| |
| |
| |
Huub Beurskens
Batteurs en frotteurs
‘Blijf stilzitten, verdomme!’ riep Blan. Te laat natuurlijk. Als een klein kind zat Valli op zijn passagiersstoeltje te wippen. Zinloos was Blans vermanende blik in zijn achteruitkijkspiegel. Als krijsende chimps op zolen en knokkels gingen Salve en Prahl tekeer op de laadvloer van de koets. Even getergd als machteloos omvatte Blans rechterhand de knop van de versnellingsstang. De batteurs en frotteurs van zijn besteleend waren al meer dan een jaar aan vervanging toe. Onstuitbaar deinend reed de 2cv over het asfalt van de Stationsstraat als betrof het een tocht waarbij een mandje eieren ongedeerd over een vers geploegde akker moest worden vervoerd.
Valli klapte zijn raampje open, boog voorover en gilde iets naar buiten. Het doet er niet toe of Blan de kreet wel of niet goed verstond maar het maakte hem zo aan het lachen dat hij nu zelf achter het stuur begon mee te doen met het ritmisch op-en-neer van zijn auto en de drie passagiers.
Ook Blan klapte zijn zijraampje open en stak zijn elleboog naar buiten. Had de eend een audio-installatie gehad met een vermogen van vier maal vijftig watt dan was elke schoonheid, heet of koel, op het warme trottoir blijven stilstaan, betoverd door een deinend rijdende blikken doos muziek met voorgedeukt uiterlijk en vier meezingende artistieke vrijdagavondboys, cool town, evening in the city, dressing so fine and looking so pretty, cool cat, looking for a kitty. Auto's toeterden. Blan claxonneerde uitgelaten terug.
Het vehikel kwam op de Heuvel tot bedaren. Het plein in de dufste stad van Brabant leek eindelijk even zijn naam waardig toen de twee zelfmoordportieren openzwaaiden en Blan en Valli bezweet uitstapten terwijl Salve en Prahl de achterdeurtjes opengooiden en naar buiten sprongen met het buitelende gevoel een hele stad aan hun voeten te hebben, een stad met zijn wijde mediterrane omgeving.
| |
| |
In café Volpo zaten drie academiedocenten aan een tafel voor vier. De knokige oude Prins-Fouré incluis alpinopet uit zijn Montmartriaanse studiejaren. Josker met een filtersigaret tussen de gestrekte vingers van zijn linkerhand ter hoogte van zijn borstbeen, zijn voor het hanteren van het potlood vergroeide rechterhand rustte op een opengeslagen tekenblok; boven hem aan de bloedrode muur hing een levensgrote portrettekening van de Volpo himself met onbescheiden Joskersignatuur. De rossige graficus met sproetengezicht en geitensik sprak met veel, vermoedelijk sterk basisch speeksel, hetgeen bleek uit distantie, houding en gezichtsuitdrukking van zijn tafelgenoten. Hij priemde bij zijn betoog met een vinger op een foto in een boek en veegde vervolgens met de muis van zijn hand over de afbeelding. Een vierde docent, Verkaik, leraar gipsen, chamotten en speksteenvijlen, stond gebogen over een diep voorovergebogen studente die hij de kunst van het biljarten probeerde bij te brengen door haar de indruk te verschaffen dat ze over vier armen beschikte. De stoot ketste, de bal sprong over de rand van het biljart en er klonk gelach. Het was druk en rokerig onder het hardgroen van het plafond en het schijnsel der olielampen dat het biljart in de buiskachel krom reflecteerde en de vloerplanken tintte als geschilderd met het zwavelgeel van Van Gogh.
Voor Prahl en zijn makkers kwam een tafel vrij naast die van de docenten. Salve stak zijn pijpje op. Josker keek ernaar en zijn hand bewoog al met een potlood over het papier. Dat zette Salve ertoe aan rook te inhaleren en weer uit te ademen als een draak en zijn hoofd daarbij ietwat in de nek te werpen en schuin te houden als een lel.
‘Ach nee, niet zo,’ kreunde Josker, scheurde het vel papier uit de spiraal van het blok om het te verfrommelen. Prins-Fouré wenkte voor nog een halve maat jenever terwijl slechts twee woorden zich uit zijn heesheid schenen te kunnen losmaken, maar dat met verbluffende frequentie: ‘Marino Marini.’
‘Mijn vrije werk is een subjectieve verbeelding van mijn persoonlijke beleving en komt intuïtief tot stand. Al schilderend lijkt mijn hand een eigen wil te hebben en ontstaat er als vanzelf een beeld wat zich aan mij openbaart als verrassend en ontroerend.’
Dát zich aan mij openbaart, graat, hoorde Prahl zich in gedachten frikken.
Margret Vanderdennen was aangeschoven bij de jongens. Zelfde klas, zelfde leeftijd, twee enige overeenkomsten met Prahl.
‘Voor jou is er altijd een plaatsje,’ zei Valli grijnzend tegen de spicht.
‘Mijn persoonlijke beleving vormt zich tot een beeld uit mijn on- | |
| |
derbewuste middels het schildersmedium op het doek. Emoties zijn dus uitgangspunt van een zoektocht naar de ideale compositie.’
Salve maakte er aan verschillende tafels ijverig melding van dat hij niet op vrouwen viel.
