| |
| |
| |
Ton Rozeman
Nu gaat het gebeuren
I
Als vriendinnen me in die tijd vroegen hoe het ging, zei ik dat alles goed was. En als ze doorvroegen omdat ze dachten dat ik iets achterhield, herhaalde ik dat alles okay ging, heus. Wat zou er niet goed gaan met mij?
Ik was drieëntwintig, ik woonde samen met Jules, ik hield van hem. Hij was ouder dan ik en had een zoontje, Jesse, dat ieder eerste weekend van de maand bij ons kwam logeren. Ik hield van de Jules die een weekend lang zijn best deed om een vader te zijn. Het was ook fijn er met hem op uit te trekken, om naar Kijkduin te fietsen en samen over de zee uit te kijken. Hij had stevige handen en haar op zijn borst - hij was het soort man waarvan ik vroeger dacht dat ik hem nooit zou kunnen krijgen.
Toen werd Sylvia, de moeder van Jesse, opgenomen in een inrichting. Op een avond kwam de vader van Sylvia langs om ons dat te vertellen. Ik was degene die opendeed, en hij vroeg of ik Jules' nieuwe vriendin was en of hij mocht binnenkomen. Ik keek naar zijn pak en zijn koffertje, hij leek iemand die een verzekering wilde verkopen.
Eenmaal binnen sprak hij tegen Jules, ik kreeg alleen af en toe een blik toegeworpen. Hij vertelde van die inrichting, maar hij zei niets over hoe Sylvia daar terecht was gekomen, hij zei alleen dat ze een lieve meid was en dat ze dit allemaal niet verdiende. ‘Niemand verdient zoiets,’ zei hij, en hij keek Jules veelbetekenend aan alsof Jules er iets mee te maken had. Toen begon hij over Jesse, hij zei dat Jesse sinds een paar dagen bij hem en zijn vrouw logeerde en dat dat de komende tijd zo zou blijven. ‘Ik wilde dat je dat weet,’ zei hij tegen Jules. ‘Ik vond dat je het recht had om dat te weten.’ Ik probeerde begrip voor de situatie te hebben en vroeg die man of hij koffie wilde. Die hoefde hij niet, hij zei dat hij maar kort kon blijven, en inderdaad ging hij er niet veel later vandoor. In de deuropening zei hij dat hij de volgende dag zou bellen, en Jules noteerde voor hem het nummer van zijn werk.
| |
| |
Van slapen kwam die nacht niet veel. We lagen in bed en ik probeerde me een voorstelling te maken van wat ons te wachten stond. ‘Wat mankeert die meid?’ zei Jules. ‘Waarom krijg ik daar niets over te horen? Ik ben toch de vader van Jesse?’ Hij vertelde dat haar ouders altijd al iets tegen hem hadden gehad en dat hij zich in kon denken dat iemand met zulke ouders in een gesticht belandde, maar even later herstelde hij zich, hij zei dat hij zoiets niet mocht zeggen.
Ik had met hem te doen, ook al bleef hij me wakker houden met dingen die hem te binnen schoten. Ik dacht aan mijn werk waarvoor ik vroeg moest opstaan, en ik vroeg me af of het zo met Sylvia zou zijn gelopen als ik niet iets met Jules was begonnen - het was alweer twee jaar geleden, maar wie weet had het er iets mee te maken.
Ik zei tegen Jules: ‘Laten we uit bed gaan om op andere gedachten te komen. Het heeft geen zin om hier te blijven piekeren.’ En zo kon het gebeuren dat we om halfdrie 's nachts op de bank zaten - Jules speelde zachtjes de paar nummers die hij in staat is om op een gitaar te spelen, en ik las in een boek uit de tijd van mijn avondstudie. Maar het duurde niet lang of we zaten samen door fotoboeken te bladeren, we keken naar de Jules, Sylvia en Jesse van een paar jaar geleden, naar de tijd dat ze nog samen waren. Ik had de foto's vaker gezien, maar het was of ze nu anders waren, het was of je kon zien dat het met Sylvia zou misgaan.
Een paar dagen later kwam er nieuws over Sylvia, en nog wel van haarzelf. Ze belde Jules op zijn werk om te zeggen dat ze weer thuis was. 's Avonds vroeg hij me of het goed was dat hij bij haar en Jesse langsging.
‘Daar hoef je toch geen toestemming voor te vragen?’ zei ik.
