| |
| |
| |
Han van Wietmarschen
Verbeeldingskracht
Het schrijven van een goed verhaal is een opgave van een complexiteit die dermate groots is, dat ik er tot op de dag van vandaag niet in geslaagd ben hem ook maar eenmaal succesvol te volbrengen. Mijn dagen in het landschap der letteren zijn even kort als wreed, voornamelijk bestaand uit hopeloos onproductieve uren van eenzaamheid. Van de zeldzame momenten waarop hetgeen ‘inspiratie’ genoemd wordt mij tot daadwerkelijk resultaat bracht liggen de getuigen nu voor me, een klein stapeltje dichtbedrukt papier, onderwerp van onterechte trots. Eens schreef ik een politieke satire, maar mijn karikaturen werden niet als zodanig herkend en van realisme had eenieder al genoeg. Mijn poging tot een postmodernistisch vormexperiment werd door niemand begrepen. Zelfs heb ik mij begeven op het heilloze pad van wat men het ‘moderne sprookje’ noemt, een kinderverhaal met een kameleon en een vlinder, maar kinderen vonden het kinderachtig. En mijn grootste tragedie, mijn autobiografie van een leven dat te saai is voor de drukpers. ‘Naast de drukpers zijn spiegels en voortplanting niet aan u besteed,’ stond in de brief van de uitgever, ‘uw leven is een onhandige parodie en vermenigvuldiging ervan op welke wijze dan ook kan beter vermeden worden.’ Ik ben tot de conclusie gekomen dat al mijn voorgaande werk zinloos was, belachelijke bouwseltjes opgetrokken uit geforceerde artistieke pretenties. Alle satire, parodie, traditie, allegorie en gestolen stijlen moet ik van me afschudden om terug te keren naar eerlijkheid en eenvoud. In het diepst van mijn wezen verlang ik slechts naar het scheppen van een wereld, of liever een landschap, een klein droomlandschap waar tederheid en schoonheid de norm zijn.
Op een maandagochtend heb ik mijzelf, ondanks on-Nederlands zonovergoten zomerweer, eenzame opsluiting in mijn appartement opgelegd en ben ik aan het sluitstuk van mijn schrijversschap begonnen. Ik besloot tot een volledig fictief verhaal met enkele auto- | |
| |
biografische details. Hiermee doel ik op een hoofdpersoon in leeftijd en basaal karakter mijzelf gelijkend, en ook met een leefomgeving zoals de mijne. Op deze eerste dag schreef ik het begin, bestaande uit zeer eenvoudige elementen bedoeld als singulier punt vanwaar het verhaal in zijn volle rijkdom kon uitwaaieren.
Please allow me to introduce myself as W. I feel that I can speak a bit more freely when I enjoy a thin veil of anonymity. I was born in a forlorn kingdom close to the coast in the summer of '80, fortunately we soon moved to a more promising country littered with university towns. I completed my education with unusual alacrity and have to admit that since then I have lived a rather repetitive life in a small apartment in a monstrous building towering thirteen floors above far-stretching fields. Although I do not enjoy describing myself, I feel that I should provide my readers with at least a sketchy account of my character. I can proudly say that most people tend to consider me to be a kind and gentle young man. Some are known to describe me as modest and quite intelligent. And word has it that I can be rather nice-looking at times, if not handsome. But as yet only the most obscure of my acquaintances have noticed my most precious characteristic, my almost uncanny capacity for curiosity. It is only by virtue of this latter quality that I have a story to tell at all.
My tale begins when on a sunny Sunday morning I walked from my apartment to my postbox. My apartment is at the end of a thirty-yard-long hallway, a desolate concrete windowless tunnel lighted by flickering light bulbs, having no other function than to connect the sixteen apartments on my floor to the outside world. Other than an occasional co-inhabitant or an infrequent visitor I have never seen anything here but doors. Hence you can imagine the small shiver of sheer delight tingling between my shoulder blades when I saw in the hallway, standing neatly beside each other with their backs against the wall, two shoes. Brown, soft but slightly worn leather formed their ankle-high outer skin, their black soles could either be leather or rubber, their high but blunt heels were made of solid looking wood. Zippers at the inside of the shoes took over the function of laces, which were replaced by a pair of fake stitches, whose existence was predicated on purely aesthetic considerations. The noses were round, the heels just high enough to give them a feline or at least a feminine yet modest look. Daringly defying long-standing hallway conventions they radiated an innocent calmness as I walked by, wondering what could be the reason of their presence. One letter, informing me of the demise of some ancient Aunt Agatha, died by curious coincidence in August, Aussee, Austria.
