| |
| |
| |
Rem Koolhaas
Afvalruimte
‘Logan Airport: a world-class upgrade for the 21st century’
(Laat twintigste-eeuws reclamebord)
Konijn is het nieuwe rundvlees... Omdat we gruwen van het nuttige zijn we ertoe veroordeeld levenslang rond te dobberen in willekeur... lax: bij wijze van welkom, mogelijk vleesetende orchideeën aan de incheckbalie... ‘Identiteit’ is het nieuwe afval waar de berooiden van leven, het globaliseringsvoer voor de rechtelozen... Als ruimte-afval de menselijke rotzooi is die rondslingert in het heelal, dan is afval-ruimte het residu dat de mens achterlaat op de planeet. Het gebouwde (daarover later meer) product van de modernisering is niet de moderne architectuur, maar de afvalruimte. Afvalruimte is wat er rest als de modernisering haar beloop heeft gehad, of preciezer gezegd, wat blijft plakken terwijl de modernisering plaatsvindt, de neerslag daarvan. Modernisering had een rationele doelstelling: de wereldwijde verspreiding van de zegeningen van de wetenschap. Afvalruimte is daarvan de apotheose, of de meltdown... Hoewel de losse delen ervan de uitkomst zijn van briljante vondsten, helder uitgedacht door menselijk vernuft, aangevuurd door eindeloze berekeningen, maakt het geheel gehakt van de Verlichting en wordt de wederopstanding daarvan een schijnvertoning, een derderangs vagevuur... Afvalruimte is het eindresultaat van onze huidige prestaties: wij hebben meer gebouwd dan alle voorgaande generaties bij elkaar, maar op de een of andere manier halen we niet hetzelfde niveau. Wij laten geen piramides na. Een nieuwe heilsleer van de lelijkheid leert ons dat er in de eenentwintigste eeuw al meer afvalruimte in de maak is dan er uit de twintigste eeuw is overgebleven... De moderne architectuur had niet moeten worden uitgevonden voor de twintigste eeuw. In de twintigste eeuw verdween de architectuur: we hebben een voetnoot onder een microscoop zitten lezen in de hoop dat het nog eens een roman zou worden; onze zorg om de massa's heeft ons blind gemaakt voor de
| |
| |
architectuur voor het volk. Afvalruimte lijkt een aberratie, maar is essentie, de hoofdzaak... de uitkomst van een treffen tussen lift en airconditioning, geconcipieerd in een incubator van gipsplaat (geen van drieën te vinden in de geschiedenisboeken). Continuïteit is het wezen van de afvalruimte: elke nieuwe uitvinding waarmee ze kan worden uitgebreid wordt aangegrepen en naadloos ingepast: lift, airco, sprenkelinstallatie, brandscherm, hete-luchtgordijn... Afvalruimte is altijd binnen en dermate uitgebreid dat je de grenzen ervan slechts zelden gewaarwordt; liefst wordt je elk gevoel van richting ontnomen met alle mogelijke middelen (spiegel, hoogglans, echo)... Afvalruimte is hermetisch afgesloten en wordt niet bijeengehouden door een skelet, maar door huid, als een luchtbel. De zwaartekracht is constant gebleven en sinds het begin der tijden bevochten met dezelfde wapens, maar de airconditioning - onzichtbaar medium, en dus onopgemerkt - heeft een ware revolutie in de architectuur ontketend. De airconditioning stond aan de wieg van het gebouw zonder einde. Als architectuur gebouwen van elkaar scheidt, dan smeedt de airco ze aaneen. De airconditioning vroeg om gemuteerde organisatie- en samenlevingsvormen waar geen architectuur meer aan te pas komt. Eén enkel winkelcentrum is inmiddels het werk van generaties ruimteplanners, reparateurs en klusjesmannen, net als in de Middeleeuwen; de airconditioning schraagt onze kathedralen. (Zonder het te weten zouden alle architecten wel eens aan hetzelfde gebouw kunnen werken, ver van elkaar verwijderd, maar met verborgen ontvangers die er uiteindelijk een geheel van maken.) Omdat het geld kost, niet meer voor niets is, wordt alle geconditioneerde ruimte uiteindelijk conditionele ruimte, en vroeg of laat wordt alle conditionele ruimte afvalruimte... Als we over ruimte nadenken, hebben we enkel naar het omhulsel gekeken. Alsof de ruimte zelf onzichtbaar is, is alle theorie voor het scheppen
van ruimte geworteld in een obsessieve preoccupatie met het tegendeel: materie en objecten, dat wil zeggen architectuur. Architecten hebben nooit kunnen uitleggen wat ruimte is; afvalruimte is onze straf voor hun mystificaties. Goed, laten we het dan over ruimte hebben. Over de schoonheid van vliegvelden, zeker na elke opknapbeurt. De glans van renovaties. De subtiliteit van het winkelcentrum. Laten we de openbare ruimte verkennen, casino's ontdekken, themaparken bezoeken... Afvalruimte is de dubbelganger van ruimte, een gebied van gereduceerd zicht, afgezwakte verwachtingen, verwaterde ernst. Afvalruimte is een Bermudadriehoek van concepten, een petrischaaltje waar niet meer naar wordt omgekeken: elk onderscheid heeft er afgedaan, wilskracht raakt onder- | |
| |
mijnd, intentie wordt verward met realisatie. Hiërarchie wordt vervangen door opeenstapeling, compositie door toevoeging. Meer en meer, meer is meer. Afvalruimte is overrijp en ondervoedend tegelijk, een gigantische knuffeldeken die de hele wereld in een wurggreep van zorgzaamheid houdt... Afvalruimte is alsof je veroordeeld bent om met miljoenen van je beste vrienden permanent in een bubbelbad te liggen... Een wollig rijk van vervaging waar hoog en laag samensmelten, publiek en privé, recht en krom, opgezwollen en uitgehongerd, om samen een naadloos patchwork te vormen van wat permanent gefragmenteerd is. Het effect van die rijkdom - een schijnbare apotheose, ruimtelijk grandioos - is een terminale leegte, een kwaadaardige parodie op lef en visie die de geloofwaardigheid van het bouwen systematisch uitholt, misschien wel voor altijd... Ruimte werd geschapen door materie op materie te stapelen, met cement omgevormd tot een solide nieuw geheel. Afvalruimte is additief, gelaagd en lichtgewicht, niet uitgewerkt in verschillende delen maar onderverdeeld, gevierendeeld zoals een karkas uiteen wordt gereten - losse brokstukken die van een universele toestand zijn afgehakt. Er zijn geen muren,
alleen afscheidingen, glinsterende membranen, vaak overdekt met spiegels of goud. De constructie kreunt onzichtbaar onder decoraties of is, nog erger, verworden tot ornament: glimmende, dunne dragende geraamten ondersteunen minieme gewichten, reusachtige balken leiden gigantische lasten naar nietsvermoedende bestemmingen... De boog, ooit het werkpaard van de constructie, is het uitgeholde embleem geworden van de ‘gemeenschap’, die een oneindige stroom van virtuele bewoners verwelkomt in een niet-bestaand elders. Als de boog ontbreekt, wordt hij domweg toegevoegd - vaak in stuc - als een ornamenteel ideetje achteraf op haastig opgetrokken megablokken. De iconografie van de afvalruimte is 13 procent romaans, 8 procent Bauhaus, 7 procent Disney (nek aan nek), 3 procent art nouveau, op de hielen gevolgd door de Maya-stijl... Afvalruimte is een substantie die iedere willekeurige vorm had kunnen aannemen, een domein van gesimuleerde schijnorde, een koninkrijk van samensmelting en vervorming. De specifieke configuratie ervan is even arbitrair als de geometrie van een sneeuwvlok. Patronen suggereren herhaling of regels die met wat moeite te ontwarren zijn; afvalruimte ontstijgt elke maat, elke code... Omdat afvalruimte niet te vatten is, kan ze ook niet worden herinnerd. Flamboyant maar ongedenkwaardig, als een screensaver: omdat ze niet kan worden stilgezet, leidt ze onherroepelijk tot acute amnesie. Afvalruimte pretendeert niet naar perfectie te streven, maar wil slechts belangstelling wekken. De geometrie
