| |
| |
| |
Pieter Hilhorst
De dragelijke lichtheid van het bestaan
Nostalgie maakt rauwe tijden zoet. Nergens is dat duidelijker te zien dan in de televisieserie I love the... Vul maar in: the seventies, the eighties. De geschiedenis wordt herschreven als entertainment. Elke maatschappijkritiek is verdampt. Elk protest wordt teruggebracht tot een event. Wat rest zijn dierbare herinneringen van hedendaagse sterren. Met een melancholieke blik praten zij over de mooie muziek van toen. ‘Jammer alleen dat ik de teksten nooit kon verstaan.’ Soms giechelen ze over rare kleren en vaak spreken ze hun bewondering uit voor hun voorgangers: de sterren van toen. Ze vergeten dat die sterren vaak niet als sterren gezien wilden worden, maar als muzikant, acteur of kunstenaar.
In dit verhaal wil ik het omgekeerde procédé toepassen. Ik wil de zoete jaren negentig rauw maken. Dat kan ook haast niet anders. Ze kunnen niet in retrospect nog zoeter worden gemaakt dan ze in de beeldvorming al waren. Geen generatie is zo snel tot generatie bestempeld als de jongeren van de jaren negentig. De Amerikaanse schrijver Douglas Coupland had in 1991 al het juiste etiket verzonnen: ‘Generation x.’ In Nederland werd dat de Generatie Nix. Volgens Rob van Erkelens is hij de bedenker van dat populaire begrip. In 1994 werd hij samen met vijf andere schrijvers geportretteerd in De Groene Amsterdammer. Het werk van Don Duyns, Joost Zwagerman, Joris Moens, Ronald Giphart, Paul Mennes en Van Erkelens zou een vergelijkbare thematiek kennen. Allemaal schreven ze over twintigers die in de grote stad de verveling bestrijden. Een verveling die voortkomt uit het besef te leven in een gedesillusioneerde, oppervlakkige wereld. ‘Wat wij jongeren, toen, gemeenschappelijk hadden was afwezigheid. De afwezigheid van Grote Gebeurtenissen, van Ideologieën en Ingrijpende Voorvallen.’ En voor die jongeren bedacht Van Erkelens de term Generatie Nix. ‘Maar niet op de cover zetten, hè?’ zei hij nog tegen de journalist. Het kwam natuurlijk wel op de cover en sindsdien is Nix een begrip.
De kenmerken die in de loop der jaren aan de Generatie Nix wer
| |
| |
den toegeschreven verschoven soms, en ook met de bijbehorende geboortejaren werd flink gesjoemeld. Maar één kenmerk van de Generatie Nix bleef onveranderd: in alle typeringen stond het gemis voorop. De jongeren zouden worden getekend door een gebrek aan engagement en idealen. Grote politieke protestacties zijn er niet geweest. De belangrijkste politieke jongerenbeweging Niet Nix liet zich voorstaan op haar gebrek aan ambitie. ‘Wij streven niet naar macht, maar naar invloed.’ De meest succesvolle actie van de jaren negentig was de hetze van Youp van 't Hek tegen Buckler. Eigenhandig heeft hij het alcoholvrije biertje uit de markt gegrapt. Ook de jaren negentig werden gedefinieerd door wat ze niet (meer) waren. Zo zou er sprake zijn van het einde van de geschiedenis. Ideologische veren werden afgeschud. Illusies werden opgeborgen. En de leegte werd gevuld met plezier. ‘Jullie favoriete drieletterwoorden waren Mao en Che, wij kiezen voor mtv en xtc,’ zei Jorrit de jong bij de presentatie van De Ik's van Nix in 1997.
