staat gemüthlich mèt een h in citaten van Gustav Freytag (1816-1895). Hij antwoordde: ‘Als hij met mij van mening verschilt hoe een Duits woord in 1881 gespeld had moeten worden, gaat hij in een woordenboek uit 1853 kijken’!
Hij was zo verrukkelijk eigenwijs dat hij niet op de hoogte was van woorden die sinds zijn vrijwillig vertrek uit Nederland in zwang waren gekomen. Zo misvatte hij het werkwoord ‘scannen’ als: nauwkeurig lezen. Het is prachtig dat na zijn dood de uitgave van zijn verzameld werk ter hand zal geworden genomen door dezelfde dame die naar zijn zeggen zulke koeien van fouten had gemaakt in haar editie van Max Havelaar.
Een keer heb ik hem er in laten lopen. Mijn vriend Vosmaer ging een weekend naar hem toe en ik vroeg hem de Volkskrant van vrijdag mee te nemen. Daarin schreef ik een belachelijk stukje hoe ik de betekenis van een woord, ik meen het woord ‘calengeren’, niet kon vinden in de bibliotheek van het Bunge-huis, waar ik werkte, omdat daar wel Russische, Engelse en Italiaanse woordenboeken stonden, maar geen behoorlijk Nederlands woordenboek - dat lag namelijk in het P.C. Hooft-huis. Mijn polemische vijand liep er met open ogen in en schreef in de Nieuwe Rotterdammer een hele pagina vol over hoe dom ik wel was!
Later heb ik nog een keer zo'n val gezet, maar het schip De Harmonie, dat is genoemd naar de Bataviaanse sociëteit De Harmonie, moet hem via zijn en mijn vriend baron van Plettenberg een waarschuwing gebracht hebben. Of hij had mij gewoon dóór.
In dezelfde Nieuwe Rot schreef onlangs de beruchte Heideggeriaan Hooimaker dat onze schrijver-in-ballingschap zo prachtig kon polemiseren. Hij noemde met name het boekje Malle Frederik, waarin een door die krant geweigerd stuk was afgedrukt. Ik schreef een piepklein briefje naar Hooimaker met de vraag om één enkel argument tegen mij uit dat boekje te vertonen waar hij het mee eens was. Hooimaker repliceerde met het aanhalen van ‘bijstandsvader, puzzelprofessor’, met de toevoeging dat het hier zijns inziens niet om een geldig argument ging. Daar had ik nu juist om gevraagd.
Ik ben natuurlijk vereerd dat mijn naam in de literatuurgeschiedenis is gevestigd als uitgescholdene, maar ik hoop dat er van hem (en van mij zei hij bescheiden) ook een meer serieuze herinnering bewaard zal blijven.
Heb je die Weense dokter Freud al eens ontmoet? Hij werkt in de Salpêtrière en is volgens mij een genie. Zeg tegen Gideon dat hij het taalkunde-college van de Zwitser De Saussure moet gaan volgen, geen professor maar wel geniaal. Let ook op onze landgenoot Louis