| |
| |
ervan is onvoorstelbaar, louter maakbaar. Hoewel ze volledig buiten de architectuur valt, neigt ze naar het gewelf, de koepel. Sommige delen ervan lijken gewijd aan de ultieme inertie, andere verwikkeld in een eeuwigdurend retorisch tumult: doodser dan doods bevindt zich pal naast gillend hysterisch. Thema's werpen over interieurs met de omvang van het Pantheon een lijkkleed dat elke verdere ontwikkeling onmogelijk maakt, en in alle hoeken schieten doodgeboren ideetjes op. De esthetiek is Byzantijns, weelderig en donker, uiteengespat in duizenden scherven die allemaal op hetzelfde moment te zien zijn: een quasi-panoptisch universum waarin alles zich in een flits herrangschikt rond het duizelende oog van de toeschouwer. Toonden muurschilderingen vroeger afgoden, dan zijn de modulen van de afvalruimte afgestemd op merken: mythen kunnen worden gedeeld, maar het aura van merken is overgeleverd aan de gunsten van doelgroepen. In de afvalruimte vervullen merken de rol van zwarte gaten in het heelal: kernen waarin betekenis verdwijnt... De glimmendste oppervlakken in de geschiedenis van de mensheid weerspiegelen de mens op z'n nonchalantst. Hoe gewoner het is om in paleizen te wonen, des te gewoner we ons schijnen te kleden. Voor de afvalruimte gelden strikte kledingvoorschriften - een laatste stuiptrekking van hoe het hoort? -: korte broek, gympen, sandalen, skipak, fleece, spijkerbroek, parka, rugzak. Alsof het volk ineens toegang kreeg tot de privé-vertrekken van een dictator, zo kan ook de afvalruimte het best worden genoten met een postrevolutionair openhangende mond. Hier hebben de uitersten zich samengevoegd en is de stap van troosteloosheid naar razernij snel gezet. Neon staat voor het oude én het nieuwe, een interieur verwijst zowel naar het Stenen als naar het Ruimte-tijdperk. Net als een gedeactiveerd virus in een vaccin, bestaat ook de moderne architectuur alleen uit haar essentie, maar alleen in de meest steriele vorm daarvan, de
High Tech (wat leek die tien jaar geleden al dood!). Ze toont wat voorgaande generaties aan het oog onttrokken: de constructies schieten eruit als springveren uit een matras, vluchttrappen bungelen als een trapeze instructief buitenboord, sondes priemen de ruimte in om met veel gedoe datgene te leveren wat in feite alomtegenwoordig is: frisse lucht. Grote vlakken glas hangen aan iele kabels, strakgetrokken huiden omspannen tamme toestanden van niks. Transparantie toont enkel alles waaraan je geen deel kunt hebben. Als de klok middernacht slaat zou de hele boel ineens kunnen veranderen in Taiwanese gotiek of in drie jaar tijd verglijden tot Nigeriaanse sixties, Noors chalet, standaard christelijk. Aardbewoners leven inmiddels in een groteske kleuterschool... Afvalruimte
| |
| |
tiert welig op design, maar design vindt de dood in de afvalruimte. Niets krijgt er vorm, alles woekert voort... De oprisping is de nieuwe norm voor creativiteit: in plaats van de creatie te eren, koesteren en omarmen we de manipulatie... Supersnaren van computerbeelden, overgeplante licentie-logo's en fonkelende infrastructuren van licht, led's en video geven een beeld van een wereld die door niemand in het bijzonder is gemaakt en waarop niemand aanspraak kan maken, altijd uniek, uiterst onvoorspelbaar en toch volkomen vertrouwd. Afvalruimte is heet (of ineens ijskoud): fluorescerende wanden, geplooid als smeltend gekleurd glas, genereren extra warmte om de temperatuur van de afvalruimte zo hoog op te jagen dat je er orchideeën kunt kweken. De inhoud, met her en der verwijzingen naar een zogenaamd verleden, is dynamisch en toch statisch en net zoals bij klonen hergebruikt of vermeerderd: vormen zoeken een functie zoals heremietkreeften een lege schelp... De afvalruimte werpt architectuurvormen af zoals reptielen hun huid en wordt elke maandagmorgen opnieuw geboren. Vroeger bevond de materialiteit van gebouwen zich in een eindtoestand die alleen kon worden aangepast door iets te slopen. Precies op het moment dat onze cultuur de herhaling en regulering als repressief van de hand heeft gewezen, worden de bouwmaterialen steeds meer gestandaardiseerd, modulair, eenheidsworst: de materie wordt inmiddels voorgeprogrammeerd aangeleverd... Nu de module kleiner en kleiner wordt, krijgt ze de status van crypto-pixel. Met de grootste moeite - budget, argumentatie, onderhandeling, deformatie - worden met identieke elementen unieke onregelmatigheden gebouwd. In plaats van te pogen orde uit chaos te puren, wordt nu het pittoreske uit het gehomogeniseerde gewrongen, het eenmalige bevrijd uit het gestandaardiseerde... Architecten waren de eersten die over de afvalruimte nadachten en ze noemden het de megastructuur - de definitieve oplossing
waarmee ze hun gigantische impasse dachten te kunnen overstijgen. Kolossale overkoepelende constructies zouden als varia torens van Babel tot in de eeuwigheid overeind blijven staan en krioelen van de tijdelijke subsystemen die met de jaren op eigen houtje zouden muteren. In de afvalruimte zijn de rollen omgedraaid: er zijn alleen maar subsystemen zonder overkoepelende constructie, verweesde deeltjes op zoek naar een raamwerk of patroon. Iedere materialisatie is provisorisch: geknipt, gebogen, gescheurd, omwikkeld: het bouwen heeft iets zachts, iets van kleermakerij gekregen... De voeg is geen probleem meer, geen hoofdbrekend werk: overgangen worden gemarkeerd met nietjes en plakband, rimpelige bruine stroken houden met moeite de illusie
| |
| |
van een ononderbroken vlak in stand; onbekende en ondenkbare werkwoorden binnen de architectuurgeschiedenis - klemmen, kleven, vouwen, storten, lijmen, schieten, dubbelklappen, versmelten - zijn onmisbaar geworden. Elk element dient zijn doel in een goed gepland isolement. Waar vroeger een detail leek te wijzen op een samenvoeging, mogelijk voorgoed, van ongelijksoortige materialen, bevindt zich nu een provisorische koppeling, die zo weer kan worden losgemaakt of uit elkaar geschroefd, een tijdelijke omhelzing met een hoge kans op scheiden: niet langer de georkestreerde ontmoeting van verschillen, maar het abrupte einde van een systeem, een patstelling. Alleen een blinde die de onvolkomen naden met zijn vingertoppen afleest, zal ooit de veelvoudige geschiedenis van de afvalruimte doorgronden... Terwijl er millennia lang is gewerkt aan duurzaamheid, axiale vormen, relaties en verhoudingen, streeft de afvalruimte naar escalatie. In plaats van ontwikkeling biedt ze entropie. Omdat afvalruimte geen einde kent, lekt het er altijd wel ergens; in het ergste geval vangen monumentale asbakken nu en dan druppels op in een grijze brij... Wanneer is de tijd opgehouden vooruit te lopen en alle kanten uit gaan spoelen, als een op hol geslagen cassettebandje? Sinds de introductie van Real Time™? Een verandering is niet meer automatisch een verbetering. Er is geen vooruitgang: als een krab aan de lsd strompelt de cultuur eindeloos zijwaarts... Een doorsnee-broodtrommeltje van tegenwoordig is een microkosmos van de afvalruimte: één brok gezondheid - schijven aubergine met hompen geitenkaas erop - tenietgedaan door een gigantisch koekje onderin... Afvalruimte vreet energie en wordt op haar beurt ook weer gevroten. Overal in de afvalruimte staan zitgelegenheden, series stapelbare stoelen en zelfs banken, alsof de afvalruimte zijn gebruikers een ervaring biedt die veel en veel afmattender is dan elke vroegere ruimtelijke ervaring;