| |
| |
Behoudens een klein aantal verbeteringen (speed vervangen door alacrity, tl-buizen door gloeilampen) was dit wat ik die eerste dag schreef. Met de introductie van de hoofdpersoon en de beschrijving van het decor was ik niet ontevreden, maar het was het hoofdrekwisiet dat mij met enige trots vervulde. Ik begon te geloven dat dit begin de potentie had om uit te groeien tot een verhaal waarmee ik werkelijk tevreden kon zijn. Mijn arbeid werd bekroond met een nacht doordrenkt van dromen uit het vrolijke genre, een nieuwe dag lag voor me geladen met hoop.
Al in de ochtend echter presenteerde mijn voorstelling van het vervolg van het verhaal zich als een groeiend dilemma, gevoed door tientallen velletjes kladpapier die ik volschreef met mogelijkheden voor beide hoorns. Onze vriend W. kon ofwel direct op zijn doel afgaan, aankloppen bij de bewoners van het schoenenappartement, vragen om opheldering waarna de rest van het verhaal zich zou concentreren op de interactie tussen W. en de bewoner of bewoners. Ofwel, hij wacht af en slaat de schoenen op minutieuze wijze gade wachtend op voedsel voor zijn nieuwsgierigheid; een glimp van de eigenaar, een hint voor de reden. Een ochtendlang worstelde ik met deze concurrerende mogelijkheden, totdat het twaalf uur was en ik naar de supermarkt ging om een andere, vleselijke honger te stillen.
Toen ik terugkwam en de gang in liep, boodschappentassen in mijn handen, sleutels bengelend tussen mijn tanden, beleefde ik de schrik van mijn leven. Dromen beginnen meestal geleidelijk, ongemerkt drijf je een omgeving binnen waarvan de onbekendheid moeiteloos geaccepteerd wordt. Aan de andere kant echter, op de twijfelachtige grens tussen slaap en ontwaken, word ik geregeld plotseling met een bijna pijnlijke schok, naar adem happend, wakker. Het was nu alsof ik in achterwaartse richting een droom binnen werd getrokken. In de hal naast de derde deur aan de rechterzijde stonden, in elk detail gelijk mijn verhaal, de twee schoenen. Mijn sleutels vielen rinkelend op de grond, mijn oogleden knipperden in een vergeefse poging om deze onwerkelijkheid weg te poetsen. Minutenlang stond ik daar, met trillend hart, starend naar wat gestolde fictie leek te zijn. De schoenen zelf deden niets anders dan simpelweg blijven staan, maar de onschuldige uitstraling die zij in mijn verhaal nog hadden, werd nu omgeven door een randje cynisme.
Ik slaagde erin mijn appartement te bereiken, een zucht van opluchting ontsnapte aan me toen ik de deur achter me gesloten had. Toeval op zijn onwaarschijnlijkst kan hard toeslaan, het duurde meerdere uren voordat ik mijn kalmte hervond. Glimlachend bedacht ik me dat een belangrijk detail niet in mijn verhaal genoemd
| |
| |
was: de schoenen waren opvallend klein, niet groter dan maat 37 of hooguit 38, de schoenen van een kleine vrouw die zes of zeven extra centimeters goed kan gebruiken. Later realiseerde ik me dat mijn eigen intuïtie, de manier waarop ik gevoelsmatig tegenover dit voorval stond, de oplossing voor het vervolg van mijn verhaal aandroeg. Ik was verbluft door deze simpele schoenen, maar ik voelde geen drang om onmiddellijk opheldering te zoeken. Mijn neiging was de verwondering te laten voortduren, het mysterie te laten bestaan. Om vervolgens stukje bij beetje het hele verhaal te ontdekken, als een kind dat één hoofdstuk per avond van een sprookje krijgt voorgelezen. De eerlijkheid gebood mij dan ook diezelfde nacht nog het volgende te schrijven:
The next morning they were still standing there. I now noticed how small they were, surely they were made for an adult but not a very tall one, shoes for a woman that could do with an extra three inches. I smiled at myself for being so interested in two such common objects, yet looking down this hallway there was an inexplicable strangeness about them. Their careful positioning made me feel that someone must have had some special reason for leaving them there. But what reason could there possibly be? They weren't left outside because they were dirty or wet, they may have been old shoes but they were clean. Could it be part of some tradition, an annual period of leaving your shoes at the door, connected to some obscure religion? Possibly, but what if they just stood there waiting to be taken to the garbage dump? That would definitely be a disillusionment. Determined to find out for myself, I kept an eye on them for three days.