‘Ga je mee?’ vroeg hij.
‘Als jij dat wil,’ zei ik. Maar toen we eenmaal de deur uit gingen, had ik spijt van mijn belofte, ik voelde me een indringster en zei dat ik liever thuisbleef.
Jules was binnen een halfuur terug. Hij zei: ‘Er leek niets mis met haar, ze was dezelfde als altijd, ze vroeg zelfs hoe het met je werk gaat.’ Maar toen hij even later uitgebreid verslag deed, kreeg ik te horen dat ze nog steeds alleen was, zonder Jesse, en dat ze het niet over Jesse wilde hebben. Jules had een paar keer geprobeerd over hem te beginnen, maar ze was er niet op ingegaan. Uiteindelijk hadden ze over koetjes en kalfjes gepraat. ‘Het voelde niet goed om erop door te gaan,’ zei hij tegen mij.
Het duurde tot het weekend voor we er meer over hoorden - het was Sylvia's vader die ons belde. Nog voordat ik Jules had geroepen,
| |
| |
zei die vader dat ik niet moest denken dat er iets met Sylvia aan de hand was, het ging juist heel goed met haar, en ik zei dat ik dat fijn vond om te horen. Maar nadat Jules die vader te woord had gestaan, vertelde hij dat het helemaal niet zo goed ging. Het kwam erop neer dat Sylvia Jesse niet om zich heen kon verdragen en dat Jesse voorlopig niet naar haar zou terugkeren. Haar vader had het niet met zoveel woorden gezegd, maar Jules zei dat hij aan een half woord genoeg had.
De rest van de avond brachten we door met praten over Jesse, we vroegen ons af of het beter voor hem was als hij voorlopig bij ons kwam. Jules ijsbeerde door het huis, hij keek waar er plaats was om spullen van Jesse neer te zetten. Hij nam maten op en vroeg me mee te helpen meubels te verplaatsen. Al dat gesjouw was weinig zinvol, we wisten niet hoeveel spullen Jesse had en of Sylvia het wel een goed idee vond. Toch zei ik er niets van, ik zag aan Jules hoe belangrijk het voor hem was. En terwijl we zo bezig waren, zei hij dat hij niet wist of het wel okay voor mij was. ‘Het gebeurt niet als het tegen jouw zin is,’ zei hij. ‘Ik doe niets tegen jouw zin.’
| |
II
Ook de avonden daarna ging het over Jesse, en op een gegeven moment stond Jules op om Sylvia te bellen, hij wilde haar vertellen over onze plannen. Ze leek er weinig problemen mee te hebben, hij hoefde haar amper te overtuigen. Maar met de ouders van Sylvia lag het anders, die vonden dat Jesse niet van het ene adres naar het andere mocht worden gesleept. Ze zeiden dat Sylvia binnenkort wel weer de oude zou worden en dat alles op zijn pootjes terecht zou komen. Ze wilden dat Jesse bij hen bleef, ze waren niet te vermurwen. Jules begreep er niets van, hij zei tegen mij dat die mensen geen idee hadden waar ze over spraken. Hij zei ook dat we de kinderbescherming erbij moesten halen, en dat hij ging uitzoeken hoe dat werkte. Maar een dag later vond hij juist dat we niet allerlei procedures moesten starten, en dat het sneller ging als we onze eigen boontjes dopten. Hij zei dat hij Jesse met de auto van school zou halen, het zou gebeurd zijn voordat Sylvia's ouders het in de gaten hadden. Volgens hem was het geen ontvoering omdat we in ons recht stonden. Maar de volgende dag voerde hij zijn plan niet uit, en de dagen daarna had hij het er niet meer over.
Ik probeerde kalm te blijven. Na mijn werk pakte ik de draad op van iets wat ik een tijd al niet meer had gedaan: het schrijven in mijn dagboek en het maken van notities om die later uit te werken
| |
| |
tot verhalen. Maar het was onrustig in mijn hoofd, en ik zocht een andere afleiding. Ik dacht aan mijn avondstudie Nederlands die ik het jaar daarvoor had afgesloten - ik nam me voor brochures aan te vragen over verdere studiemogelijkheden, het leek me goed weer iets om handen te hebben.
Op een avond ging de telefoon. Jules nam op en al snel zette hij het toestel op handsfree zodat ik kon horen hoe Sylvia's moeder vertelde dat Sylvia bij de crisisdienst was geweest. Jules knipoogde naar mij alsof hij wilde zeggen dat we dit wel hadden zien aankomen, en die moeder vertelde dat een arts in de kliniek Sylvia zo'n beetje verplicht had medicijnen te gaan gebruiken. Het was die moeder nu wel duidelijk geworden wat de ernst van de situatie was, ook al was Sylvia vrij snel weer naar huis gestuurd. Die moeder zei dat ze met haar man en Jules wilde praten over hoe het verder moest met Jesse. Er werd een afspraak gemaakt voor de avond erna, en ook nu ging ik niet mee.
Toen Jules van die afspraak terugkwam, was hij niet alleen, hij had die moeder en Jesse bij zich. ‘Hij blijft voorlopig bij ons,’ zei hij, en hij knikte met zijn hoofd richting Jesse alsof ik niet zou weten om wie het ging.
Jesse ging met zijn jas aan op onze bank zitten. Ik zei dat hij een mooie jas had, en ik vroeg hem of die nieuw was. Toen zei die moeder dat haar man beneden in de auto zat te wachten. Uit haar jaszak haalde ze een potje multivitaminen, en ze gaf die aan Jules. ‘Af en toe hoest hij 's nachts,’ zei ze. ‘Hij hoest niet lang en misschien valt het jullie niet op, maar het lijkt me toch beter als hij deze nog een tijdje blijft slikken.’ Ze gaf Jesse een aai over zijn bol, en zei dat hij haar altijd mocht bellen, al was het midden in de nacht. Ze pakte zijn handen beet, en hij staarde naar zijn schoenen. ‘Je gaat hier vast een leuke tijd hebben,’ zei ze. ‘Denk je ook niet dat je hier een fijne tijd gaat hebben?’
| |
III
We probeerden er het beste van te maken, en met Jesse ging het beter dan ik had verwacht. Jules nam een paar keer 's middags vrij zodat hij hem uit school kon halen, en hij maakte dan een praatje met de juffrouw. Wanneer Jesse 's avonds naar bed was, vertelde Jules me wat die juffrouw had gezegd. Ze vond dat het best aardig ging, Jesse was wat stil, maar dat was hij altijd al geweest. Ze zei ook dat hij niet in het hulpverleningscircuit terecht moest komen, we mochten
| |
| |
geen probleemgeval van hem maken.
Ik probeerde mijn eigen manier te vinden om met Jesse om te gaan. Ik betrok hem bij de dingen die ik deed: in het weekend liet ik hem meehelpen met wat er in huis moest gebeuren, en als ik doordeweeks van mijn werk kwam, vertelde ik wat ik die dag had gedaan. Van de logeerkamer - waar tot dan toe ook mijn bureau had gestaan - maakten we een kamer die alleen voor hém was. We gingen op pad voor posters en beddengoed, het deed hem zichtbaar goed om nieuwe spulletjes aan te schaffen.
Een paar keer werd er afgesproken dat Sylvia in het weekend met Jesse zou bellen. Het kwam er vooral op neer dat ze aan Jesse uitlegde dat ze ziek was en dat ze hoopte dat ze snel weer voor hem kon zorgen maar dat ze niets kon beloven. Ik had het idee dat die gesprekken hem geen goed deden, maar ze was toch zijn moeder, en wie was ik om er iets van te zeggen.
Ik sprak sowieso niet veel over wat er gebeurde. Alleen met een paar vriendinnen had ik het erover. Ik moest wel, want ze wilden weten waarom ik nauwelijks meer ging stappen. Maar ik had ze net zo goed niets over Jesse kunnen vertellen, want ze vonden het een slecht excuus. ‘Jules is er toch?’ zeiden ze. ‘Jesse kan toch best een avond zonder jou?’ Ik kon ze geen ongelijk geven, maar ik had sowieso geen zin om met ze uit te gaan en liet een verdere uitleg achterwege.
De enige met wie wel viel te praten, was Marianne. Ook zij zat in het vriendinnenclubje, maar ze deed niet moeilijk. Ze had nichtjes en neefjes die ze vaak zag, en ook al wilde ze zelf geen kinderen, ze ging wel graag met ze om. Ze stelde voor om naar een pretpark te gaan, en dat deden we nog ook. We waren met zijn drieën - Jules moest werken - en ik voelde me onbezorgd. Het regende en ik werd nat tot op mijn ondergoed, maar ik lachte heel wat af. Marianne bezat de gave om met Jesse over van alles en nog wat te praten, ze had het net zo makkelijk over zijn playstation als over zijn moeder, en tussen de attracties door vertelde Jesse honderduit. Zo ging de dag voorbij, en toen Marianne ons thuis afzette, sprak ze met ons af dat we het binnenkort eens zouden overdoen. Ze zei ook dat ik goed op mezelf moest passen, en ze keek me aan alsof er een verborgen boodschap in die woorden zat. Maar nog voor ik haar kon vragen hoe ze dat bedoelde, reed ze al weg.
Ook Jules leek zich zorgen om me te maken. Hij had het er steeds over dat ik mezelf niet mocht wegcijferen. Ik had niet het idee dat ik dat deed, en ik liet hem praten. Toen begon hij erover dat dit ook niet het ideale huis was om met zijn drieën te wonen. Hij zei: ‘We
| |
| |
hebben hier nauwelijks ruimte voor onszelf. En sinds jij geen eigen kamer meer hebt, maak je amper nog tijd om iets voor jezelf te doen.’
Hij draafde nogal door, en het duurde niet lang of we zaten te fantaseren over een groter huis. Jules zei: ‘Geloof me, ik denk dat er dan een hoop is opgelost.’ De dagen daarna maakten we met de auto een paar tochten door Den Haag om buurten en straten te bekijken. We eindigden onze uitstapjes op de boulevard van Kijkduin om een ijsje te kopen. Het was er wel weer voor ook, zelfs 's avonds was het er warm en druk.
Toen Marianne belde om te vragen of we weer eens meegingen, vertelde ik haar over onze plannen om te verhuizen. Ze zei dat het haar niet zo'n goed idee leek. ‘Want wat als Jesse straks weer terug naar Sylvia gaat?’ zei ze. ‘Dan zitten jullie met een onnodig hoge huur.’
Ik zei dat we het zo nog niet bekeken hadden en toen vertelde ze waar ze me nog meer voor belde. Ze had in een tijdschrift iets gelezen over een opleiding in Amsterdam. Het was iets kunstzinnigs, het had iets met schrijven te maken, en omdat het haar nogal van een hoog niveau leek en omdat ik Nederlands had gedaan, had ze aan mij moeten denken. ‘Het is echt iets voor jou,’ zei ze. ‘Ik zal het tijdschrift bij je in de bus doen, dan moet je maar eens kijken.’
Diezelfde avond nog las ik het door, maar het leek me nogal een gedoe om iedere zaterdag naar Amsterdam te reizen, en het schrijven van verhalen leek me niet iets wat je op een opleiding kon leren, het leek me vooral een kwestie van discipline en achter je bureau gaan zitten - van veel lezen ook.
Toch lag ik er in bed de hele tijd aan te denken. Het had iets avontuurlijks, en het was minder ingrijpend dan een verhuizing.
| |
IV
We hadden Sylvia al twee weken niet meer gesproken, en aan Jesse kon ik merken dat hij het moeilijk had. Zijn schoolvakantie was van start gegaan, en hij begon erover dat er nog speelgoed bij Sylvia lag. Tot voor kort zou het voor Jules geen probleem zijn geweest om het even te gaan halen - hij had dat al vaker gedaan, en Sylvia deed daar niet moeilijk over. Maar het lukte ons niet om haar aan de telefoon te krijgen en toen Jules een keer op goed geluk bij haar langsging, werd er niet opengedaan. We probeerden het via haar ouders, en die zeiden dat ze haar ook niet zo vaak zagen maar dat alles goed ging met haar. Ze was in ieder geval niet opgenomen voor een behande- | |
| |
ling, naar alle waarschijnlijkheid was ze gewoon thuis, en ze vertelden Jules dat Sylvia zelfs bezig was haar medicijnen af te bouwen. ‘Wie weet kan Jesse binnen een paar weken weer naar haar terug,’ zeiden ze, en ze beloofden dat ze Sylvia zouden vragen om contact met ons op te nemen.
Maar de dagen daarna vernamen we niets, en toen we haar ouders nog eens voorzichtig polsten, kregen we te horen dat ze het toch echt aan Sylvia hadden doorgegeven en dat ze niet begrepen dat we nog niets van haar hadden gehoord.