in de meest verlaten stukken ervan stuit je op een buffet: handige tafels onder een wit of zwart laken waarop plichtmatig cafeïne en calorieën staan uitgestald - cottage cheese, muffins, onrijpe druiven - denkbeeldige representaties van overvloed, maar zonder hoorn en zonder overvloed. Elke afvalruimte wordt uiteindelijk gekoppeld aan lichamelijke functies: ingeklemd tussen roestvrijstalen wandjes zitten rijen kreunende Romeinen met hun spijkertoga's rond hun reuzengympen... Omdat afvalruimte zo intensief wordt gebruikt, pleegt men er fanatiek onderhoud en herstelt de nachtploeg er als Sisyphus eindeloos weer de schade van de dagploeg. Terwijl jij bijkomt van de afvalruimte, komt de afvalruimte bij van jou, tussen twee en vijf uur 's nachts, al is er dan alweer een andere meute, dit- | |
| |
maal in futloze trainingspakken en stukken zwarter, druk bezig met dweilen, stofzuigen, vegen, poetsen, aanvullen... Afvalruimte wekt geen loyaliteit bij haar schoonmakers... Puur gericht op acute bevrediging bevat de afvalruimte de kiemen van een toekomstige perfectie; in het weefsel van ingeblikte euforie zit een verontschuldigende taal verwoven: ‘excuus voor de overlast’-bordjes of piepkleine gele ‘sorry’-plakkaten markeren voortdurend natte plekken en melden tijdelijk ongemak in ruil voor imminente glans, de verlokking van het nóg-beter. Ergens zakken arbeiders op hun knieën - alsof ze gaan bidden - om verbleekte delen te repareren of ze verdwijnen half in een plafondgat - alsof ze gaan biechten - om een onbegrijpelijke storing te verhelpen. Alle oppervlakken zijn archeologisch, opgebouwd uit lagen uit allerlei ‘perioden’ (hoe noem je de tijd dat een bepaald soort kamerbreed tapijt in zwang was?) - zoals te zien is zodra er scheuren in komen... Vanouds impliceert een typologie scheidslijnen, de afbakening van een specifiek model waardoor andere ordeningen worden uitgesloten. Afvalruimte staat voor een
omgekeerde typologie van een cumulatieve, vaag omschreven identiteit en gaat niet zozeer over soort als wel over kwantiteit. Maar ook vormeloosheid is nog vorm, en ook het vormeloze is een typologie... Neem de vuilstortplaats, waar de ene na de andere vrachtwagen zijn lading loost om een berg te vormen die één geheel vormt ondanks de willekeurige bouwstenen of de principiële vormeloosheid ervan, of neem het tent-omhulsel dat verschillende vormen aanneemt al naar gelang de omvang van wat erin zit. Of de laaghangende kruisen van de jongste generatie. Afvalruimte kan absoluut chaotisch of griezelig steriel zijn - net als een bestseller - zowel strak geconstrueerd als onbestemd. Zo is er bijvoorbeeld iets vreemds aan de hand met feestzalen: gigantische vlaktes waaruit elke pilaar is geweerd ten behoeve van een ultieme flexibiliteit. Omdat je nog nooit bent uitgenodigd voor zoiets, heb je ze nooit in gebruik gezien, je weet alleen hoe ze met ijzige precisie worden ingericht: een meedogenloze rangschikking van ronde tafels die zich uitstrekken tot aan de verre einder en met een diameter die elke conversatie lamlegt, een podium ruim genoeg voor het politbureau van een totalitaire staat, coulissen die vooralsnog ongedroomde verrassingen in petto houden - kilometers organisatie ter ondersteuning van ophanden zijnde dronkenschap, liederlijkheden en puinzooi. Of neem autoshows... Afvalruimte wordt vaak omschreven als een stromenland, maar dat is niet de goede term: stromen vereisen geordende beweging en samenhangende lichamen. Afvalruimte is een web zonder spin: hoewel het architectuur is bedoeld
| |
| |
voor de massa's, is elke baan die er gevolgd wordt volkomen uniek. De anarchie ervan is een van de laatste tastbare vormen van vrijheid die wij nog ervaren. Het is een ruimte voor botsingen, een vat voor atomen, het is er druk, maar niet hutje-mutje... Er bestaat een speciale manier van bewegen in de afvalruimte, zowel doelloos als doelgericht. Die moet je leren. In de afvalruimte draait het helemaal om onoplettendheid; soms raakt een complete afvalruimte ontregeld omdat één deeltje zich niet aanpast: één enkele burger uit een andere cultuur - een vluchteling, een moeder - kan een volledige afvalruimte in de war schoppen, gemoedelijk gijzelen en een onzichtbaar spoor van verstoppingen achterlaten, welke ontregeling uiteindelijk tot in de verste uithoeken wordt doorgegeven. Daar waar bewegingen synchroon lopen, ontstaan stremmingen: op roltrappen, bij uitgangen, parkeerautomaten, betaalautomaten. Soms worden individuen onder dwang in één stroom geleid, door één deur geperst of gedwongen zich tussen twee tijdelijke obstakels door te wurmen (een knipperend invalidenkarretje en een kerstboom): de openlijke weerzin die zo'n versmalling opwekt, maakt het hele idee van stromen belachelijk. Stromen in de afvalruimte leiden tot rampen: warenhuizen die hun deuren opengooien voor de uitverkoop, de stormloop die ontstaat tussen twee vakken rivaliserende voetbalfans, de lijken die zich opstapelen voor de afgesloten nooduitgangen van een disco, het zijn allemaal bewijzen voor de discrepantie tussen de poorten tot de afvalruimte en de krappe schaalverdeling in de oude wereld. Jongeren mijden instinctief de Danteske manipulaties/hokken waartoe de afvalruimte hun ouders voor eeuwig heeft verdoemd. Binnen de meta-speeltuin van de afvalruimte bestaan kleinere speeltuintjes, afvalruimte voor kinderen (meestal op de minst gewilde vierkante meters): stukken waar alles ineens is gekrompen - vaak onder trappen, nooit ver
van een dood punt - met een verzameling te kleine plastic vormpjes - glijbanen, schommels, wippen - die worden gemeden door het beoogde publiek - kinderen - en die afvalniches zijn geworden voor de ouderen, de verdwaalden, de eenzamen, de verdwaasden... een laatste oprisping van medemenselijkheid... Verkeer is afvalruimte, van luchtruim tot ondergrondse; het hele wegennet is afvalruimte, een gigantisch potentieel Utopia dat verstopt raakt door de gebruikers, zoals je ontdekt als ze eindelijk met vakantie zijn... Afvalruimte heeft net als radioactief afval een verraderlijke halveringstijd. Oud worden in de afvalruimte is onmogelijk of rampzalig; een complete afvalruimte - een warenhuis, een nachtclub, een vrijgezellenflat - verandert soms zonder de minste waarschuwing van de ene op de
| |
| |
andere dag in een achterbuurt; het wattverbruik slinkt onmerkbaar, letters verdwijnen van borden, airco-installaties beginnen te lekken, er verschijnen scheuren als van anderszins ongeregistreerde aardbevingen, hele stukken rotten weg, sterven af, maar blijven via gangreneuze kanalen verbonden met het vlees van het grotere lichaam. Om vroeger het gebouwde te kunnen beoordelen, moest het zich in een statische toestand bevinden; tegenwoordig belichaamt architectuur op een en hetzelfde moment tegenovergestelde toestanden: oud en nieuw, permanent en tijdelijk, bloeiend en bedreigd... Sommige stukken kwijnen Alzheimer-achtig weg terwijl andere tegelijkertijd worden opgeknapt. Omdat de afvalruimte geen einde kent, gaat ze nooit dicht... Renovaties en restauraties vonden vroeger plaats in jouw afwezigheid: nu ben je er getuige van, een onwillige deelnemer... Afvalruimte in de verbouw zien is zoiets als een onopgemaakt bed bekijken, van een ander. Stel dat een vliegveld meer ruimte moet krijgen. Vroeger werden er dan nieuwe terminals aangebouwd die alle in meerdere of mindere mate typisch voor hun tijd waren, terwijl de oude gebouwen bleven staan bij wijze van leesbaar aandenken, bewijs van vooruitgang. Omdat passagiers ondubbelzinnig hebben aangetoond eindeloos kneedbaar te zijn, heeft het idee van de verbouwing-ter-plaatse opgang gemaakt. Loopbanden worden in de achteruit gezet, borden afgeplakt, palmen in potten (of heel grote dooie) krijgen een lijkzak omgesjord. Aan elkaar gekitte gipsplaten wandjes houden de twee bevolkingsgroepen gescheiden: de ene nat, de andere droog, de ene hard, de andere slap, de ene koud, de andere oververhit. De helft van de bevolking schept nieuwe ruimte, de welgesteldere helft consumeert oude ruimte. Ten behoeve van een onderwereld waarin wordt gewerkt, verandert de hal ineens in een kashba: provisorische kleedruimtes, koffiepauzes, roken en zelfs heuse kampvuren... Het plafond is een gekreukelde plaat die aan de Alpen doet