At first I would just open my door and peek around the corner every hour or so. The whole day nothing happened, not once did I see someone entering or leaving the apartment, no-one even so much as glanced at those shoes. The second day, Tuesday, I realised that I needed to take a closer look. Kneeling down next to them, I was overcome by an urge not to disturb the scene, making me feel like a detective in a crime story. Maybe I could unravel the riddle by using the famous method of backwards induction, using clues on the shoes as starting points. Careful not to touch them I searched the shoes for things I missed before (a hair would be marvellous). Alas, nothing relevant. Only additional but futile detail, for example: the zipper was made of bronze, the insides were made of black cotton, the soles were indeed made of leather and as expected they did not smell. Late in the evening I had an illuminating idea how to avoid
| |
| |
having to keep watch in order to see if the shoes were moved during the night: with my Polaroid camera I took a series of pictures. Flipping back and forth through the small stack of images, I could only think of how marvellous it would be if some secret surrounded these simple shoes.
Wednesday morning nothing had happened. I compared my pictures with reality and not even the slightest hint of difference survived close scrutiny. Another day was spent dreaming up intricate intrigues while the objects of my imagination kept silent as the moon, and so did the door. I don't know how I managed to spend another day without giving in to the urge to just knock on the door and satisfy my curiosity all at once, but that is exactly whatI did. At night my dreams brought me endless scenes from all my travels; people floating strangely in the Dead Sea, the Mirror Hall at Versailles, Epidauros and its fabulous theatre. But all these vistas were robbed of their innocent beauty by two shoes standing somewhere in the picture.
The following morning the shoes were gone. I stood sadly beside the empty spot, where now nothing remained but a confused W. Objectively speaking, this was the most likely thing to happen, but something withheld me from reconciling this lifeless ending with four days of wonder. Deeply disappointed I wandered back to my room, where a pale-blue butterfly flew, erratically beating its wings against the window. My dull mind noticed that if this butterfly were some cheap symbol, depicting some corny platitude like innocent beauty imprisoned by invisible walls, inserted by a mediocre writer in an uninspired story, I wouldn't be surprised.
Nog niet eerder had ik mij zo nauw verbonden gevoeld met een verhaal. Het verhaal dat ik schreef en mijn eigen leven leken door elkaar te lopen, de emoties die W. bevingen vloeiden over in mij en omgekeerd leverden deze emoties nieuwe grondstoffen voor het verhaal. Zo verzonken in het lot van de arme W. was ik, dat ook ik de aantrekkingskracht van de schoenen niet kon weerstaan. Spoedig voelde ik mij gedwongen minstens ieder uur te controleren of de werkelijkheid nog overeenstemde met het verhaal. Zo dwingend was deze neiging dat ik ook in het uur tussen twee controles in volledig door de schoenen werd beheerst, op papier kreeg ik niets meer dan enkele flarden van zinnen. De tijd stroomde door mijn handen en er gebeurde niets. Een tweede dag vergleed op eenzelfde manier, en naar het kleine stapeltje polaroids op mijn nachtkastje starend realiseerde ik me dat mijn vrije wil geen vanzelfsprekendheid meer was.