Door de logica van de gatenkaas (de leegte bepaalt de identiteit van de substantie) is onderbelicht gebleven wat de Generatie Nix en het laatste decennium van de vorige eeuw wél waren. In dit artikel wil ik daarom de polemische strekking laten zien van de zoete jaren negentig. Ik wil de radicaliteit tonen van de jongeren van het laatste decennium van de vorige eeuw. Vreemd genoeg heb ik mij destijds nooit een kind van de jaren negentig gevoeld. Ik heb ook nooit in termen van generaties willen denken. Het idee dat de jeugd in opstand moet komen tegen de zittende klasse is een sjabloon dat ons is opgedrongen door de babyboomers. Het was een opgedrongen generatieconflict. Niets is erger dan ouderen die je vertwijfeld vragen wanneer je eindelijk tegen ze in opstand komt. Het is de hoogste graad van paternalisme. Schop eens tegen me, want dat is zo goed voor jou. Ik heb er dan ook, net als de meeste van mijn leeftijdgenoten, nooit aan mee willen doen. Noem het onze revolte. Wij wilden juist niet het voorbeeld volgen van de babyboomers die het pluche veroverden door met hoogdravende idealistische woorden de zittende regenten weg te jagen. Dat zij dat toch steeds van ons verwachten, tekent alleen hun egocentrisme. Zij blijven zichzelf zien als de maat der dingen. Wij wilden niet eens een wij zijn. Het enige dat ik deel met mijn generatiegenoten is dat we geen generatie willen zijn. Ik zag ook meer de verschillen dan de overeenkomsten met mijn leeftijdsgenoten. Ik vond ze vaak ook te individualistisch, te hedonistisch en veel te vrijblijvend.
Pas nu besef ik dat het laatste decennium van de vorige eeuw eigenlijk mijn ideale tijd was. Eigenlijk was ik al ver voor de val van de
| |
| |
Berlijnse Muur een kind van de lange jaren negentig. Ik was veel te frivool voor het ernstige doemdenken van de jaren tachtig. In de politieke theatergroep waar ik destijds in speelde, kreeg ik ooit het verwijt dat ik niet boos genoeg was. Ze hadden volkomen gelijk. En ook na de aanslagen van ii september 2001 heb ik het blijmoedige van de jaren negentig behouden. Ik kan dan ook moeilijk wennen aan de ideologische strengheid die overal de kop opsteekt. Het mateloze, vloeibare en onbepaalde van de jaren negentig komt me nu als een walhalla voor. Henri Beunders heeft de jaren negentig een Twaalfjarig Bestand genoemd. Dat is goed getroffen. Het was een tijd waarin de zwaartekracht even leek afgeschaft. Een heliumrevolutie. Iedereen kan zweven.
Het revolutionaire van de jaren negentig was de ontdekking van de oppervlakte. De rimpelingen op het water zijn interessanter dan de structuur van de bodem van het meer. Michael Bracewell, The Nineties: When Surface was Depth. Maar dat suggereert nog te veel alsof alles van waarde diep is. Het is juist dit idee dat in de jaren negentig is opgegeven. In de jaren tachtig stond de teleurstelling voorop. De Grote Verhalen waren allemaal gewelddadig gebleken. Het was een tijd van het verlies van illusies. In de jaren negentig is dit postmodernisme alledaags geworden. De teleurstelling verwaterde. Zonder illusies bleek het leven alleszins dragelijk. De jongeren van de jaren negentig, die ook steeds vaker de internetgeneratie werden genoemd, zochten niet naar de grote waarden en wroetten evenmin in de onpeilbare diepten van de eigen ziel, maar leefden in de breedte, zoals A.F.Th. van der Heijden dat heeft genoemd. En dat deden ze met overgave. Ze wilden niet kiezen, maar de alternatieven naast elkaar beleven. Ze wilden zappend door het leven gaan. De ene dag naar Men in Black, de volgende dag naar Wagner. Het werd een verdienste om je in uiteenlopende milieus op je gemak te voelen. Het werd chic om zowel intellectuelen als mensen van de sportschool tot je vrienden te rekenen. Niet wie je bent, maar wie je kent, bepaalt de waarde van je leven, want in verschillende contexten laat je ook andere kanten van jezelf zien. Het geloof in levensfases werd overboord gegooid. Niet eerst lanterfanten en daarna verantwoordelijk en volwassen worden. Gewoon carrière maken, kinderen krijgen én van tijd tot tijd mateloos stappen. De afwezigheid van grote ideologieën leidt niet tot verveling, maar tot gulzigheid. Wij mogen alles. De vrijblijvendheid wordt niet betreurd, maar de vrijheid gevierd.
