van Hendrik viii die More erg hebben gestoord. Wij hebben allemaal veel te veel te eten. Minstens de helft ervan gooien we weg voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Wie zeurt nog over eten, we hebben bovendien te veel kleren, te veel bankstellen, te veel auto's, te veel computers, te veel televisietoestellen, te veel telefoons, te veel dvd-spelers en te veel doosjes voor de afstandsbediening. Tien procent van de bevolking werkt slechts acht uur per dag, negentig procent moet naar de sportschool om in beweging te blijven want die zit alleen nog op toetsen en knopjes te drukken om tegen elkaar aan te kletsen. Onze lichamen gaan gemiddeld drie keer zo lang mee als in de tijd van Thomas More. In plaats van het risico te lopen ze voortijdig geknakt te zien aan de galg of op het schavot weten we ons bij een gebroken teen al verzekerd van een ploeg hoogwaardige technici die hem weer gaat repareren.
We rollen in de welvaart als kinderen in de stapel plastic ballen van het ikea-kinderparadijs. Intussen hebben wij ons hier verzameld rond de vraag is er nog hoop!
Hoop waarop? Op nog meer dvd-spelers? Op een mobieltje dat behalve kan internetten en fotograferen ook de warme kraan van het ligbad zelf aan en uit kan zetten?
Daarop is hoop. Wij zijn zelf al zozeer een voortbrengsel van ons utopische systeem dat wij het typische kenmerk van de toekomstprojectie geautomatiseerd hebben in de vorm van zinledige begrippen als vooruitgang, vernieuwing, groei. Alles moet groeien, alles moet stijgen, alles moet hoger, groter, nieuwer en meer, anders zal onze kinderen de ramp treffen dat ze niet meer elke dag cola kunnen drinken.
Dat wij desondanks niet voelen hoe gelukkig wij zijn zit ons ook automatisch dwars. Alles wat ons beloofd wordt, impliciet of expliciet, door het utopische systeem, dat zullen en moeten we hebben. Het schijnt dat tegenwoordig iedereen op het westelijk halfrond in de loop van zijn of haar leven ten minste eenmaal een psycho-genezer bezoekt in de veronderstelling dat die er wat aan kan doen. Maar die kan er niets aan doen. De utopie waarin wij leven organiseert alles wat wij maar kunnen begeren. Ze presenteert elke vervulde begeerte als geluk, maar zo werkt dat niet. De vervulde begeerte wordt ogenblikkelijk door een volgende vervangen. In het materialistische tijdperk zijn de meeste mensen chronisch ongelukkig, omdat het utopische systeem ze heeft opgezadeld met een begeerte die eindeloos moet groeien en in principe dus onvervulbaar is.
Behalve door de dood, maar dat stemt ook al niet vrolijk. Dat vindt niemand een leuk vooruitzicht, gek genoeg. Geen enkele psychothe-