denken; rasters van wiebelige tegels worden afgewisseld door lappen zwart plastic met opdruk, die op onwaarschijnlijke plekken worden doorboord door een grid van kristallen kroonluchters... Metalen goten worden vervangen door ademend textiel. Gapende lassen tonen gigantische leegtes in het plafond (voormalige asbestravijnen?), balken, leidingen, snoeren, kabels, isolatie, brandbeveiliging, touw: één grote kluwen, onverwachts aan het daglicht getreden. Vervuild, gefolterd en complex, met als enige bestaansreden dat ze nooit bewust zijn ingepland. De vloer is een mozaïek: verschillende texturen - hard, harig, zwaar, glanzend, plastic, metalig en modderig - wisselen elkaar lukraak af, als bedoeld voor verschillende diersoorten... De grond bestaat niet
| |
| |
meer. Er zijn te veel primaire behoeften die op dat ene niveau gerealiseerd moeten worden. Het absoluut horizontale heeft afgedaan. Transparantie is verdwenen en vervangen door een dikke korst van tijdelijk gebruik: kiosken, karren, wandelwagentjes, palmen, fonteinen, barretjes, banken, wagentjes... Gangen lopen niet meer gewoon van a naar b, maar zijn ‘bestemmingen’ geworden. De pachters ervan is zelden een lang leven beschoren: de stoffigste etalages, de obligaatste jurken, de onwaarschijnlijkste bloemen. Elk overzicht is zoek, als in een regenwoud (dat zelf ook verdwijnt, blijven ze maar zeggen...). Wat ooit recht was, wordt opgerold in steeds ingewikkelder configuraties. Alleen een perverse modernistische choreografie kan nog iets verklaren van alle kronkels en bochten, plotselinge wendingen en hellingen op en af die in de regel kenmerkend zijn voor de route van check-in (misleidende naam) naar platform door een gemiddeld eigentijds vliegveld. Omdat wij nooit een reconstructie maken of vraagtekens plaatsen bij de absurditeit van deze gedwongen dérives, schikken we ons lijdzaam in groteske tochten langs parfum, asielzoeker, bouwplaats, ondergoed, oesters, pornografie, mobieltjes - onvoorstelbare avonturen voor de hersens, het oog, de neus, de tong, de baarmoeder, de testikels... Ooit werd er een felle discussie gevoerd over de rechte hoek en de rechte lijn, inmiddels is de negentigste graad er één onder vele geworden. Sterker nog, restanten van vroegere geometrieën sturen de boel telkens weer in het honderd en vormen eenzame weerstandsknoesten, die instabiele wervelingen veroorzaken in de nieuwe opportunistische stromen... Wie durft zich verantwoordelijk te noemen voor deze gang van zaken? Het idee dat een discipline ooit de bewegingen van mensen voorschreef of toch minstens meende te kunnen voorspellen, lijkt nu lachwekkend, of erger nog: ondenkbaar.
Berekening heeft de plaats ingenomen van planning: hoe grilliger de route, idioter de lussen, schimmiger het onderliggende schema, des te effectiever de presentatie van koopwaar en des te sneller tot aanschaf wordt overgegaan. In deze oorlog zijn de grafisch ontwerpers de grote overlopers: waar ooit de routeborden je naar de plek beloofden te brengen waar je heen wilde, raak je nu verward en verstrikt in een woud van hebbedingen die je dwingen tot ongewenste omwegen en je laten terugkeren op je schreden als je de weg kwijt bent. Het postmodernisme voegt een kreukelzone van virale poché toe waarmee de eindeloze frontlinie van etalages wordt gefragmenteerd en vermeerderd, een peristaltische krimpfolie waar de commerciële handel niet buiten kan. Looproutes worden een helling op gejaagd en gaan zonder de minste waarschuwing horizontaal lopen, waarna
| |
| |
ze zich splitsen, afdalen en ineens uitkomen op een duizelingwekkend balkon boven een gapend gat. Fascisme minus dictator. Vanaf het dode punt waar je onverhoeds werd afgeleverd door een monumentale granieten trap voert een lift je naar een onzichtbare bestemming met tijdelijk uitzicht op pleisterwerk waarvoor inspiratie is geput uit bronnen die zo weer vergeten kunnen worden. (Er is geen nulpunt, je zit altijd ergens tussen geklemd. ‘Ruimte’ wordt uit de afvalruimte geschept als uit een kledderig brok roomijs dat te lang in het vriesvak heeft liggen verpieteren: cilindervormig, taps toelopend, min of meer bolrond, wat dan ook...) Toiletgroepen muteren in een Disney-winkel en vloeien dan over in een meditatiecentrum: de opeenvolgende transformaties steken de draak met het woord ‘plan’. Het plan is een radarscherm waarop losse pulsen een onvoorspelbare tijd lang blijven bestaan in een orgiastische clash... In deze impasse tussen het overtollige en het onvermijdbare zou een plan de zaken alleen maar erger maken en je tot acute wanhoop drijven. Alleen het diagram stelt de zaken nog draaglijk voor. Er bestaat nul komma nul loyaliteit - en nul komma nul tolerantie - voor de grote lijn, er is geen ‘oorspronkelijke’ toestand: architectuur is een vertraagde sequentie in een ‘permanente evolutie’ geworden... De enige constante is de verbouwing - continu - in zeldzame gevallen gevolgd door ‘restauratie’, het proces dat telkens nieuwe delen van de geschiedenis claimt als uitbreidingen van de afvalruimte. Geschiedenis corrumpeert, absolute geschiedenis corrumpeert absoluut. Kleur en materie worden geëlimineerd uit deze bloedeloze entingen: alleen in de middelmaat kunnen het oude en nieuwe elkaar vinden... Kan de middelmaat er nog dikker op gelegd worden? Kan het karakterloze verder worden uitvergroot? Door hoogte? Diepte? Breedte? Variatie? Herhaling? Soms wordt afvalruimte niet
gegenereerd door overdaad maar door het tegendeel daarvan, de totale afwezigheid van details. Een leeggehaalde toestand van een angstaanjagende karigheid, het schokkende bewijs dat zó veel door zó weinig tot stand kan worden gebracht. Lachwekkende leegte inspireert tot de eerbiedige afstand of de aarzelende toenadering die de starchitecten voor het verleden aan de dag leggen, al dan niet oprecht. Steevast kiezen ze ervoor het origineel intact te laten: wat ooit een restant was, wordt nu uitgeroepen tot essentie, de speerpunt van de hele ingreep. Als eerste stap wordt het te conserveren goed in een dikke laag commercie en catering gewikkeld - zoals een schoorvoetende skiër de helling wordt af geduwd door een welmenende oppas. Uit respect worden symmetrieën behouden en hulpeloos aangedikt; oude bouwtechnieken worden in ere hersteld en opge- | |
| |