De zoektocht naar de zin van het bestaan werd ingeruild voor een hunker naar zintuiglijkheid. En zintuiglijkheid is altijd oppervlak- | |
| |
kig. De tast, de smaak, de blik, de klank, de geur hebben allemaal een onmiddellijkheid. Een van de literaire tijdschriften uit de jaren negentig heette Skin. Dat was niet alleen een mooie omkering van niks, maar ook een uiting van het verlangen om dicht op de huid van het bestaan te zitten, om de wereld aan te raken, te voelen, te ervaren. De jaren negentig hebben ook de opkomst laten zien van de beleveniseconomie. Introspectie werd ingeruild voor het rijgen van ervaringen. Je wilde gewoon een keer meemaken hoe het voelt om aan een bungy-elastiek naar beneden te suizen, met een vlot een kolkende rivier af te varen of een bezoek te brengen aan een Kamasutra-beurs. Zelfs bij het kopen van spullen werd de ervaring belangrijker. Kleren, sigaretten en mobiele telefoontjes werden een investering in een lifestyle. Wie geen illusies meer te verliezen heeft, zal zijn eigen mythes moeten scheppen. De naaktheid van het bestaan is een aansporing om je eigenzinnig te kleden. Image is everything. Het onverschillige zwart van de jaren tachtig werd ingeruild voor kleur en smaak. Je mag ijdel zijn, je mag om aandacht vragen. Bestaan is waargenomen worden.
De jaren negentig typeren als de tijd van de dragelijke lichtheid van het bestaan komt dicht bij de negatieve beschrijvingen van de Generatie Nix. Om te begrijpen wat de polemische kracht is van deze impliciete waarden moeten ze worden gecontrasteerd met de impliciete waarden van voor en na het Twaalfjarig Bestand. Dat zal ik doen aan de hand van drie fenomenen.
| |
De avatar
Met de wijde verbreiding van internet in de jaren negentig kwam ook het fenomeen op van de avatar: het virtuele alter ego. In multi user dominions als chatboxen werd het heel gemakkelijk om een personage aan te nemen. Niemand die kon controleren of de trans seksueel van drieënveertig was wie hij voorgaf te zijn. Het enige waar je op af kon gaan, waren de teksten die iemand schreef. Het was een training in een andere manier van denken over geloofwaar digheid. Het ging er niet meer om of iemand authentiek was, of ie mand samenviel met zichzelf. Dat viel niet te controleren. De waar de van het contact was niet meer afhankelijk van iets buiten het contact. Er was geen werkelijkheid waarnaar verwezen kon worden. Het ging om de kwaliteit van de tijdelijke schepping. Het enige dat telde was of je iemand wist te overtuigen. En overtuigen doe je met details. Veel mensen vielen door de mand omdat hun avatar niet meer was dan knullig aan elkaar geknoopte clichés. Je moet je alter
| |
| |
ego eigen maken. Mensen gingen hun alter ego dan ook meer en meer aankleden.
De avatar was een uitvergroting van een leefstijl die hoorde bij de jaren negentig. De Noors-Amerikaanse psycholoog Kenneth tergen stelt in The Saturated Self dat er een nieuw persoonlijkheidstype was ontstaan. Hij spreekt over het relationele zelf. Het relationele zelf heeft de illusie opgegeven dat je in elk contact de volle eigenheid tot uitdrukking kan brengen. Het is een breuk met de oude getuigenissenidentiteiten, waarbij mensen in elke context elk misverstand over bijvoorbeeld hun homoseksualiteit onmiddellijk wilden wegnemen. ‘Ook voor de klas moet iedereen weten dat ik homo ben.’ Voor mensen met een relationeel zelfbeeld is meedoen met groepen die niet naadloos bij hen aansluiten veel minder bedreigend. ‘Wat maakt het mij uit als mensen denken dat ik net als zij hetero, homo, activist, Ajax-supporter of kunstenaar ben?’ Het zich tijdelijk conformeren aan de normen van de groep is geen hypocrisie, geen verraad van hun eigenheid, maar een logisch gevolg van het streven om zoveel mogelijk ervaringen aaneen te rijgen. 's Ochtends de family man met de kinderen in het park, 's middags de macho met de voetbalvrienden, 's avonds naar het theater met culturele vrienden. De eigenheid van mensen met een relationeel zelfbeeld komt voort uit het feit dat ze diverse relaties aangaan en deelnemen aan uiteenlopende collectiviteiten zonder er ooit mee samen te vallen. Hun ‘ik’ is de optelsom van de soms tegenstrijdige ‘wij's’ waarvan ze deel uitmaken. Oscar van den Boogaard heeft in Sensaties een mooie term gemunt voor deze levenshouding: vloeibaarheid (en dus niet vluchtigheid). Wie vloeibaar is, hoeft niet bang te zijn dat hij vastvriest. Het kan nog alle kanten op. Alles is voorlopig. De ongrijpbaarheid is een aantrekkelijk element van deze levenshouding. Ik laat mij door niemand definiëren. Ook niet door mezelf. Weg met het leven als belijdenis. De
diepste zelfkennis is gelegen aan de oppervlakte. Niet wat ik denk, maar wat ik doe, toont wie ik ben.
