te garanderen. Het besloot ineens dat het voor de bestwil van die landen was zo spoedig mogelijk onafhankelijk te worden.
Maar volgens het Statuut kon Nederland de rijksdelen niet uit het Koninkrijk zetten. Het was een uitkomst dat in Suriname een drieste regering aan de macht kwam, die zelf binnen twee jaar de onafhankelijkheid opeiste. Nou, maar wat graag! Een flink bedrag en veel goedbedoeld advies werd beschikbaar gesteld om het land na het vertrek van de Nederlanders tot ontwikkeling te brengen. Een complicerende factor was dat de meeste Surinamers helemaal niet onafhankelijk wensten te worden. Ze hechtten aan bescherming door Nederland en vroegen om een referendum. Opmerkelijk is het gemak waarmee dit door de toenmalige linkse regering in Den Haag, altijd de mond vol van democratisering en inspraak, van de hand gewezen werd: referenda ‘pasten niet in ons staatsrecht’. En trouwens, de Surinaamse regering was toch via eerlijke verkiezingen aan de macht gekomen? Nou dan! Maar bij die verkiezingen was de kiezers nooit onafhankelijkheid voorgespiegeld. Toen die niettemin naderbij kwam, nam een groot deel van hen de wijk naar Nederland.
Suriname werd onafhankelijk in 1975 en de Nederlandse minister-president noemde deze modeldekolonisatie de grootste prestatie van zijn regering. U weet wellicht hoe het afliep: vijf jaar later kaapten overmoedige sergeants de jonge staat, wat uitliep op dictatuur, terreur, executies, bloedige burgeroorlog, drugseconomie en verarming.
De Antillianen vroegen, hoe Nederland daar ook op aandrong, nooit om onafhankelijkheid. In tegenstelling tot in Suriname werden daar referenda en enquêtes gehouden en de Antillianen spraken zich er massaal voor uit om in het Koninkrijk der Nederlanden te blijven. Zij zagen om zich heen de soevereine eilandstaatjes van het Caribisch gebied en waren niet gesticht door die voorbeelden. Scherper dan de Surinaamse regering van 1975 zagen zij waar hun belangen lagen en aan welke kant hun brood gesmeerd was. Toch koesterde Nederland nog vijftien jaar, tot 1990, het vooruitzicht dat het ooit afscheid van de eilanden zou kunnen nemen: nog een post-koloniaal misverstand.
Toen eenmaal tot Den Haag doordrong dat dit niet zou gebeuren (onder meer omdat de Verenigde Staten ons verantwoordelijk houden voor het toezicht op de eilanden), gooide het nogmaals het roer om. Het besloot de rommelige, vrijgevochten Antillen te fatsoeneren met good governance en calvinistisch arbeidsethos. Daarbij rekende het echter buiten de waard die het zelf in het leven geroepen