Blan krabbelde iets op een bierviltje, keerde het om en schoof het naar Prahl.
‘Zo lelijk zo schoon’ stond erop, geschreven in een tekening van een soort tennisracket. Prahl snapte dat het op Margret sloeg maar begreep er verder niks van.
‘Vroeger trokken we een twijg van een wilg, bogen de twijg rond, haalden hem door zoveel mogelijk spinnenwebben en hielden hem dan als een spiegel voor een meisje onder het uitspreken van die spreuk,’ zei Blan. Maar Blan zat toen alweer achter het stuur, Valli op het passagiersstoeltje, maar niet alleen, en Salve en Prahl zaten weer achterin, zo rustig mogelijk, want in gezelschap van nog drie medestudenten, met een gezamenlijk gewicht dat heel wat meer dan de batteurs en frotteurs op de proef stelde.
Met zijn linkerarm in een mitella was Experience met drie makkers het café binnengebanjerd. ‘Gek worden gaat hier vanzelf,’ had hij geroepen, ‘maar je ruïneren, misdaden begaan, ho maar! Ik ken een hete lesbodancing. Wie wil erheen? Wie brengt me ernaartoe? Kom op! Valli? Prahl? Blan! Nee, jij niet, zeiklijster, spriet. Stoer dat je er weer eens bij bent, Prahl. Of is het uit met je meisje?’
‘Nee, Chiara moet dit weekeinde studeren in...’
‘In Electric Ladyland! Salve, hé, Salve, kom mee, fee!’
De eigenlijke naam van Experience was Pier Houben. Hij leek in niks op Jimi Hendrix, met uitzondering van zijn wijde hemd met ruches en opdruk van bonte bloemen, de mijterigheid van zijn snorretje, de suikerspinvorm van zijn pruik, het geknoopte indiasjaaltje als haarband eromheen en de gebaren waarmee je een elektrische gitaar zowel koestert als maltraiteert. Alleen was hij nu niet in staat aan de denkbeeldige snaren te plukken vanwege de hechtingen in zijn bovenarm als gevolg van zijn exercitie tijdens de tekenmiddag in de dierentuin. Experience had zijn tekenmap tegen een boom gezet, was op het muurtje geklommen om op de Bactrische kameel te gaan zitten. Zo pontificaal als hij vervolgens op zijn medestudenten had neergekeken, zo soeverein had de kameel tegelijkertijd zijn hoofd naar zijn berijder gedraaid. Terwijl de bek van de harige tweebulter dichtging gingen de kaken van Experience van elkaar.
Dus niet alleen vanwege de batteurs en frotteurs en vanwege de staat van het chassis moesten stotende bewegingen zoveel mogelijk
| |
| |
worden vermeden. Toch liet Experience er zich niet van weerhouden om in de benauwende hitte, tussen de bestuurder en Valli, met zijn mitella op een centimer van de versnellingsstangknop, zijn kazoo uit zijn zelfgepatchte Navajodraagtas tevoorschijn te halen en de riff van ‘Crosstown Traffic’ in te zetten. Blan probeerde met lage keelklanken en volle wangen de baspartij te imiteren. Valli nam de backing vocals van Dave Mason voor zijn rekening. En opeens zaten er vijf Mitch Mitchells in de koets, ritmisch timmerend op de wanden, tegen het dak en de achterdeurtjes en op de bollingen boven de wielen.
En de frotteurs en batteurs? All you do is slow me down and I'm tryin' to get on the other side of town. Als rechtstreeks afkomstig van het tekenblok van Robert Crumb deinde de besteleend door het warme duister. Honden huilden. Een vogel schrok van zijn eigen schreeuw wakker. Katers vlogen elkaar zo in de pels dat de sterretjes er af en in de hemel sprongen. En de bebouwing bestond uit fabrieks- en opslagloodsen.
dancing de trein stond er in kleine blauwe neonletters boven een vensterloze deur. Experience en de portier kenden elkaar. Neonblauw was het licht ook binnen, electric neonblauw en zuurstokrood. De ruimte leek groot en intiem tegelijk, niet rond of ovaal maar evenmin met rechte hoeken. Patti Smith zong over pissen in een rivier. Er waren meer mannelijke gasten dan Prahl had verwacht. En niet alleen jongens van Salves slag. Net zomin alleen maar schuifsters. Patti Smith zong ‘Hey Joe’. Experience riep ‘Wahwah’ omdat hij even was vergeten dat zijn bovenarm genaaid was toen hij naar zijn ondersteboven besnaarde Air Fender greep. Blan ging op zoek naar een toilet. Salve danste al tussen klittende koppels en geëxalteerde of juist in zichzelf verzonken solisten. De andere jongens zochten afwachtend rugdekking en houvast bij de bar.
Een tribade met een bovenlipbegroeiing die Jimi jaloers zou hebben gemaakt begon Prahl iets in zijn oor te toeteren over de oorsprong der geslachten, over bolronde gedaanten had ze het, waarvan er drie soorten waren geweest, vier handen hadden die elk gehad en vier benen plus twee gezichten op een ronde hals; er was een vrouwelijke dubbele eenheid, een mannelijke dubbele eenheid en een eenheid die bestond uit een vrouwelijke en een mannelijke component.
