dán niet om aan te zien, maar dat geldt nog sterker voor dat van de tegenstander, die plichtmatig als sparringpartner fungeert.
De mythe van Nederland als prominente voetbalnatie is ongetwijfeld ook sterk verbonden met Johan Cruijff, het beroemdste individu dat Nederland ooit heeft voortgebracht - sorry, Rembrandt. Zonder Cruijff zou Nederland maar een vlekje zijn op de internationale voetbalkaart. Een land met zo'n held kan zelfs in de ogen van de kenners niet écht falen.
Toch doet het Nederlands elftal steeds niet veel anders dan dat - falen.
Voor het laatste wereldkampioenschap werd het uitgeschakeld door Ierland, het Europese kampioenschap in Portugal kon het slechts via een moeizame barrage bereiken.
Daar, in Portugal, dreigt een nieuw drama. Op het moment dat ik dit schrijf, een kleine drie maanden voor het begin van het toernooi, heeft bondscoach Dick Advocaat nog geen idee welk spelsysteem hij zal hanteren en met welke spelers hij dat precies wil doen.
Twee of drie spitsen, wel of geen buitenspelers, drie of vier middenvelders, aanvallend ingestelde backs, of juist niet? Advocaat puzzelt er al jaren op, en hij wordt daar niet graag bij gestoord. Eén ding is zeker: van verandering houdt hij niet. Als Cruijff, Neeskens en Van Hanegem zich nog beschikbaar zouden stellen, zouden ze bij Advocaat een gewillig oor vinden. Never change an aging team.
Zou het veel beter gaan als het Nederlands elftal een sterkere persoonlijkheid als coach had? Dat is, toegegeven, nog maar zeer de vraag. Want Nederlandse voetballers houden niet van elkaar, geïsoleerde groepjes van drie, vier man daargelaten. Zet acht Nederlandse voetballers bij elkaar, en er breekt een burgeroorlog uit waar ze op de Balkan met respect naar zouden kijken.
Het is nooit anders geweest. Al van mijn vader kreeg ik vroeger te horen dat Wilkes en Lenstra, in de jaren vijftig twee van 's werelds beste voetballers, elkaar niet mochten. In die jaren was het dan ook niet ongewoon dat Nederland van voetbaldwergen als België en zelfs Luxemburg verloor.
In de jaren zeventig kregen we de vetes die Cruijff met zijn provinciale vijanden van psv uitvocht. Het kostte topspelers als Van Beveren en Van der Kuijlen hun internationale carrière. Het Nederlands elftal werd in die periode geen wereldkampioen, hoewel het de beste voetballers van de wereld had. Althans, alweer op papier.
Weer later ontstonden er clashes tussen Surinaamse en ‘Hollandse’ spelers, en op dit moment gaapt er een kloof tussen spelers die wél en die niet van ‘stappen’ houden, een woord waarvan in dit ver-