poetst tot ze blinken van irrelevantie, mijnen worden heropend om ‘dezelfde’ steen uit te hakken, indiscrete sponsornamen prominent uitgehouwen in het allerbescheidenste lettertje; de binnenplaats wordt overdekt door een magistraal, constructief ‘filigrein’ - expliciet niet-concurrerend - met het doel een continuïteit te creëren met de ‘rest’ van de afvalruimte (verlaten galeries, etalagegetto's, megaconcepten...). De nodige aanpassingen worden uitgevoerd: gigantische, antiseptische vlaktes van monumentale terughoudendheid baden in een gefilterd daglicht waarin ze tot leven komen, opgloeien als een computerbeeld... De vloek van de publieke ruimte: latent fascisme dat veilig wordt gesmoord in bewegwijzering, bankjes, belangstelling... Afvalruimte is postexistentieel; het maakt je onzeker van waar je bent, verdoezelt waar je heen gaat, wist uit waar je was. Wie denk je dat je bent? Wie wil je zijn? (Even voor de architecten: jullie dachten dat je afvalruimte kon negeren, heimelijk kon bezoeken, met dédain kon behandelen of indirect
kon savoureren... Omdat jullie er niets van begrepen, hebben jullie de sleutel weggegooid... Maar nu is je eigen architectuur erdoor geïnfecteerd en net zo glad geworden, alomvattend, doorlopend, getordeerd, druk, atrium-loos...) AfvalSignatuur™ is de nieuwe architectuur: de oude megalomanie van een beroepsgroep die werd ingehuurd voor handzame oppervlakten, afvalruimte minus de verlossende banaliteit ervan. Alles wat uitgerekt is - limousines, lichaamsdelen, vliegtuigen - wordt afvalruimte en het oorspronkelijke idee ervan verkracht. Herstellen, herschikken, herenigen, hernieuwen, herindelen, herzien, herontdekken, herstylen, herexporteren - de friezen van het Parthenon - herbouwen, heroverwegen, herhuisvesten: alle werkwoorden met ‘her’- scheppen afvalruimte... De afvalruimte wordt ons graf. De helft van de mensheid vervuilt om te produceren, de andere helft vervuilt om te consumeren. De totale vervuiling van alle auto's, motoren, vrachtwagens, bussen en slavenfabriekjes in de derde wereld valt in het niet bij de hitte die de afvalruimte genereert. Afvalruimte is politiek: ze is afhankelijk van de uitschakeling van het kritisch vermogen in naam van gemak en genot. Politiek is dankzij Photoshop een manifest geworden, naadloze blauwdrukken voor elkaar wederzijds uitsluitende zaken onder auspiciën van onduidelijke ngo's. Gemak is de nieuwe gerechtigheid. Hele ministaatjes hebben de afvalruimte al als politiek programma aanvaard, richten een staatsbestel in gebaseerd op geplande verwarring en voeren een politiek van de systematische wanorde. Niet bepaald ‘vrijheid-blijheid’; het geheim van de afvalruimte is namelijk dat ze zowel promiscue als repressief is: terwijl het vormeloze om zich
| |
| |
heen grijpt, sterft het formele af met al zijn regels, reglementen, regulaties... Babel is verkeerd begrepen. Taal is niet het probleem, maar gewoon de nieuwe grens van de afvalruimte. De mensheid, verscheurd door eeuwige vraagstukken en de impasse van oeverloze discussies, heeft een nieuwe taal in het leven geroepen die als een fragiel design-voetgangersbruggetje onoverbrugbare kloven beslecht... een proactieve hoos aan nieuwe oxymorons die lijmen wat ooit onverenigbaar was: life/style, reality/tv, wereld/muziek, museum/winkel, food/court, gezondheid(s)/zorg, waiting/lounge. Klassenstrijd is vervangen door naamgeving, klinkende clusters van status, inzet en voorgeschiedenis. Met behulp van acroniemen, ongebruikelijke leenwoorden, weggelaten letters of niet-bestaande meervoudsvormen hopen ze een veelheid aan betekenis te suggereren in ruil voor een weidse nieuwe ruimtelijkheid... Afvalruimte kent al je emoties, al je wensen. Ze is Big Brothers onderbuik. Ze eigent zich 's mensen ervaringen toe. Ze gaat vergezeld van een soundtrack, geur, bijschriften; ze schreeuwt van de daken hoe ze gezien wil worden: rijk, verbijsterend, cool, immens, abstract, ‘minimal’, historisch. Ze bedient een collectief van tobbende consumenten die chagrijnig hun volgende uitgave afwachten, een massa herstelmomenten die zijn opgenomen in een duizendjarig rijk van reclamepraat, een acute aanval van voorspoed. Het individu wordt alle privacy ontnomen in ruil voor toegang tot een credit-nirvana. Je bent zelf medeplichtig aan het spoor van vingerafdrukken dat je met elke transactie achterlaat: ze weten alles van je, behalve wie je bent. Geheime gezanten van de afvalruimte volgen je tot in de voorheen onschendbare privacy van je slaapkamer: de mini-bar, privé-fax, betaal-tv met compromitterende porno, schone plastic hoesjes voor over de wc-bril, condooms (met de complimenten): mini-winstobjecten die vreedzaam naast de bijbel in je nachtkastje
liggen... Afvalruimte pretendeert te verenigen, maar in werkelijkheid versplintert ze. De gemeenschappen die ze schept komen niet voort uit gedeelde interesse of vrije associatie, maar uit identieke statistieken en onvermijdbare demografische gegevens, een opportunistisch weefsel van gevestigde belangen. Iedere man, iedere vrouw, ieder kind wordt individueel aangesproken, nagetrokken, van de rest afgescheiden... De fragmenten komen alleen nog samen bij de ‘bewaking’, waar een muur van videoschermen de losse beelden teleurstellend herenigt in een onbeduidend, utilitair kubisme dat de algehele samenhang van de afvalruimte zichtbaar maakt voor de onverschillige blik van nauwelijks opgeleide bewakers: video-etnografie in de meest rauwe vorm. Net zoals de afvalruimte instabiel is, wordt
| |
| |
ook het feitelijke bezit ervan eeuwig doorgegeven in een gelijk opgaande trouweloosheid. Afvalruimte ontstaat spontaan door een natuurlijke zakelijke geestdrift - het vrije spel van de markt - of ze wordt gegenereerd door de gecombineerde acties van tijdelijke ‘opperhoofden’ met een lange historie van driedimensionale filantropie, bureaucraten (vaak de linkse types van vroeger) die vol optimisme immense vlaktes aan de waterkant, voormalige variététheaters, militaire bases en verlaten vliegvelden verkopen aan het hogere echelon van projectontwikkelaars en handelaren in onroerend goed die elk tekort in de futuristische balans kunnen opvangen, of ze ontstaat door WanBehoud™ (het behoud van historische gebouwen waar geen mens in geïnteresseerd is, maar die door de tijdgeest heilig zijn verklaard). Terwijl de schaal ervan verder en verder opzwelt - en wedijvert met, ja, de overhand krijgt over die van het publiek - wordt de financiering ervan steeds schimmiger. Er wordt bewust een mist opgetrokken voor ondoorzichtige deals, dubieuze belastingvoordelen, ongebruikelijke premies, vrijstellingen, bureaucratische rompslomp, overgehevelde ontwikkelingsrechten, gedeelde bezittingen, bijzondere bepalingen in bestemmingsplan-gebieden, vermengingen van publiek en privé. Het geld komt van obligaties, loterijen, subsidies, liefdadigheid, toelages: een ongeregelde stroom van yens, euro's en dollars (¥ € $) creëert financiële deklagen die even fragiel zijn als hetgeen ze toedekken. Als gevolg van een structureel tekort, een fundamenteel deficit en een eventueel faillissement wordt elke vierkante millimeter een graaiend, noodlijdend oppervlak dat afhankelijk is van openlijke of heimelijke steun, korting, compensatie en fondsenwerving. Voor de cultuur zijn er ‘bakstenen met sponsornaam’, voor de rest: contant geld, huuropbrengsten, pachtgelden, concessierechten, de grondvesting van