‘En die liet de oppergod toen alle drie doormidden snijden?’ vroeg Prahl lacherig.
‘Zoals je kweeperen doorsnijdt voor de inmaak, of eieren met een
| |
| |
haar. En al die helften begonnen hevig naar wedervereniging te smachten.’
‘Maar hun hoofden waren dan toch omgedraaid en ook...’
‘Je hebt niet geluisterd, jongen! Hun gezichten werden omgedraaid, zei ik, de huid van de rug werd naar voren getrokken en tot navel samengeknoopt. En omdat ze toch ongelukkig bleven als ze elkaar weer vonden en zodoende wegkwijnden, liet de oppergod hun geslacht ook naar voren plaatsen.’
Prahl zag zichzelf weerspiegeld achter de barvrouw die, met licht gespreide armen, haar handen op de rand van het marmeren blad liet steunen, als op Manets schilderij van de Folies-Bergère, en die vervolgens, als op de voorstudie van dat schilderij, de handen voor haar buik samenvouwde. Tegelijk besefte Prahl hoe hij zichzelf zo weerspiegeld zag, als was hij gedrieën of alsof de weerspiegelde en zijn spiegelbeeld twee anderen waren. Wat niet wegnam dat hij in dezelfde spiegel Blan zag terugkeren. Maar het was niet alleen of niet zozeer Blan die Prahl daar zag. Als hij in een stripverhaal zou hebben gefigureerd had hij zich acuut demonstratief de ogen uitgewreven!
Blan vatte hem bij zijn schouder en wilde hem klaarblijkelijk iets meedelen. Prahl weerde Blan af.
‘Virginia hier heeft een buitengewoon boeiende theorie, moet je beslist naar luisteren,’ zei Prahl. Opnieuw keek hij naar de barspiegel. De dienster had inmiddels gereageerd op een wenk. Prahl hoorde de borststem naast zich vertellen over bolletjesmensen, voelde opnieuw de hand van Blan op zijn schouder.
‘Je hebt het zelf ook al gezien, zie ik.’ De stem van Blan klonk samenzweerderig opgewonden. ‘Chiara, als twee druppels water, verbluffend...!’
‘Met die mascara zeker? Met die blush, die gestifte lippen, dat opgestoken haar en dat strakke korte lichtblauwe jurkje met korenbloemmotief? Chiara?!’
‘Sprekend, dat zie jij ook, Prahl!’
‘Prahl, heb je dat meisje daar gezien?’ kwam Salve sybaritisch vragen. Het zweet parelde op zijn voorhoofd. Hij trok zijn strakke gebreide spencer uit over zijn verticaal gestreepte overhemd dat onder de oksel vochtvlekken vertoonde. ‘Zelfde stem ook als Chiara, exact.’
‘Langer,’ antwoordde Prahl korzelig.
‘Omdat ze hoge hakken heeft! Blan?’
Blan knikte.
‘Even lekkere tieten,’ zei Salve.
| |
| |
‘Wat weet jij daarvan, meid?’ grapte Blan.
‘Even lekkere kont dan.’
‘Zo meteen beweren jullie ook nog dat het Chiara ís,’ riposteerde Prahl. Hij wilde oogcontact via de spiegel en was er als de dood voor, hij verlangde ernaar te worden getroffen door een vervloekte blikwisselingsbliksem voordat ze haar ecolineblauwe cocktail kreeg aangereikt en ermee zou verdwijnen.
De barvrouw drukte een gekonfijte kers over de punt van een lange prikker.
‘Alle mannen die een snede zijn van het geheel dat destijds manvrouwelijk werd genoemd zijn rokkenjagers. Narigheid, niets dan narigheid,’ gromde de sibille en ze verliet haar kruk.
‘Waarom ga je niet naar haar toe?’ vroeg Blan.
Ook Valli probeerde Prahl te bemoedigen. ‘Knoop een gesprek met haar aan, man...’
‘En wat moet ik dan zeggen? Dat ze me aan iemand doet denken? Aan mijn vaste vriendin nog wel? Ze ziet me aankomen!’
Tegelijk zag Prahl zichzelf bewegen boven en op het met inhoud en al gestrekt liggende opgesjorde korte jurkje, als met batteurs en frotteurs die van geen ophouden wilden weten.
Salve begon met Jonathan Richman mee te zingen en trok Prahl mee de dansvloer op.
In the first bar they were drinking sips, in this bar they could shake their hips and I was dancing in a lesbian bar oh oh I was dancing in a lesbian bar oh oh oh.
Ook Blan zong en danste mee. En Valli. En Experience kwam aanswingen.
In the first bar things were just okay, in this bar things were done my way and I was dancing in a lesbian bar...
‘Oh oh I was dancing in a lesbian bar,’ zong Jonathan Richman.
‘Oh oh oh,’ zong Prahl.
En toen stond hij zomaar te dansen met de pop! Te bewegen tegenover haar bewegen. En werd hij drie-, viermaal getroffen door de blikwisselingsflits, als overkwam hem kort achtereen een ejaculatieloze praecox of een cloacaal orgasme in het reptielse compartiment van zijn brein.
‘Kom je met me aan een tafeltje zitten,’ vroeg ze met haar lippen tegen zijn linkeroorschelp nadat ze zijn sluik ervoor hangende haren met twee vingers erachter had gedrapeerd, ‘daar?’
Jezus! Terwijl hij achter haar aan door het afwisselend rood en blauw getinte halfduister liep, poetste Prahl werktuiglijk de rechthoekige glaasjes van zijn Byrds-brilletje met een slip van zijn hemd.
| |
| |
‘Wat drink je?’ vroeg ze.
‘O, sorry,’ zei hij, ‘ik zal iets halen. Wat drink jíj?’
Maar ze stond erop zelf iets aan de bar te gaan bestellen. ‘Ik breng je wel wat lekkers,’ zei ze.
Zo'n cocktail had Prahl nooit voorgezet gekregen. Ze liet hem er twee keer van sippen, legde toen haar handen over de zijne, keek door zijn brillenglaasjes zo bij hem binnen dat Prahl het gevoel had dat hij poedelnaakt onder zijn eigen schedeldak stond. ‘Moet je luisteren,’ zei ze, en ze wreef over de rug van zijn rechterhand, ‘we kunnen er nu wel een hele poos omheen zitten draaien, maar uiteindelijk zullen we het met elkaar doen, als je begrijpt wat ik bedoel...’
Prahl knikte en slikte. Hij wilde haar terstond bekruipen, betasten, belikken en binnendringen. Hij wilde tegelijkertijd acuut wegvluchten, met de indruk dat hij een moment lang de gestalte in Michelangelo's Laatste oordeel was geweest, de naakte mannenfiguur die ineen wil krimpen, die zichzelf omarmend wil vasthouden en zijn linkerhand voor zijn linkeroog houdt, terwijl zijn rechteroog van geen wijken kan en wil weten voor de aanblik van wat hem tot verschrikkens toe verbijstert, terwijl de sensatie van een serpentenbeet in zijn dij en de neerwaarts trekkende greep van duivelshanden om zijn benen zijn mond op halfopen heeft gezet.
‘Even naar het toilet,’ zei Prahl.
Hij had een volle blaas maar kon niet plassen.
Toen hij terugkeerde was niet alleen haar glas maar ook haar stoel niet meer bezet.
Prahl roerde werktuiglijk in zijn drank. Haalde het rietje en het roerstaafje eruit. Nam een slok. Verwachtte haar elk moment terug. Valli kwam als toevallig langs om naar de stand van zaken te informeren en liet Prahl met een knipoog achter. Prahl vroeg de pot aan het tafeltje naast hem naar de tijd, alsof dat van enig belang was. Hij overwoog aan de bar te gaan informeren naar het uitblijven van zijn, ja, van zijn wat, van wie, hoe noemde je dat, hoe heette ze trouwens?
Toen stond de uitsmijter voor zijn tafeltje en legde een klein kaartje voor hem neer. ‘Ik wacht buiten. Mira.’
In het kielzog van de kleerkastbrede jongen spoedde Prahl zich naar de uitgang, stak nog een hand op naar Blan, zonder er zeker van te zijn dat die zijn gebaar waarnam.
Er stonden twee taxi's. Beide met open voorportieren, beide met hun chauffeur wachtend aan de passagierszijde. En bij de eerste auto stond Mira. Ze stapte in op het moment dat ze zag dat Prahl haar
| |
| |
had geschoten. Haar chauffeur sloot het portier en begaf zich achter om zijn wagen heen naar zijn plaats. De chauffeur van de tweede taxi verzocht Prahl met een uitnodigend gebaar bij hem in te stappen.
‘Waar gaan we heen?’ vroeg Prahl.
Uit het handgebaar en de mimiek van de taxichauffeur maakte hij op dat de man zijn taal niet verstond. Prahl probeerde het met Engels.
‘Seguire,’ zei de man, en hij wees naar de achterlichten van Mira's taxi, ‘follow!’ Toen haalde hij zijn schouders op.
Prahl deed zijn best om de route door het donker te kunnen volgen. Alras werden de herkenningspunten twijfelachtig. En binnen tien minuten was hij de oriëntatie kwijt. Hij herkende niets van de buitenwijk waar ze doorheen reden. De buitenwijk van een grote stad, dat was zeker. Woonkazernes. Waren het eucalyptusbomen die de weg omzoomden? Hier en daar een oude fabriek of een autowerkplaats. Een palmboom in een parkje? En het ging richting centrum, want het verkeer werd drukker, er doken verlichte ramen op van bars, stoplichten. Prahl wees toen de chauffeur even de aansluiting dreigde te verliezen. Opeens ging het daarna de diepte in, vervolgens door een tunnel. Toen volgden er aan de rechterhand uitzichten op afgesloten, verlaten, oranje verlichte terminals, silo's, walkranen, spoorbundels, iets als een douanekantoor, loodsen, een huizenhoog vrachtschip, terwijl links de stad steil en dicht gestapeld opliep.
Ogenblikkelijk toen Prahl uitstapte werd hij plagerig besnuffeld door een warme, naar kelp en zout geurende bries van de donkere zee. Hij streek zijn haar weg voor zijn bril. Taxiritten waren niet opgenomen in de begroting van een kunststudent, maar wat moest hij anders dan zijn portemonnee pakken? De chauffeur vormde echter met zijn armen drie keer achter elkaar een andreaskruis. En Prahl zag nog net Mira in een straatje verdwijnen.