Het accepteren van de onbepaaldheid van het heden is alleen mogelijk als er een basaal vertrouwen is in de wereld en de mensen met wie je omgaat. Alleen dan valt die onbevangen blik, die principiële openheid, vast te houden. Vandaag de dag is dat vertrouwen verdwenen. Wantrouwen is de norm en het grote verschansen is begonnen. Ongrijpbaarheid is niet intrigerend, maar gevaarlijk. Alles wat onbepaald is, roept angst op. De avatar is van een fantasie van ultieme vrijheid, losgezongen van lot en lichaam, verworden tot een angstbeeld. Het meisje van dertien dat openhartig met leeftijdsge- | |
| |
nootjes praat over prille ervaringen met seks kan een vieze kinderverkrachter zijn. De Britse socioloog Frank Furedi stelt dat we zijn beland in een culture of fear. Het verlangen is nu niet naar speelse, maar naar robuuste identiteiten. Om te beginnen moeten we allemaal Nederlander zijn en het is ook duidelijk wat daarbij hoort. Je krijgt er heimwee van naar de tijd van de vloeibaarheid van de jaren negentig. Vaak is de tolerantie die toen werd omarmd gekenschetst als onverschilligheid. Maar het kan ook positiever worden uitgelegd. Gemoedelijk oppervlakkig contact maakt een multiculturele samenleving leefbaar. Volgens Anil Ramdas is racisme een gebrek aan beleefdheid. Je hoeft jezelf niet vrij te wassen van alle vooroordelen zoals in de jaren tachtig gebeurde. Je hoeft niet op zoek naar de verkrachter en de racist in jezelf. En andersom hoeft de migrant niet te slagen voor wat Norman Tebbit de crickettest noemt. Als Nederland tegen Turkije voetbalt, mag de migrant best juichen als Oranje wordt verslagen.
De Amerikaanse socioloog Richard Sennett stelt dat respect betekent dat je accepteert dat je de ander niet begrijpt. Die acceptatie is vandaag de dag verdwenen. Al het raadselachtige moet uitgebannen. Je moet zeggen wat je denkt en doen wat je zegt. En het vreemde wordt alleen toegelaten na een ondertekende loyaliteitsverklaring. Juist door de geharnaste taal van vandaag ga je terugverlangen naar de verheerlijking van de vloeibare identiteiten van de jaren negentig.
| |
XTC
‘Everything starts with an e,’ was een songtekst van E-zee Posse. De opkomst van de houseparty's in de jaren negentig zijn ondenkbaar zonder ecstasy (xtc). Waar haal je anders de energie vandaan voor een afterparty vroeg in de ochtend? House is lichamelijke muziek. Het gaat niet om ontroering, maar om een sensatie. Je wordt niet geraakt. Je wordt bewogen. De dj en filosoof Marc Schuilenburg schrijft in het artikel ‘De elektrificatie van de ruimte’ dat in drum and base het aantal beats per minuut zo wordt opgevoerd dat de muziek ophoudt een aaneenschakeling te zijn van tonen en slagen. Het wordt een onophoudelijke stroom: een flow. De elektronische drum vervangt dan ook niet de menselijke drum, maar creëert een nieuwe ervaring. Het is muziek waar je niet naar luistert, maar die je ondergaat. Geholpen door de xtc wordt het een tactiele ervaring. Nu zijn de jongeren van de jaren negentig niet de eerste generatie
| |
| |
die is verleid door de drugs. Maar dat ze juist zo massaal voor xtc vielen is veelzeggend. xtc is een drug die hoort bij de jaren negentig. lsd en hasj dirigeren de geest naar binnen. Cocaïne richt de blik meer naar buiten. Maar het is een liefdeloze blik. Niets kan je wat schelen. Het versterkt de rauwheid van het bestaan. Het is daarom een drug die meer hoort bij de jaren tachtig. XTc richt ook de blik naar buiten, maar zonder de hardheid van cocaïne. xtc verzacht alles wat hoekig is. Het maakt mensen lieflijk (de button met de smiley was een goedgekozen symbool) en wekt een diep gevoel van verzadiging. Je weet dat het artificieel is, maar het voelt echter dan de alledaagse werkelijkheid. Van dronkaards wordt beweerd dat ze de waarheid spreken. De drank heeft de schaamte weggespoeld en daarmee de wil om het pijnlijke te verhullen. xtc maakt op een andere manier schaamteloos. Het breekt het verzet tegen een diepgevoelde sentimentaliteit. Het is een chemische verzoening met de wereld en de mensen om je heen.