merken. De afvalruimte groeit mee met de economie, alleen kan haar voetafdruk niet inkrimpen... als ze niet langer nodig is, vermagert ze. Omdat afvalruimte amper levensvatbaar is, moet ze steeds meer programma inslikken, wil ze overleven: binnenkort kunnen we overal alles doen. Dan hebben we de ruimte definitief veroverd. Na de afvalruimte, de onmetelijkheid? Dankzij afvalruimte krijgt oud aura een nieuwe glans, die opeens nieuwe commerciële horizonten opent: Barcelona versmolt met de Olympische Spelen, Bilbao met Guggenheim, 42nd Street met Disney. God is dood, de auteur is dood, de geschiedenis is dood en alleen de architect staat nog overeind... een smadelijke evolutionaire grap... Een tekort aan meesters heeft geen eind gemaakt aan de proliferatie van meesterwerken. ‘Meesterwerk’ is de ultieme erkenning geworden, een se- | |
| |
mantische ruimte waarbinnen het object alle kritiek wordt bespaard, de kwaliteiten onbewezen blijven, de functionaliteit niet wordt getest en de motieven ongemoeid worden gelaten. Het meesterwerk is niet langer een onverklaarbare meevaller, een worp met de dobbelsteen, maar een consistente typologie: het doel is intimideren, het buitenoppervlak is vrijwel geheel gebogen, gigantische percentages van het totale oppervlak zijn disfunctioneel, middelpuntvliedende componenten worden amper bijeengehouden door de trekkracht van het atrium, uit angst voor de nakende komst van gerechtelijke accountants... Hoe onbepaalder de stad, des te specifieker de afvalruimte: alle prototypes van de afvalruimte zijn stedelijk - het Romeinse forum, de metropool; pas door hun omgekeerde synergie worden ze provinciaals, opgezwollen en gekrompen tegelijk. Afvalruimte reduceert alles wat stads is tot stadsmaniertjes... In plaats van een openbaar leven Openbare Ruimte™: dat wat er rest van de stad als al het onverwachte eruit is gesloopt... Ruimte waar men kan ‘eren’, ‘delen’, ‘meeleven’,
‘rouwen’ en ‘helen’... hoffelijkheid die wordt opgelegd door een overdaad aan schreefletters... In het derde millennium zal de afvalruimte de verantwoordelijkheid op zich nemen voor vermaak en geloof, notoriteit en intimiteit, het openbare en private leven. De dood van God (en de auteur) heeft onvermijdelijk geleid tot een wildgroei aan verweesde ruimte; afvalruimte heeft geen auteur en is toch verrassend autoritair... Juist nu de mensheid de grootste vrijheid geniet, wordt ze onderworpen aan de meest dictatoriale scripts: van de opdringerige monoloog van de kelner en de antwoord-goelags aan de andere kant van de lijn tot de veiligheidsinstructies in het vliegtuig en steeds opdringeriger parfums: de mensheid wordt door intimidatie gedwongen zich te neer te leggen bij een uiterst wreed geconstrueerd plot... Het uitverkoren theater van de grootheidswaan - het dictatoriale - is niet langer de politiek, maar het amusement. Dankzij de afvalruimte kan amusement hermetisch afgesloten werelden creëren van ongekende exclusiviteit en concentratie: concentratie-gokhal, concentratie-golfbaan, concentratie-congres, concentratie-film, concentratie-cultuur, concentratie-vakantie. Amusement is alsof je een eens roodgloeiende planeet ziet afkoelen; de grootste attracties zijn oer- en oeroud: het bewegende beeld, de achtbaan, geluid, tekenfilms, clowns, eenwielers, dinosauriërs, het nieuws, oorlog. Met uitzondering van beroemdheden - waaraan een schreeuwend tekort is - hebben we niets toegevoegd, alleen wat aangepast. Bedrijfsamusement is een melkweg die zich samentrekt, maar door meedogenloze Copernicaanse wetten gedwongen wordt stug vol te houden. Het
| |
| |
geheim van de bedrijfsesthetiek was de kracht van het weglaten, het feest van de efficiëntie, de eliminatie van alle franje: abstractie als camouflage, de zoektocht naar het bedrijfs-sublieme. Op veler verzoek is geplande schoonheid warm-menselijk geworden, niets-uitsluitend, willekeurig, poëtisch en tandeloos: water wordt door piepkleine gaatjes geperst en dan in onbuigzame bogen geleid; rechte palmen worden in groteske poses gewrongen, de lucht wordt opgeladen met extra zuurstof - alsof alleen door het zo drastisch mogelijk verwringen van buigzame materialen de macht kan worden gehandhaafd en de drang om iedere verrassing uit te sluiten kan worden bevredigd. Geen ingeblikte lach, maar ingeblikte euforie... Kleur wordt weggelaten met het oogmerk de uiteindelijke kakofonie te dempen en wordt alleen nog gebruikt als signaal: ontspan, geniet, wees blij, we zijn allemaal samen in onze verdoving... Waarom dulden we geen heftiger sensaties? Wanklanken? Ongemak? Genialiteit? Anarchie?... Afvalruimte heeft een helende werking, althans dat denkt men in menig ziekenhuis. Wij dachten dat het ziekenhuis uniek was - een universum dat te herkennen viel aan zijn geur - maar nu we eraan gewend zijn te allen tijde geconditioneerd te worden, beseffen we dat het slechts een prototype was; alle afvalruimte wordt gekenmerkt door de geur die er hangt. Die ziekenhuizen, vaak van heroïsche omvang en gepland met het laatste restje adrenaline van de grootse inspiratie van het modernisme, hebben we (al te) menselijk gemaakt; beslissingen over leven en dood vallen in hardvochtig vriendelijke ruimtes vol kwijnende boeketten, lege koffiekopjes en oude kranten. Vroeger kwam je de dood onder ogen in een toepasselijke cel, nu kruipen je naasten dicht opeen in een atrium. Over elk verticaal oppervlak is er een krachtige nullijn getrokken: erboven een eindeloos, diep menselijk lint van ‘kleur’, geliefden, kinderzonsondergangen, bewegwijzering en
kunst... eronder een functionele zone voor smetten en ontsmettingsmiddelen, voorziene conflicten en krassen, klodders en gedruip... Afvalruimte is ruimte als vakantie; ooit bestond er een verband tussen werk en vrije tijd, een bijbels voorschrift dat de week indeelde en het openbare leven inrichtte. Nu werken we harder, gestrand op een eeuwigdurende casual Friday... Het kantoor is de volgende hobbel die de afvalruimte moet nemen. Omdat je thuis kunt werken, streeft het kantoor naar huiselijkheid; omdat je ook nog een leven wilt hebben, simuleert het kantoor de stad. De afvalruimte maakt van het kantoor een stedelijke woonplek, een vergader-boudoir: bureaus worden beeldhouwwerken, de werkvloer wordt verlicht door intieme spotjes. Monumentale scheidingswanden, kiosken, mini-koffie- | |
| |
corners op overdekte plaza's: een waar Post-it-universum. ‘Team-geheugen’, ‘informatie-persistentie’: loze barrières tegen het universele vergeten van wat het onthouden niet waard is, de oxymoron als mission statement. Zie de bedrijfs-agitprop: de ceo-suite wordt een ‘leiderscollectief’ dat is aangesloten op alle andere afvalruimte ter wereld, al dan niet reëel bestaand. Espace wordt e-space. De eenentwintigste eeuw zal ‘intelligente’ afvalruimte voortbrengen, op een groot digitaal ‘dashboard’: verkoopcijfers, cnnnysenasdaqc-span, alles wat fluctueert, van goed naar slecht, opgedist in real time, net als de volautomatische theoriecursus die je bij rijlessen krijgt... De globalisering zet de taal om in afvalruimte. We zitten vast in een taal-stagnatie. De alomtegenwoordigheid van het Engels is een Pyrrusoverwinning: nu we het allemaal spreken, weet niemand meer hoe het moet. Onze grootste prestatie is de collectieve verbastering van het Engels: we hebben de taal overbelast met onkunde, accenten, slang, jargon, toerisme,
outsourcing en multitasking... we kunnen het als een buiksprekerspop alles laten zeggen wat we maar willen... En nu de taal is uitgerust met de nieuwste snufjes zijn er te weinig geloofwaardige woorden over: onze creatiefste hypotheses blijven ongeformuleerd, ontdekkingen worden niet gedaan, ideeën niet gelanceerd, filosofieën blijven obscuur, nuances worden gemist... We wonen in weelderige Potemkin-buitenwijken van wollige terminologieën. Afwijkende linguïstische ecologieën staan virtuele subjecten terzijde bij hun aanspraak op legitimiteit en helpen hen te overleven... Taal wordt niet langer gebruikt om te onderzoeken, te definiëren, formuleren of confronteren, maar om te ontwijken, verdoezelen, vertroebelen, verontschuldigen en in te pakken... ze maakt aanspraken, wijst slachtoffers aan, ondermijnt discussies, erkent schuld, kweekt consensus. Hele organisaties en/of beroepsgroepen dwingen je om af te dalen in het linguïstische equivalent van de hel: de veroordeelden tot dit voorgeborchte van het woord worstelen met uitdrukkingen en glijden steeds verder af in spiralen van smeekbedes, leugens, geschipper, gewauwel... een satanische orkestratie van nietszeggendheid... Ondanks het feit dat afvalruimte voor binnen bedoeld is, kan ze gemakkelijk een hele stad opslokken. Eerst ontsnapt ze uit haar behuizing - semantische orchideeën die alleen gedijden in een broeikas schieten verrassend krachtig de grond uit - en dan wordt het buitengebied zelf aangepast: de straten worden chiquer geplaveid, er komen meer en meer wachthokjes met steeds dwingender bepalingen, het verkeer wordt gereguleerd, de criminaliteit een halt toegeroepen. Vervolgens grijpt de afvalruimte om zich heen als een bosbrand in
| |
| |
L.A.... De wereldwijde voortschrijding van de afvalruimte staat voor een laatste Onloochenbare Bestemming: de wereld als openbare ruimte... Alle herontdekte symbolen en opgerakelde sintels van wat ooit de openbaarheid was, hebben nieuwe weidegronden nodig. Een nieuwe vegetatie wordt ingelijfd vanwege de goede thematische mogelijkheden ervan. De omzwervingen van de afvalruimte hebben geleid tot de professionalisering van de denaturering, een goedaardige vorm van eco-fascisme die een bijna uitgestorven Siberische tijger neerplant in een woud van kaartjesautomaten, vlak bij Armani, tussen grillig boomachtige, barokke bouwsels... Buiten, tussen de casino's, projecteren fonteinen complete stalinistische bouwwerken van water die in een oogwenk opspuiten, even blijven hangen en dan met de kracht der vergetelheid weer uit het zicht verdwijnen... Lucht, water, hout: ze worden stuk voor stuk aangedikt tot Hyperecologie™, een parallel Walden, een nieuw regenwoud. Het landschap is afvalruimte geworden, flora als verrotting: bomen worden gemarteld, gazons bedekken de menselijke ingrepen als een dikke pels of zelfs toupet, tuinsproeiers klateren volgens een wiskundig tijdsschema... De golfbaan, schijnbaar de tegenpool van de afvalruimte, is in wezen diens conceptuele dubbelganger: leeg, sereen, vrij van commerciële troep. De relatieve ontruiming van de golfbaan wordt bewerkstelligd door de afvalruimte nog voller te proppen. De ontwerp- en realisatiemethode zijn bij beide identiek: wegvagen, tabula rasa, aanpassen. Afvalruimte wordt bioafval: ecologie wordt ecoruimte. Ecologie en economie zijn in de afvalruimte samengegaan tot ecolomie. De economie is Faustiaans geworden: hyperontwikkeling is afhankelijk van kunstmatige onderontwikkeling, er is een gigantische wereldwijde bureaucratie in de maak om, in een reusachtig yin-en-yang, het evenwicht te vinden tussen afvalruimte en golf, tussen het afgeschraapte en het opgestuwde, waarbij het recht om alles te
plunderen wordt verworven tegen de verplichting steroïde regenwouden in Costa Rica aan te leggen. Zuurstofbanken, Fort Knoxen van chlorofyl, eco-reserves als een blanco cheque voor verdere vervuiling. De afvalruimte herschrijft de Apocalyps: we zouden kunnen sterven aan een zuurstofvergiftiging... In het verleden werd de warhoop van de afvalruimte gecompenseerd door de kale ruigte van de aanpalende infrastructurele werken: parkeergarages, tankstations, distributiecentra, welke stelselmatig de monumentale zuiverheid bezaten waar het het modernisme aanvankelijk om te doen was. Nu heeft een kolossale injectie lyriek ervoor gezorgd dat de infrastructuur - het enige domein dat tot nu toe immuun was voor design, smaak en marktwerking - de wereld
| |
| |
van de afvalruimte kan betreden, en dat de afvalruimte haar terrein kan uitbreiden tot onder de blote hemel. Treinstations vouwen zich open als ijzeren vlinders, vliegvelden glinsteren als cyclopische dauwdruppels, bruggen overspannen vaak verwaarloosbare oevers als grotesk uitvergrote versies van een harp. Ieder stroompje z'n eigen Calatrava. (Soms, als er sterke wind staat, trilt die nieuwe generatie instrumenten alsof ze door een reus, of misschien wel een God worden bespeeld en siddert de mensheid...) Afvalruimte kan zich door de lucht verspreiden, malaria naar Sussex brengen; er belanden iedere dag driehonderd malariamuskieten bij de gdg en gtw, die theoretisch acht tot twintig mensen in een straal van vijf kilometer kunnen infecteren, een risico dat nog wordt vergroot doordat de gemiddelde passagier in een misplaatste oprisping van quasi-autonomie liever niet wordt gedesinfecteerd als hij of zij eenmaal de gordels om heeft voor de terugreis vanaf de doodlopende straat van de toeristenbestemming. Vliegvelden, het tijdelijk onderkomen van hen die naar elders vertrekken, bewoond door grote groepen die alleen met elkaar zijn verbonden door hun dreigende desintegratie, zijn veranderd in consumptie-goelags, democratisch verspreid over de aardbol om iedere burger evenveel kans te geven er binnen te lopen... mxp ziet eruit alsof alle restjes van het herstel van Oost-Duitsland - wat er ook maar nodig was om de kaalslag van het communisme ongedaan te maken - haastig bijeen zijn gebulldozerd aan de hand van een vagelijk rechthoekige blauwdruk, en dat heeft geleid tot een knullige reeks misvormde, ongeschikte ruimtes die daar schijnbaar op instigatie van de huidige heersers van Europa moesten komen, waarvoor met euro's uit de gemeenschapskas voor regionale projecten is gesmeten, en die nu voor eindeloos veel vertraging zorgen voor de gedupeerde belastingbetalers, die het echter veel te druk hebben met
hun mobieltjes om dat op te merken. dfw is opgebouwd uit niet meer dan drie elementen, die ad infinitum zijn herhaald: één soort balk, één soort steen, één soort tegel, en dat alles bestreken met één kleur - vaalbruin? Roest? Tabak? De op immense schaal doorgetrokken symmetrieën zijn onherkenbaar en de eindeloze bocht in de terminals dwingt de gebruikers de relativiteitstheorie in praktijk te brengen, willen ze hun gate bereiken. Het afzetpunt is het schijnbaar onschuldige begin van een reis naar het hart van de absolute leegte, die ook door Pizza Hut of Dairy Queen niet meer valt op te leuken... De cultuur in dalen werd geacht het meest resistent te zijn tegen afvalruimte: op gvz zie je nog een wereld van regels, orde, hiërarchie, properheid en ordening, slechts
| |
| |