| |
| |
Op de derde dag, de schoenen aan een nauwgezet onderzoek onderwerpend, besefte ik dat ik er reeds van uitging dat ze de vierde dag zouden verdwijnen. Onopgemerkt had toeval afgedaan als passend woord voor de situatie. Ik had geen verklaring voor de wonderlijke gebeurtenissen van de afgelopen dagen, maar het woord ‘toeval’ boette met het uur aan betekenis in. Ik bedacht me dat als ik W. voor zou willen zijn, meer zou willen weten dan hij, ik de derde nacht de wacht moest houden. In die nacht zouden de schoenen verdwijnen en een oplettend oog als het mijne zou wellicht het raadsel kunnen oplossen.
Ik had beter moeten weten, uiteraard. Op de vierde dag werd ik wakker op de grond naast mijn deur. Ik raapte mezelf bijeen en stapte de verlaten gang in. De schoenen waren verdwenen. Nog nooit eerder was een zo onwaarschijnlijke gebeurtenis zo in overeenstemming geweest met mijn verwachtingen. Wetend dat ik er niets vinden zou keek ik niet langer om naar de lege plek. Bijna onbewust liep ik terug mijn appartement in. Het tegen het raam fladderende vlindertje kon mij niet verbazen, het bracht enkel bevestiging. De afstand tussen de fictie van mijn verhaal en mijn eigen leven leek griezelig snel te zijn gekrompen. Uit mijn woorden sprak een eerlijke kracht, groter dan ik me ooit had kunnen voorstellen, het was alsof een pure en onaangetaste vorm van schoonheid mijn schrijvende hand over het papier begeleidde en vervolgens ook de werkelijkheid op haar knieën dwong. Ik schreef die middag verder aan mijn verhaal, de onverbiddelijke eenvoud van het voorafgaande leek het vervolg buiten mijn controle om op te roepen. Ik schreef zin na zin, in het besef dat ik niet alleen mijn verhaal maar ook mijn eigen leven vorm gaf. Een slapende hoop in velen van ons, de hoop dat ons leven met een plotselinge wending van het lot in een betoverend sprookje zal veranderen, bleek ook in de woorden van mijn verhaal te sluimeren. Meer en meer begon ik mezelf toe te staan te hopen ook in mijn eigen leven een slapende fee wakker te porren.
I opened the window to allow the elf-like creature access to the fields of freedom stretching out from below my apartment. Stepping unto my shady balcony my eyes followed the fairy's frolicsome flight, the sunlight playing its iridescent game with the translucent blue of its wings. As the little creature descended, my gaze spiralled down with it until it landed softly on the coloured patchwork of an indecipherable book cover. Next to the book, on green dewy grass, the sudden, surprising sight of the two beloved brown shoes sent a warm tickling down my spine. But almost instantly this gentle surge of delight was
| |
| |
utterly obliterated by a sea-blue wave swelling under my heart, on a pale-blue mat in a pool of sun, there lay an outstretched, painfully beautiful nymph peering into another unknown book through dark glasses. A light breeze rippled the shining white satin of her short sleeveless frock, a few feathery hairs too drifted on the warm air, somehow freed from her tight opalescent blond ponytail, which curled slightly along her spine to stop at the ninth or tenth vertebra. Lying on her stomach, her upper body perched on her elbows, her head elegantly inclined, she silently sucked in the information from the pages, showing me two wing-like shoulder blades. Her smallish (three foot and a couple of inches), slender, fine-boned body, still pale but tanning before my eyes, ended in two creamy lower legs standing at a straight angle from the ground. At the end of these legs, one languidly rubbing some tiny insect off the other, two small, delicate feet. Perfect fits for the glass shoes. Unfortunately, her mirrored shades hid her eyes from my eager sight, so that I only had a partial view of her frowning face. From my position on my palpitating balcony I could just see part of her soft full lips, a small straight nose, a fragile ear with a twinkling little lobe, together showing a mere sliver of the disarming charm her features must possess in their entirety.