In een artikel bij het tienjarig bestaan van Blvd. keert Sander Pleij zich fel tegen het escapisme van de feestgeneratie. In navolging van Bracewell stelt hij dat conformisme en mateloosheid bij de jongeren van de jaren negentig samengingen. Door de week is er het leven in de kleine veilige cocon van het privé-leven, om alleen op gezette tijden mateloos te zijn. Het is een geplande bandeloosheid, die dus niets doorbreekt en de status-quo ongemoeid laat. Ongelijk heeft hij daarin niet. Maar zijn walging ademt toch te veel de romantiek van de Verelendung. Prozac was naast XTc de andere chemische revolutie van de jaren negentig. Strenge therapeuten vonden het maar niks. Zo'n pilletje doet niets aan de oorzaak van het psychisch ongemak. Dat mag zo zijn, maar als het werkt en verlichting brengt, wat is er dan op tegen? Zo is het ook bij de feestgeneratie. Ik zie niet in wat we winnen bij het verdacht maken van het aangename. Ik geloof niet in de heilzame waarde van het lijden. Een mooi voorbeeld hiervan is het ‘praktisch idealisme’ van Natasja van den Berg en Sofie Koers. Hun boek met die titel staat vol handzame tips hoe je maatschappelijk verantwoorde keuzes kan maken. Het boek ademt de levenshouding van de jaren negentig. Het gaat uit van zelfbewuste consumenten, die wel betrokken zijn, maar geen zin hebben zich in schuldgevoel te wentelen. Het goede alternatief, de tv niet op standby laten staan bijvoorbeeld, hoeft niet veel moeite kosten.
De hunkering naar intensiteit en het organiseren van bandeloosheid is niet alleen escapisme. Ik geloof dat het vandaag de dag een polemische betekenis heeft gekregen. xtc staat namelijk voor een verheerlijking van de mateloosheid. En juist dat is polemisch in een
| |
| |
tijd waarin weer matigheid wordt gepredikt. Wees maar tevreden met wat je hebt, want anderen hebben nog minder. Het is een partiële zelfmoord, een zelfverkozen geestelijke wurging. Mik niet te hoog, want dan kan je diep vallen. Deze culturele benepenheid maakt dat ik heimwee krijg naar de jaren negentig, toen een zeker optimisme nog vanzelfsprekend was. Optimisme tegen de klippen op is de beste voorwaarde voor het engagement waar Pleij naar verlangt. Of zoals Antonio Negri heeft gezegd: ‘Soyez réaliste, demandez l'impossible.’
| |
Paars pragmatisme
De politieke doorbraak van de jaren negentig was de totstandkoming van een kabinet zonder christen-democraten in 1994. Maar na de eeuwwisseling heeft Paars zijn glans snel verloren. Het wordt nu geassocieerd met achterkamertjes, sorry-democratie en visieloosheid. Een fan van Paars ben ik nooit geweest. De depolitisering van Kok en de zijnen vond ik een zwak aftreksel van wat politiek behoort te zijn. Maar met de terugkeer van de ideologische blik van Pim Fortuyn en Jan Peter Balkenende verdient het paarse pragmatisme eerherstel. Paars was een poging om het afschudden van ideologische veren serieus te nemen. Gepassioneerde politiek is vaak een politiek van goede bedoelingen. De vurige verontwaardiging over onrecht staat een kille analyse van de effecten van de voorgestelde maatregelen in de weg. In het verleden hebben nobele initiatieven dan ook maar al te vaak averechtse effecten gehad. Pragmatische politici hebben oog voor deze onvoorspelbaarheid. Zij proberen tastend politiek te bedrijven. Met veel trial and error. Dus staan ze voor alle experimenten open, ook als ze niet passen in hun eigen wereldbeeld, en proberen ze daarna te beoordelen wat navolging verdient en wat niet. Zo forceerde het eerste kabinet-Kok zowel een doorbraak door het creëren van gesubsidieerde banen (Melkert-banen), waar de VVD altijd mordicus op tegen was, als een begin met marktwerking en deregulering (waar de PvdA niet warm voor liep). