[Over Dirk van Delft]
In zijn stuk ‘Heike Kamerlingh Onnes en de geleerdenbiografie’ in De Gids van februari 1995 (pp. 96-102) vraagt Dirk van Delft zich af hoe het toch mogelijk is dat over geen van de grote Nederlandse Nobelprijswinnaars uit het begin van de twintigste eeuw, Van 't Hoff, Lorentz, Zeeman, Van der Waals en Kamerlingh Onnes, een biografie is geschreven. Hoe komt dat? Vervolgens kijkt hij naar wie zo'n biografie zou moeten schrijven en constateert dat: de exact begaafde historicus een witte raaf is, de fysicus het te druk heeft, de journalist te veel belangstelling heeft voor smeuïge details, de wetenschapshistoricus liever thematisch onderzoek doet dan biografisch; blijft over de wetenschapsjournalist, en aldus belooft Dirk van Delft ons een levensbeschrijving van de vader der vaderlandse fysica.
Waarom zou je over een geleerde lezen? Kun je niet beter de teksten van de geleerde zelf nemen in plaats van die van zijn biograaf? Zo vraagt Klaas van Berkel zich af in de inleiding tot zijn biografie van Dijksterhuis (Bert Bakker, 1996). Het monumentale boek vormt het antwoord: door de geleerdenbiografie maak je niet alleen kennis met het werk van een genie, maar ook met de achtergronden waartegen en de speciale condities waaronder de geleerde tot zijn uitzonderlijke prestaties kwam. Er is echter nog een ander antwoord van belang. Dirk van Delft noemt wel de taak van de wetenschapsjournalist het vertalen van de specialistische kennis voor leken, maar er is meer. Heike Kamerlingh Onnes trachtte met zijn oratie een geloofsbelijdenis af te geven over hoe hij dacht dat de moderne fysica bedreven diende te worden. Met zijn revolutionaire ideeën stond hij aan de basis van maatschappelijk relevant fundamenteel onderzoek, met zijn opvattingen over experimentele en goed georkestreerde wetenschap zou hij de aanzet geven tot wat in de twintigste eeuw ‘big science’ is geworden en in ons land gestalte heeft gekregen in de researchlaboratoria van Philips en fom. Maar Kamerlingh Onnes was een groot geleerde, niet een groot schrijver; zijn oratie was zelfs gortdroog en wordt voor ons pas ‘leesbaar’ dankzij tien jaar achtergrondonderzoek én het schrijftalent van zijn biograaf.
frans w. saris