It is hard to express with adequate force the feeling of warm, dazzling tenderness that surged through my body at the sight of this young woman. In only one sun-shot moment my curious mind managed to suck in every detail of her bright beauty. With knees like reflections of knees in rippling water I stood there helplessly for a while longer, staring at various movements she made now and then as she read, such as trying to scratch the middle of her back and revealing a soft white armpit. The whole scene abruptly crumbled when my phone rang and I had to rush to pick it up.
Ik legde mijn pen neer en las opgewonden het geheel nog eens over, beter dan dit kon ik niet schrijven. Met de soepele, zekere bewegingen van een goochelaar stond ik op van mijn schrijftafel en opende ik het raam om mijn eigen vlindertje zijn vrijheid terug te geven. Mijn ogen volgden zijn grillige afdaling totdat ook mijn hart werd overspoeld door de aanblik van de schoenen en hun wonderlijke eigenares. Verbluft staarde ik naar de precisie waarmee mijn woorden in werkelijkheid leken te zijn omgezet terwijl zij, even achteloos als op mijn papier, lag te lezen. Voor mij in de zon lag mijn eigen glorieuze creatie, en met een zelfgenoegzaam maar welverdiend lachje prees ik ieder minutieus detail dat ik met zoveel ongeduld beschre- | |
| |
ven had. Terwijl mijn knieën week werden overdacht ik de ironie van het feit dat mijn voorstellingsvermogen een mens leek voort te brengen, maar dat een balkon te ingewikkeld bleek te zijn. De afwezigheid van dit banale object zorgde ervoor dat ik mijn prinses slechts door een raam kon bezien, een raam dat mijn woonkamer op mijn uitzicht projecteerde. Haar ellebogen steunden op de kaft van een boek, haar voeten streken zachtjes langs de kap van mijn bureaulamp. Achter haar doemde ik op, een hallucinogene reus, als een god neerkijkend op zijn schepping. Een rinkelende telefoon verstoorde mijn aandacht, mijzelf verwensend liep ik naar mijn slaapkamer om op te nemen.
Nadat ik had opgehangen (verkeerd verbonden) realiseerde ik me dat mijn verhaal onherroepelijk zijn voltooiing naderde. Mijn verhaal verdiende een afsluiting van eenzelfde eenvoud en eerlijkheid als het voorafgaande. Ik had het gevoel dat het slot betekenis zou kunnen verlenen aan de nu nog raadselachtige gebeurtenissen. Een zekere lotsbestemming tekende zich af in het verloop van de plot, mijn werk bood de mogelijkheid niet alleen W. maar ook mijzelf uit de betekenisloosheid te verheffen. Eén element diende zich onophoudelijk aan, de twee personen van mijn verhaal zouden dichter tot elkaar komen.
's Nachts werkte ik aan het vervolg van het verhaal. In ieder woord dat op papier verscheen klonk door hoezeer ik door mijn eigen verbeelding betoverd was, en zoals mijn prinses op het moment van mijn schrijven geslapen moest hebben, zo beschreef ik haar. Toen uiteindelijk de afstand tussen W. en zijn prinses kleiner en kleiner werd voelde ik in mij zijn nervositeit groeien. Met trillende handen schreef ik de laatste woorden van mijn verhaal.
After I put down the receiver (some old uncle) I tiptoed back to the window where the sole remnant of recently discovered paradise was a rectangle of flattened grass. In a cruelly comical sense I missed her although I hadn't met her yet, and the shoes, the shoes were now pale memories robbed of all significance. A whirling carrousel of daydreams made short work of afternoon and evening, ardent longing became an arduous challenge became an awful nightmare became an Arabian night became ardent longing again, revolving mercilessly until all images blurred into a mass of indistinct, blunted feelings. Late at night I lay in bed, hopelessly waiting for a soothing sleep to free me of my haunting images. Listening to the sounds of the night, an army of crickets, the song of a night-time bird, an occasional owl, I couldn't help noticing the simple truism that she
| |
| |
was probably silently sleeping a mere twenty yards away from me. If only I could see her now, sweet sleepyhead, curled up on her side, all her muscles relaxed, floating through some distant realm of dreams. Her face, no longer obscured by glasses and angles, now fully revealed its tranquil beauty, velvet eyebrows, quivering lids and long lashes, keeping only the eyes as its most precious secret. Slow regular breathing causes slight ripples in the tiny blond hairs on the back of her hand, which lies limply beside her face. Possibly, maybe even probably, her thumb hangs loosely from her mouth, a rudimentary reflex creating scenes of magnificent reminiscence, years after its expiration date. And just imagine the sheets slipping from her shoulder, granting me a glance on the upper part of her now slightly sunburned back. A small scattering of birthmarks might form one or two constellations of my design, in my astrology I could create a future for her where beauty and tenderness are the norm.