Ze leek allang niet meer op Chiara. Al aan het tafeltje in de trein was ze minder op haar gaan lijken, ras almaar minder. Waarbij Prahls indruk dat hij haar kende, dat hij al zo vaak in haar ogen had gekeken, dat hij haar lippen al zo vaak had willen kussen, dat hij haar hele lichaam kende, en niet alleen het moedervlekje aan de binnenzijde van haar linkerknie, niet afnam, integendeel.
Waar was de heerlijkheid in het korenbloemenjurkje gebleven? Waarom had ze zo'n haast? Waarom wachtte ze niet even op Prahl? Waar bevond Prahl zich? Hoe heette het straatje? Het straatje kwam uit op een brede corso. Links en rechts geen Mira te bekennen. Dus
| |
| |
stak hij maar over, een ander smal straatje in. Daar ging ze, aan het eind, voor een kerk rechtsaf. Rechts van het barokke gebouw gingen trappen omhoog. Toen liep Prahl zo'n twintig meter over een vlak gedeelte, daarna ging het opnieuw met traptreden omhoog. Hij kwam op een klein donker pleintje tussen hoge grauwe woningen. Beneden waren de muren wit beklad met leuzen waarvan hij de zin niet begreep. nazi tv over coma, las hij en mozart vice nova. En het had er alle schijn van dat hij Mira al kwijt was. ‘Amore!’ hoorde hij toen roepen, ‘Amore!’
Overal in de hoogte van de steeg van waaruit haar roep afkomstig was geweest hing wasgoed, aan dubbele lijnen die de verdiepingen aan de ene kant verbonden met die aan de andere zijde. ‘Mira,’ riep Prahl, ‘Mira, wacht!’ Hij hoorde haar lachen en vernam toen het snelle, echoënde geklik van hakjes op granieten plaveisel. De steeg liep almaar omhoog, maakte toen een knik en liet hem op een volgend plein uitkomen, een wat groter plein, met een kleine buurtbioscoop met een gescheurd affiche van Vampirella op de gesloten toegang. ‘Hier...’ meende hij te horen. Vanuit een woningportiek. Maar toen hij er ging kijken zag hij niet veel meer dan een eveneens gesloten deur. Een roestige punaise hield een stuk papier op zijn plaats. vancanza via remo no stond er met hanenpoten op geschreven. Het stonk er indringend naar kattenpis. Prahl keerde zich om. Daar stond ze, Mira, op een andere hoek! ‘Wacht op me!’ De tweede barokkerk diende zich aan. Wit bescheten verweerde heiligenbeelden keken samen met een smal strookje sterren op hem neer. Ook hier hingen weer grote hoeveelheden wasgoed boven de straat. Prahl schrok en voelde zich ogenblikkelijk beroerd toen hij het naambordje zag van een volgende steeg: Pallonetto Santa Chiara. En hij besefte daar ook dat hij tot dan geen sterveling was tegengekomen. Het beangstigde hem. Schichtig keek hij om. Mira stond hem te wenken, stevig hoog op beide benen, met een hand in haar zij. ‘Ja, ja, ik kom al, o, ik kom al,’ lispelde Prahl. Het kon nu toch niet lang meer duren, anders had ze de taxi's immers naar een andere plek laten rijden. Via Cremavono Zone. Via Canzone Avremo. Vreemdsoortige benamingen. Via All Prem. Liep ze onder een poort door? Ja, ze ging onder een poort door. De geur van kattenpis werd onderdrukt door die van een riool. vacanza enormi ove stond er op een winkelruit waarachter hij alleen
duister ontwaarde. ‘Míra!’ Hij schrok van het geëcho van zijn stem. Verwachtte dat er elk moment luiken zouden worden opengestoten, dat er schuiframen werden geopend en er een pispot boven zijn hoofd werd geleegd. Hij hoorde opnieuw alleen haar hakjes. Klom weer verder omhoog
| |
| |
door een trappensteeg. Sloeg de zoveelste hoek om. En daar moest het dan eindelijk zijn, want het straatje liep dood. ombre tu! stond er echter als een mene-tekel op een muur gekalkt. In de schaars verlichte cul-de-sac stond een hoopje schroot in de vorm van een cinquecento zonder wielen. Prahl bedacht dat het voor een autootje mét wielen misschien nog moeilijker was om hier terecht te komen. Toen vernam hij van achter het wrak gegnuif en gegniffel. Hij was op nog geen meter genaderd toen twee kwajongens tevoorschijn sprongen, langs hem heen schoten en er luid lachend vandoor gingen. Achter de cinquecento lagen drie, vijf, zes tijdschriften. Prahl zou geen moment op de gedachte zijn gekomen om er een, laat staan om ze alle zes op te pakken wanneer hij niet, in het zwakke schijnsel van een gevellantaarn, Mira had herkend, Mira, op alle bladen, zes keer op de voorkant, Mira halftotaal met blote borsten, Mira in close-up met loshangend haar, halfgeloken ogen en sensueel vochtige mond, Mira in schaars wit kant op een bed met glimmende nepkoperen stangen, Mira in zwart corset en op hoge hakken op een straathoek, Mira in halftotaal met haar tepels bedekt door verticaal gestreepte bretels, la splendida stond erboven, Mira met netkousen, met opgetrokken en ietwat gespreide benen op een bureaustoel, regina incontrastata. Opgewondener dan hij al was sloeg Prahl de tijdschriften open, bladerde er gejaagd in, zag flitsen van Mira in allerlei uitdagende en uitnodigende poses aan zich voorbijtrekken. Alleen werd ze nergens aangeduid als Mira. ‘Veronica’, heette ze, hier, met opgetrokken blote benen in een bergère, Veronica, met alleen nog witte gympen aan, gestrekt op een bed, Veronica, vooroverhangend... Prahl meende weer het getik van dameshakjes te horen. Keek om. Las ombre tu! een fractie van een seconde als stond er rub me
to. Haastte zich met de bladen het doodlopende straatje uit. Holde het eerstvolgende zijsteegje in. ombre tu! De muren leken hem in toenemende mate te willen vermanen. Toen gaf dat kronkelsteegje uit op een largo. Er stond een grote boom met een dichte en donkere kruin. Een pui erachter werd door twee kleine buitenspots verlicht. Een bar. Prahl meende het geluid van regendruppels te horen. Maar de nacht was klaar als tevoren. Hij liep onder de boom door en zag dat hij er door en over talrijke kleine spetters vogelpoep ging. Vandaar de naam van wat niet alleen een bar maar een bar-hotel bleek? per storno. Eén ster.
