieken als klonen en geboortebeperking in zijn romans niet a priori veroordeeld worden, zou erop wijzen dat hij geen ethiek heeft - waarbij bedoeld wordt: geen humanistische ethiek. Maar precies door die uitspraken in een roman te doen, bewerkstelligt de schrijver een soort van ethische twijfel bij de lezer: kan een boek als La possibilité d'une île bedoeld zijn als een neutrale beschrijving van de wereldvanvandaag? Of is het feit dat het geschreven is alleen al een teken van een enorm engagement? Het ligt immers eigenlijk zeer voor de hand om Houellebecqs representatie van onze maatschappij te lezen als een radicale kritiek op die maatschappij. Als een traditioneel pleidooi ex negativo voor een wereld waarin mensen op een humane manier met elkaar omgaan, een pleidooi voor solidariteit, voor wellevendheid, voor harmonieuze relaties, voor menselijkheid kortom.
Toch doet deze lezing onrecht aan de complexiteit van Houellebecqs politieke uitspraken. Wanneer humanisten de relevantie van politiek incorrecte kunstuitingen niet kunnen blijven negeren, krijgen ze al snel de neiging die in hun eigen discours te recupereren. Houellebecq waarschuwt er zelf voor bij monde van Daniel1: ‘Le pire est que j'étais considéré comme un humaniste; un humaniste grinçant, certes, mais un humaniste.’
Houellebecqs personages suggereren voortdurend dat er oplossingen bestaan voor de crisissen waarmee de wereld-van-vandaag kampt (overbevolking, hongersnood, ecologische problemen), maar
| |
| |
dat je de moed (of de waanzin) moet hebben om niet antropocentrisch, niet humanistisch te denken als je die wilt uitvoeren. Neem bijvoorbeeld de volgende gedachtegang over overbevolking, in de mond gelegd van la Soeur suprême: ‘Une opportunité historique exceptionelle de dépeuplement raisonné s'était offerte au début du xxie siècle [...], à la fois en Europe par le biais de la dénatalité et en Afrique par celui des épidémies et du sida. L'humanité avait préféré gâcher cette chance par l'adoption d'une politique d'immigration massive, et portait donc l'entière responsabilité des guerres ethniques et religieuses qui s'ensuivirent’.
Op die manier geeft Houellebecq de hypocrisie aan van de mensheid van vandaag. Zij is het die het in wezen ahumanistische systeem heeft ontwikkeld dat tot deze problemen en crisissen geleid heeft - de liberale vrijemarkteconomie. Tegelijk schermt ze met Verenigde Naties en Universele Verklaringen voor de Rechten van de Mens en straft ze militaire leiders voor Misdaden tegen de Menselijkheid. Maar als puntje bij paaltje komt en zij werkelijk iets zou kunnen doen tegen de uitwassen die door het systeem veroorzaakt zijn, heeft ze niet de guts om ahumanistische maatregelen te nemen. Nochtans, en misschien is dat het meest verontrustende in het maatschappijbeeld dat Houellebecq schetst, zijn ahumanistische maatregelen noodzakelijk om de samenleving menselijker te maken. Dat klinkt misschien cru, en of het ook echt waar is, is onmogelijk te bepalen. Maar het is in ieder geval niet onvoorstelbaar in een samenleving waarvan de Vlaamse socioloog Mark Elchardus, zelf zeker niet de grootste antihumanist, in 2004 nog vertelde dat we zullen sterven als honden als er niet snel extra maatregelen genomen worden om de sociale zekerheid veilig te stellen. Is het in dit opzicht verwonderlijk dat de enige onvoorwaardelijke liefde die in La possibilité d'une île voorkomt, die is tussen Daniel1 en zijn hond Fox?
De Prix Goncourt is opgericht door Edmond de Goncourt (1822-1896), die in zijn testament liet opnemen dat er met zijn erfenis een stichting opgericht moest worden die tot doel had elk jaar een literaire prijs uit te reiken aan ‘un ouvrage d'imagination en prose paru dans l'année’. La possibilité d'une île is verschenen in 2005. Het is een prozawerk. En het is een ‘ouvrage d'imagination’. Kennelijk was dat niet voldoende om bekroond te worden met de Goncourt. De imaginaire wereld die erin beschreven wordt, is er een die sommige lezers liever niet te zien krijgen. Het is niet de wereld waarin u en ik leven, maar het is er een die er vaak verdacht goed op lijkt, en die laat zien in welke richting onze wereld mogelijk evolueert.
| |
| |
Wij houden vooralsnog vast aan een vaag geloof in de mogelijkheid van een eiland.
Maar we weten nu dat wij misschien de laatsten zijn.
Geluk is geen mogelijke horizon, zeker niet voor humanisten.
|
|