[Over Harry van Wijnen]
Hoe maak je in deze tijd een goed cultureel tijdschrift? Een tijdschrift dat knettert en vonkt en dat, ja, soms de omgeving op z'n kop zet? Zeker, De Gids heeft in zijn lange leven een aantal malen de knuppel in het hoenderhok gegooid (bijvoorbeeld met het spraakmakende essay ‘Het onbehagen bij de vrouw’ van Joke Kool-Smit), maar het blijkt nu heel wat lastiger om als tijdschrift de gemoederen in beweging te brengen.
Harry van Wijnen, sinds jaar en dag een gretig lezer van The New Yorker, vindt dat dit Amerikaanse weekblad dicht in de buurt van het ideaal komt. Na het lezen van Here at The New Yorker van Brendan Gill was hij nog meer onder de indruk gekomen van de rol van hoofdredacteur William Shawn, die er van 1940 tot 1986 de scepter zwaaide.
Wat maakt een tijdschrift tot een goed tijdschrift? Een moeilijke vraag, maar één ding is zeker: het staat of valt met de gedrevenheid van de (hoofd)redacteuren. En dan gaat het bovenal om de visie die er achter die gedrevenheid schuilt. Niet alleen op literair gebied heeft The New Yorker beginnende veelbelovende schrijvers een kans gegeven en gevestigde auteurs aan zich weten te binden, ook op andere gebieden heeft het blad schrijvers de mogelijkheid geboden de visie van de Amerikaanse samenleving een paar maal ingrijpend en blijvend te beïnvloeden en te veranderen.
els broeksma