Met de tijdschriften nog steeds in zijn hand stapte hij het etablissement binnen. Vier jongens die in hun ondergoed in het groene kunstlicht zaten te pokeren schonken hem niet de minste aandacht.
| |
| |
Een omaatje achter de bar ging onverstoorbaar verder met glazen drogen. Maar een man, vijftiger schatte Prahl, met een soort safarivest over zijn t-shirt, kwam vanachter zijn tafeltje en wees op Prahls tijdschriften.
Prahl begreep niet wat hij zei, maar nieuwe hoop vlamde in hem op en met een vragende uitdrukking op zijn gezicht toonde hij de man nu demonstratief de omslagfotografieën.
‘I did spoke to her,’ zei de man op soevereine toon ondanks zijn sterk Italiaanse accent.
‘Spoke?! And where is she now...?’
De man nam de bladen uit Prahls hand, inspecteerde ze, sloeg er een open en wees op een naam onder een tekst. leonard liebezeit.
‘You?’ vroeg Prahl.
De man knikte.
‘Your name?’
De man lachte. ‘Come, have a drink.’ Hij liep terug naar zijn tafeltje, ging zitten en klopte als voor een circushondje op de zitting van de stoel naast hem en ordonneerde: ‘Due limoncelli!’
Peinzend bladerde hij door de fototijdschriften die hij voor zich op tafel had gelegd. ‘Indeed,’ zei hij na een diepe zucht, ‘Mira Pavell is one of the world's most sought after soft-porn models. Her ambitions were behind the camera, not in front, and she made a modest living as a photographer until one night all her equipment was stolen out of a cab. When the calls with the police for the equipment became threatening she took an offer from a make-up artist she worked with to take part in an erotic assignment. Though the photographer assured her that it was a simple photo shoot she wound up at an s&m castle in Moravia. You like the limoncello?’
Prahl knikte als een kleuter die met zijn papa op café mag en nam een extra slokje van het gele, inderdaad welsmakende drankje met citroenessence. De man sloeg een ander blad open, bladerde erdoorheen.
‘She spent three days there with the mainly German men who paid huge sums of money to be abused by Czech women. Dressed in leather, tall and statuesque, Veronica whipped them constantly as the men acted out bizarre fantasies. “I would ash from my cigarette in their mouths. They would lick my shoes. They played like they were animals; like they were dogs or horses,” she told me.’
‘Veronica?’ vroeg Prahl, ‘Mira?’
De man keek hem even meewarig aan en vervolgde zijn relaas.
‘While it all went on she was photographed. Bewildered but with
| |
| |
six thousand crowns, she was nevertheless still deeply in debt and she took another assignment where she was again misled. Flown down to Italy she was taken right to the agency owner's apartment. He was like maniac for sex, for women. She did not know English. She could just say “yes” and “no”. He gave her a camera and told her to shoot him. She began to shoot him as he undressed and began masturbating in front of the camera.
After these two awful experiences she wanted nothing to do with the business. But her name and image were out there. Other models and agents began contacting her, offering her big money and assuring her that it was professional. And now you want to fuck her.’
Liebezeit keek Prahl allerminst vragend maar doordringend aan.
‘Is she in the hotel?’
De man schoot in de lach. Begon te bulderen van het lachen. De vier jongens begonnen eveneens te lachen, luid te lachen, zonder op of om te kijken van hun spel, en het omaatje gierde het uit terwijl ze een glas ter inspectie tegen het groene licht hield.
Prahl verontschuldigde zich. Stond erop de twee citroendrankjes te betalen. Het omaatje was gekomen om hem zijn portemonnee uit handen te nemen en er alleen het rinkelgeld in achter te laten.
‘Your magazines...’ riep de man in de deuropening. Hij zwaaide met de bladen. Prahl maakte een afwijzend gebaar. ‘Realize: bleed on it!’ zei de man nog, bij wijze van raadgeving voor onderweg, hoewel Prahl er werkelijk geen idee van had wat hij ermee aan moest.