But however lovely this fantasy was, a ferocious fear soon came over me. While she was the only princess I could see in all the fields stretching for many miles around us, she may be dreaming of princes of a pride and glory I would not even dare dream of. With this hideous thought in my mind, I finally fell into a dreamless sleep.
The next day I realised that there was only one way out of this madness. I had to meet her, talk to her, get to know her, there was no other way of escaping this deadly charm. Even the pain of instant rejection would be a milder ordeal than my current situation. This time not just my knees but my entire body felt like a rippling reflection as I stood on her doorstep, ready, almost ready for the decisive knock. Finally I did knock, and what a fumbling prince charming I was when she opened the door and I stumbled into the pale-blue pools of her eyes. An inquisitive smile lit up her gentle face as she regarded me in silence. Clumsy me groped for words, blurting out a stream of syllables among which shoes, nacreous, brown, hello, sun and blue eyes were the most prominent. Her calm crystal-clear voice offered me a cup of tea, and without waiting for my answer she turned around and walked back into her apartment. Hardly in control of my body I managed to close the door behind me and drifted after her, hoping for the best.
Slechts een paar rusteloze uren nachtrust bleven over, waarin ik lijdzaam mijn dromen en nachtmerries onderging. Ik bewonderde mijn schone slaapster zoals zij zachtjes in mijn visioenen haar eigen dromen droomde, bij de gedachte aan onze spoedige ontmoeting verloor elke nachtmerrie zijn schaduwzijde. Niet volledig uitgerust
| |
| |
maar geladen met verwachtingen stond ik op, het wachten was nu op het moment van mijn opkomst.
Na uren van tergende wachttijd liep ik de gang op naar de deur waarachter zij zonder het te weten zat te wachten. Met kloppend hart stond ik voor haar appartement, ik voelde me als een vader die op het punt staat herenigd te worden met een lang verloren dochter. Uit mezelf zou ik nooit de moed bij elkaar hebben kunnen vinden, en ik dankte mijzelf voor het draadje dat nu mijn arm optilde en mijn hand zachtjes maar krachtdadig op de deur deed kloppen. Na enige tijd werd de deur voorzichtig geopend, en net als in mijn verhaal veranderden haar blauwe ogen mij in een onhandige prins, zoekend naar woorden. Op de frustratie die mij overviel toen ik alleen ‘ogen, thee, hallo’ wist uit te brengen had ik niet gerekend. Ik voelde dat het enkel te danken was aan de kracht van mijn eigen verhaal dat ik, ondanks de waterigheid van mijn gehele lichaam, nog overeind stond en mijn zenuwen trotseerde. De deur was slechts tot op een kier geopend, maar haar gezicht was duidelijk te zien tussen de schaduwen daarachter. Op haar gezicht prijkte echter niet een nieuwsgierige glimlach, maar drukten haar gefronste wenkbrauwen een woede uit die ik niet van haar kende. Een radeloze angst welde in me op, verspreidde zich agressief door mijn hele lichaam, overwoekerde iedere hoop en verwachting. Vanuit de deuropening klonk geen kristalheldere, maar een messcherpe stem: ‘Onthoud wat ik je nu zeg. Ik wil je nu niet spreken, en in de toekomst ook niet. Laat me alsjeblieft met rust.’ Voordat ik de kans had om te reageren sloeg de deur voor mijn ogen dicht. Gedachten en gevoelens verlieten mijn lichaam en lieten enkel een leegte achter. Ineens werden alle touwtjes losgelaten, en als een lappenpop zakte ik op de grond in elkaar.
|
|