tenshuis werken van moeders enigszins gefaciliteerd door het creëren van kinderopvang, de invoering van deeltijdwerk, de verlenging van het zwangerschapsverlof en de voorzichtige introductie van bepaalde vormen van zorgverlof. Kortom, in enkele decennia werden veel van de eisen van de feministische beweging van welleer ingewilligd.
Een reden voor de huidige minister van Sociale Zaken, tevens belast met het emancipatiebeleid, om - nog niet eens op de helft van zijn regeerperiode - al van de daken te schreeuwen dat in een volgend kabinet de emancipatieportefeuille wel kan worden opgedoekt. Een opvatting die op pijnlijke wijze manifesteert dat het de minister ontbreekt aan toekomstidealen en historisch besef. Want het ging de feministen van welleer niet alleen om het inhalen van de achterstand, maar bovenal om het veranderen van de samenleving op een zodanige manier dat al het werk - het betaalde en het onbetaalde -, alle activiteiten in de openbare en privé-sfeer, eerlijk over beide seksen verdeeld zou worden. Dit alles vanuit het idee dat mannen en vrouwen, via de politiek en het bestuur, via de wetenschap en het bedrijfsleven, de samenleving zouden moeten gaan vormgeven. En daar is dus niets van terechtgekomen bij ons in Nederland. In de top van het bedrijfsleven vindt men nog geen 2 procent vrouwen, in die van de universiteiten 5 procent, evenals in de hogere regionen van de ambtenarij, en in de politieke organen treft men ongeveer 30 procent vrouwen aan.
Nergens in de wereld is een conflictloze combinatie van werk buitenshuis en zorg binnenshuis bereikt, maar alleen in Nederland vertonen de vrouwen extreem conflictvermijdend gedrag door af te zien van een beroepscarrière. Tweederde van de buitenshuis werkende vrouwen verricht parttime werk; het onbetaalde werk, de zorg voor de kinderen en hulpbehoevenden, wordt voor 80 procent door vrouwen opgeknapt. Nederland is het bastion van de mannelijke kostwinner gebleven.
Verklaringen voor die uitzonderlijke situatie worden niet alleen gezocht in een traditionele moederschapscultuur en een ‘mannelijke’ bedrijfscultuur, maar ook in een gebrek aan werkambitie.
Onderzoek naar dat laatste laat inderdaad zien dat Nederlandse vrouwen minder graag een toppositie bekleden en minder geneigd zijn om hun gezin wat tekort te doen om carrière te maken. In vergelijking met hun zusters uit de Europese Unie hechten ze weinig waarde aan een baan met goede promotiekansen en aan het idee dat je iets kunt bereiken in je baan.
Maar dergelijke antwoorden staan natuurlijk niet los van heer-