De druk van zijn blaas was langzaam maar zeker zo toegenomen dat Prahl alleen nog op zoek was naar een geschikte plek om te urineren. In tegenstelling tot het eerdere gedeelte van zijn tocht kwamen er nu steeds mensen op zijn weg en dat vooral wanneer hij een geschikte nis, hoek, boog of onderdoorgang meende te hebben gevonden. Zo gebeurde het dat hij, naarstig speurend en daarbij voortdurend gefrustreerd als in een loop van een koortsdroom, de brede trappen bereikte die naar een park boven de stad leidden. Zelfs achter en in de duistere bosjes van het park bleek het heimelijk vergeven van menselijke aanwezigheid. Alleen een betegeld, boomloos, tegen de duizelingwekkende sterrenhemel onbeschut uitzichtsterras met bankjes was geheel en al verlaten. Daar opende Prahl zijn broek. En over de kniehoge stenen balustrade plaste hij op de twinkelende stad aan de inktzwarte zee, minutenlang, en terwijl hij zo tot zalige verlichting kwam werd hij gefascineerd door het imposante silhouet van een kegelvormige berg dat ter linkerzijde, in
| |
| |
zuidoostelijke richting, was opgedoemd zonder dat hij er erg in had gehad. De top van de kegel was afgeknot en vanuit het binnenste van de berg of van nog veel dieper leek een geweldige schijnwerper de nachtelijke hemel pioenrood aan te stralen. Of was het Aurora die zich reeds aankondigde? Het geluid van het dichttrekken van Prahls rits viel samen met gerommel als van een ver onweer, niet in de uitgestrektheid van de onbewolkte hemel maar in de diepte van de aardkorst, waar het maalvlak tussen twee schollen miniem verschoof.
Prahl besloot in zuidoostelijke richting uit het park af te dalen om de berg of de zonsopkomst of beide zo lang mogelijk te kunnen blijven gadeslaan.
Prahl liep door fruitplantages waar arbeiders hun pick-up trucks aan de kant zetten en hekpoorten ontsloten. In een laan probeerde de nacht nog op het breukige asfalt stand te houden door zich al te opzichtig te verbergen achter hoge stammen van dropwatergeurige eucalyptusbomen. Op talrijke straattrappen in een volkswijk rook het naar lysol en er werd met geluiden van schrobbers over weerbarstige steen geëchood en het geluid van een stuiterbal werd erdoorheen gekaatst.
Veel vlugger dan hij had verwacht bereikte hij het buitengebied van de benedenstad. Hij stak een spoorweg over en keek nog eens om, naar de berg die inmiddels een goudvale tint aangenomen had en naar de zon die er gaaf aan ontstegen was.
Prahl liep door het losse fijne zand van een breed zeestrand langs de kalm bewegende en licht schuimende waterlijn. Hij ontmoette er een man die een witte, ongezadelde arabier bij zijn hoofdstel hield. Een al wat oudere, maar zichtbaar vitale man, met een dos wit haar waar slag in zat. De man stond blootvoets in een witte pantalon en crèmekleurige pullover met v-hals over een ook weer wit hemd. De manchetten van zijn hemd had hij over de boorden van de pullover geslagen en de mouwen zo tot aan zijn ellebogen opgerold. Hij droeg een polshorloge.
Man en paard wierpen gezamenlijk een langgerekte, bizar gevormde zesbenige schaduw waarvan het einde steeds opnieuw overspoeld leek te worden door de zee, maar telkens hield hij het hoofd boven water door zich als het ware op te delen in schier ontelbare, elkaar bij de hand houdende partikels over het lichte bruisen van het zachte schuim.
Prahl had op enige afstand van het tweetal halt gehouden, bezag de langgerekte vroeg-Etruskische gestalte van zijn eigen schaduw en
| |
| |
bedacht dat niet-zich-zijn alles was wat er te zien was, ombre tu!, of iets in zo'n quasi filosofische trant. Toen richtte de man zich met een rustige blik en op kalme toon tot Prahl, als had hij zijn woorden duizenden keren gewogen en al honderden keren in bijna negentien eeuwen gesproken, als waren zijn woorden minder vergankelijk dan hijzelf.
‘La catastrofe, alla quale soccombono uomo e animale, eguaglia quella che ha distrutto Pompei e Sodoma!’
Met een soepele beweging sprong hij op de rug van de schimmel die op slag bronsbruin kleurde onder de man die nu, zonder zich te hebben ontkleed, geheel naakt zijn armen opzij en zijn geslacht voorwaarts strekte. Alleen zijn horloge was achtergebleven in het zand. Toen Prahl de stand van de wijzers zag, repte hij zich landinwaarts en het voorheen zo dominante bergsilhouet zakte gaandeweg en verdween ten slotte geheel achter volle boomkruinen.
In dezelfde boomkruinen deden de eekhoorns al wat de meeste mensen voor grappig spelen houden: hard over takken rennen, overspringen, vliegensvlug tegen de stam omhoog of omlaag klauteren. Siberische eekhoorns, nakomelingen van een geïmporteerd stel dat ooit was ontsnapt. De Warande was er inmiddels van vergeven.