De toestand met Sylvia was niet alleen vervelend voor Jesse, het was ook voor ons een heel geregel om hem in zijn vakantie op te vangen. Jules en ik namen om beurten vrije dagen op, en we vlogen door onze vakantiedagen heen. Het was onmogelijk iedereen erbuiten te houden, en op een avond besloten we mijn ouders op de hoogte te brengen. Ik belde mijn moeder en zei dat Sylvia een tijdje haar handen vrij wilde hebben, en dat het ons niet meer dan redelijk leek dat wij nog een tijdje de zorgen voor Jesse op ons namen. Ik zei haar ook dat voor ons de vakantie een lastige periode was om constant voor hem te zorgen. En het ging zoals ik verwacht had: mijn moeder bood aan een paar dagen met hem door te brengen, ik hoefde er niet eens om te vragen.
De perfecte oplossing was het echter niet. Vanaf de dag dat Jesse naar mijn moeder ging, moesten Jules en ik er 's nachts steeds vaker uit om hem te troosten. Ik verdacht mijn moeder ervan dat ze veel met hem over Sylvia sprak, dat ze hem probeerde uit te vragen om te zien wat er nou werkelijk aan de hand was. Maar zeker weten deed ik het niet, en ik vond het vervelend om haar er rechtstreeks naar te vragen. Ik liet het er maar bij zitten, maar de consequentie was wel dat het ondoenlijk werd om Jesse op zijn eigen kamer te laten slapen. We gingen soms wel vijf keer op een nacht eruit om met hem te praten en te zeggen dat het heus wel weer goed zou komen met Sylvia. Het brak ons op, en op een gegeven moment hakten Jules en ik de knoop door: we lieten hem bij ons in bed slapen, we wisten niet hoe we het anders moesten oplossen.
Diezelfde week werd eindelijk de telefoon bij Sylvia opgenomen. Jules kreeg een man aan de lijn die beloofde dat ze ons 's middags terug zou bellen, maar ook nu kwam daar niets van terecht. 's Avonds probeerde Jules het nog een keer, en ik hoorde die man weer beloven dat Sylvia snel contact met ons zou opnemen. Jules zei: ‘Zeg haar maar dat het niet meer nodig is. We komen er zelf wel uit.’
| |
| |
We spraken er die avond nog lang over, en toen we naar bed gingen en Jesse nog wakker lag, vertelde Jules hem wat er aan de hand was. Hij zei het zoals het was, hij zei dat Sylvia geen contact meer met ons wilde hebben, hij zei ook dat er een andere man bij haar woonde. ‘Dat speelgoed kunnen we niet meer voor je halen,’ zei Jules. ‘Maar ik beloof je dat we nog deze week alles nieuw voor je kopen.’
De dagen daarna leek Jesse zo mogelijk nog stiller dan anders, al wisten we niet of dat echt zo was of dat het kwam omdat wij er meer op letten. Jules sprak weer met zijn juffrouw en die zij dat hij in de klas geen verdrietige indruk maakte. Hij kwam goed mee, en in de pauzes speelde hij met dezelfde vriendjes als altijd.
Voor mij was het een opluchting dat we niet meer afhankelijk waren van de buien van Sylvia en dat we nu zeker wisten dat we het zonder haar moesten doen. Ik sprak weer met Marianne over die opleiding tot schrijver. Ik was eigenlijk te laat om me daarvoor op te geven, maar Marianne zei dat ze daar vast niet moeilijk over zouden doen. Ze zei dat het voor zo'n instelling geld in het laatje betekende als zich een extra cursist aandiende, en dat ik het gewoon moest proberen. En dus belde ik naar die school op, en een vrouw van de administratie zei dat ik nog steeds een verhaal kon insturen om te kijken of het goed genoeg was. Ik vertelde dat ik geen verhaal had dat af was, en ze vertelde dat ik ook een kans maakte als ik een fragment inleverde. Samen met Jules koos ik er een uit, en met Marianne ging ik op een zaterdagmiddag naar de stad om te winkelen. Ze zei dat je toch een beetje leuk voor de dag moet komen als je naar zo'n opleiding gaat, en we kozen een strakke broek uit waarin stukjes leer waren verwerkt, en een shirtje dat laag was uitgesneden maar nou ook weer niet zo laag dat je er wat van zou denken.
|
|