luttele seconden verwijderd van haar implosie, maar op zhr zweven al reusachtige ‘uurwerken’ voor overdekte watervallen als een proeve van regionaal afval. Duty-free is afvalruimte, afvalruimte is duty-free ruimte. Zal op de plaats waar de cultuur het dunst was, de cultuur ook het eerst uitgeput raken? Is leegte lokaal? Vereisen grote open ruimtes ook een grote open afvalruimte? Het zonnige zuiden van Amerika: eerst niets, nu één grote mensenzee. phx: oorlogsbeschilderde terminals en op elk oppervlak - tapijt, behang, servet - de contouren van dode indianen, als platgereden kikkers. Openbare kunst verspreid over lax: de vissen die uit onze rivieren zijn verdwenen, duiken weer op als publieke kunst in de hal; alleen wat dood is, kan weer tot leven worden gewekt. Misschien is het geheugen zelf afvalruimte geworden: alleen zij die vermoord zijn blijven in de herinnering leven... Deprivatie kan het gevolg zijn van een overdaad of tekort; beide zijn mogelijk in de afvalruimte (vaak tegelijkertijd). Minimaal is het ultieme ornament, een zelfingenomen misdaad, eigentijdse barok. Het staat niet voor schoonheid, maar voor schuld. De demonstratieve oprechtheid ervan drijft hele beschavingen in de open armen van de camp en kitsch. Minimaal, dat ogenschijnlijk soelaas biedt tegen de niet-aflatende sensorische kanonnade, is maximaal-in-travestie, luxe die steels wordt witgewassen: hoe strenger de lijnen, des te onweerstaanbaarder de verleidingen. Het streeft niet naar het sublieme, maar wil de gêne van het consumeren minimaliseren, het schaamtegevoel dempen, het hogere omlaag brengen. Minimaal leeft nu in een staat van parasitaire afhankelijkheid van de overdosis: hebben en niet hebben, willen en bezitten, eindelijk samengevallen in één en hetzelfde teken... Musea zijn schijnvrome afvalruimtes: geen solider aura dan dat van de heiligheid. Ten behoeve van de
bekeerlingen die bij gebrek aan beter op hen afkomen, transformeren musea nu massaal ‘slechte’ ruimte in ‘goede’ ruimte; hoe onbewerkter het eikenhout, des te hoger de winstmarge. Kloosters die worden opgeblazen tot de omvang van warenhuizen: expansie is de entropie van het derde millennium - het is aanlengen of afleggen. Vanuit een bij hen passend respect voor de doden zou geen enkele begraafplaats zo achteloos met lijken durven schuiven in naam van een nieuwe doelmatigheid; curatoren bedenken met de finesse van een middenstander ophangsystemen en onverwachte ontmoetingen in een labyrint van sponsorbordjes: lingerie wordt ‘Naakt, Actie, Lichaam’, cosmetica ‘Geschiedenis, Geheugen, Maatschappij’. Alle schilderijen met een onderliggend zwart raster worden op één hoop gegooid in één witte zaal. In deze kolossale bekering bieden grote spinnen de massa's hun roes...
| |
| |
De narratieve reflexen die ons sinds het begin der tijden in staat hebben gesteld punten te verbinden en lege plekken te vullen, worden nu tegen ons gebruikt: alles blijft zich aan ons opdringen: geen enkele opeenvolging is te absurd, triviaal, betekenisloos, beledigend... dankzij onze oude evolutionaire uitrusting, onze niet te onderdrukken concentratiecurve, blijven we hulpeloos registreren, inzichten krijgen, betekenissen genereren, bedoelingen achterhalen; we kunnen het domweg niet laten zin te puren uit totale onzin... De kunst heeft zich in haar triomftocht als leverancier van inhoud tot ver buiten de almaar expanderende grenzen van het museum uitgebreid. Buiten, in de echte wereld, verbreidt de ‘kunstplanner’ de fundamentele onsamenhangendheid van de afvalruimte door niet-benutte oppervlakken te bedekken met dode mythologieën en restjes leegte op te vullen met driedimensionale werken. In een zoektocht naar authenticiteit bezegelt hun hand het lot van wat echt was en tapt het af om het te laten opgaan in de afvalruimte. Kunstgaleries verhuizen en masse naar plekken waar het ‘broeit’ en verbouwen ongepolijste ruimtes tot een witte kubus... Het enige legitieme vertoog is dat van het verlies: hoe meer kunst de afvalruimte opvult, des te morbider ze zelf wordt. Vroeger vulden we aan wat leeg was geraakt, nu trachten we nieuw leven te blazen in wat dood is gegaan... Buiten slingert de voetbrug van de architect vervaarlijk heen en weer als gevolg van een stormloop van enthousiaste voetgangers; het aanvankelijke lef van de ontwerper wordt nu onderworpen aan de schokdempers van de ingenieur. Afvalruimte is een kijk-met-losse-handen-wereld... De niet-aflatende dreiging van virtualiteit in de afvalruimte wordt niet langer uitgebannen met petrochemische producten, plastic, vinyl of rubber: het synthetische staat zo goedkoop. Afvalruimte moet de claim dat ze authentiek is dik aanzetten. Afvalruimte is als een baarmoeder
waarin de overgang wordt georganiseerd van eindeloze hoeveelheden echtheid - steen, bomen, goederen, daglicht, mensen - naar de onechtheid. Complete bergen worden onttakeld om te voorzien in steeds grotere hoeveelheden authenticiteit die aan breekbare draadjes wordt opgehangen en zo verblindend wordt opgepoetst dat de beoogde oprechtheid direct vervliegt. Steen is er alleen in lichtgeel, vleeskleur, een violent beige, een zeepachtig groen, de kleuren van communistisch plastic uit de jaren vijftig. Bossen worden geveld en het hout is helemaal blank: misschien ligt de oorsprong van de afvalruimte wel in de kleuterschool... (‘Origins’ is een muntshampoo die prikt rond de anus.) In de echte wereld lijken kleuren steeds onechter, afgemat. In de virtuele ruimte zijn de kleuren lichtgevend en daarom onweerstaanbaar.
| |
| |
Een overdaad aan reality-tv heeft ons veranderd in de amateur-bewakers van een afvaluniversum... Van de kwieke borsten van de klassieke violiste tot de artistieke stoppels van het buitenbeentje in Big Brother, de contextuele pedofilie van de voormalige revolutionair, de plichtmatige verslaving van de sterren, de doorgelopen make-up van de evangelist, de robotachtige lichaamstaal van de dirigent, de dubieuze voordelen van de charitatieve marathon en de gratuite verklaringen van de politicus: de vloeiende beweging van de tv-camera aan een zwaaiarm - als een arend zonder snavel of klauwen, niet meer dan een optische maag - slikt onbevooroordeeld beelden en ontboezemingen op, als was ze een vuilniszak, en slingert ze daarna als cyberkots de ruimte in. De decors in een tv-studio - schreeuwend monumentaal - zijn zowel het hoogtepunt als het einde van de perspectivische ruimte zoals we die vroeger kenden: hoekige geometrische restanten die een sterrenrijke oneindigheid binnenvallen; echte ruimte die is bijgewerkt om gladjes de virtuele ruimte in te kunnen worden gezonden, een essentieel scharnier in een helse feedback-loop... de enormiteit van de afvalruimte, uitgerekt tot aan de randen van de Big Bang. Omdat we binnen leven - als dieren in een dierentuin - zijn we geobsedeerd door het weer: 40 procent van alle televisie bestaat uit minder knappe presentatoren die hulpeloos staan te gebaren voor winderige formaties waarin je, soms, je eigen bestemming of huidige locatie herkent. Conceptueel gezien is elke monitor, elk televisiescherm een substituut voor een raam; het echte leven zit binnen, cyberspace is de wildernis buiten geworden... Mensen blijven maar doorgaan over architectuur. Stel dat de ruimte de mensheid gaat observeren? Zal de afvalruimte binnendringen in het lichaam? Via de trillingen van het mobieltje? Of is ze al binnen? Botoxinjecties? Collageen? Siliconenimplantaten? Liposuctie? Penisvergrotingen? Staat gentherapie voor een totale verbouwing
volgens de afvalruimte? Is ieder van ons een mini-bouwput? Is de mensheid de som van drie tot vijf miljard individuele opknapbeurten? Vormt ze een waslijst aan aanpassingen waarmee het gemakkelijker wordt een nieuwe diersoort in te voeren in de afvalsfeer die ze zelf heeft voortgebracht? Cosmetica is de nieuwe kosmos...
vertaling: maaike post
|
|