De dierentuinpoort was gesloten. Prahl snoof een vleug muskusgeur diep in zich op. Op het met asfaltpapier beklede dak van het kassahuisje riep de witte pauw zijn kreet die indien hij door een mens zou zijn uitgestoten op geplaagdheid door ongeduld zou hebben geduid.
In een straat in De Reit gebeurde iets wat verder op de dag niet noemenswaard zou zijn geweest. Een man in pak trad uit een eengezinswoning, stapte in een auto en trok het portier achter zich dicht. Het geluid ervan verwachtte men alleen in een stil besterde nacht. Even vermengde zich de zoete geur van gas met die van voortuinrozen.
De eerste personentrein richting Zeeuwse eilanden reed weerspannig snerpend en kreunend over het Gasthuistringviaduct. Bij het Wilhelminapark rook het naar warme beschuitbollen. Een oude vrouw met witte werkschort gooide met haar ene hand een dode huismuis in de straatgoot, sloeg en draaide met haar andere hand een plumeau en verdween weer achter haar woningdeur.
Het uurwerk op de toren van de Hasseltsekerk gaf tien over zeven aan toen Prahl zo geruisloos mogelijk het studentenwoninkje ertegenover betrad. Op zijn tenen liep hij door Blans kamer en stelde vast dat zijn medebewoner in diepe slaap lag. Op de planken vloer
| |
| |
naast Blans bed rustte, als verongelukt, de lijvige, grijze, gebonden uitgave van Jansons History of Art, met de rug ietwat obsceen omhoog, drukkend op eigen aan weerszijden dubbelgeknikte pagina's, open- en uitgeklapt ergens omtrent ‘Mannerism and Other Trends’, schatte Prahl.
Toen Prahl met grote omzichtigheid de sleutel in de deur van zijn eigen kamer wilde omdraaien, bleek de deur niet op slot. Op zijn bed, boven op de sprei en gekleed in haar bruine ribbroek en bruine coltrui, met haar kleppers aan, lag Chiara. Ze werd wakker en richtte zich half op.
‘Waar kom jij vandaan?’ vroeg ze.
‘Wat doe jij hier?’ vroeg Prahl. Zijn hart begon te bonken. Hij zou haar op zijn minst eens kunnen vragen haar haar op te steken en make-up op te doen, al was het maar voor één keer, gewoon om te kijken hoe het stond.
‘Blan, Salve, Valli, ze zijn alle drie allang...’
‘Sst,’ zei Prahl, ‘ze slapen...’
Chiara dempte haar stemvolume maar haar geagiteerdheid nam evenredig toe: ‘Ze zijn alle drie allang binnen, ze slapen, inderdaad, al uren! Maar jij? Waar heb je gezeten?!’
En als ze make-up zou gaan opdoen, zou blijven opdoen, omdat ze inzag hoe goed het haar stond, zou ze gaandeweg ook anders gekleed willen gaan, bedacht Prahl, en op pumps willen lopen, en hij zei: ‘Ik weet het niet.’
‘Je weet het niet? Verzin in vredesnaam een betere smoes!’
Prahl zag dat de zwarte mieren inmiddels aan hun dagelijkse marsroute dwars door zijn kamer waren begonnen. De twee loodbekjes hipten van het ene zitstokje op het andere in hun kooitje. Prahl haalde een keer diep adem uit de kamerlucht met het waterig groene ochtendlicht dat door de nooit meer te ontmossen ramen binnenviel.
‘Ik herinner me een vogel. Een duif. Een duif op een mast. Op een houten telegraafpaal. Een oude telegraafpaal zonder draden. Althans...
‘Dat kan niet, Prahl, dat is onmogelijk! Dat is precies wat ik gedroomd heb, net voordat je binnenkwam. Een duif op een telegraafpaal. Een houten paal zonder verbindingen. Er bungelden alleen enkele losse stukken draad aan. Het was heel vroeg in de ochtend. Nog iets vroeger dan nu. Ik keek omhoog naar de duif. En ik had de indruk dat de duif naar mij keek, dat de vogel me aankeek. Toen klapte iemand in zijn handen, in heel grote handen. Een enkele keer, maar knallend. Hoewel de wereld verder leeg was. En daarop
| |
| |
zette de duif zich af, boven op de paal. Maar hij sloeg zijn vleugels niet uit, hij was kennelijk niet bij machte om zijn vleugels uit te slaan en tolde zomaar naar beneden, kwakte pal voor me neer om er half verdwaasd te blijven liggen scharren. Het was een verschrikkelijk gezicht. Het schoot door me heen dat ik de vogel zou moeten afmaken... Zeg op, man! Waar zat je?’
Prahl stond aan de rand van het bed. ‘Je zou toch het hele weekend studeren?’
‘Ik verlangde opeens zo naar je.’
‘Chiarina...’ lispelde Prahl. Hij nam zijn brilletje af, legde het op het nachtkistje, een op zijn korte kant gezet, wit geschilderd krat, en maakte aanstalten om naast haar te gaan liggen. Met een paar fikse meppen weerde ze hem af.
‘En sta niet zo te grijnzen...’
Prahl stond niet te grijnzen, maar bemerkte oncontroleerbare vibraties in zijn gezichtsveld, een krimpen van zijn visuele periferie en hij werd gegrepen door een angst om zijn zinnen en woorden niet langer in hun juiste volgorde uit te kunnen spreken.
|
|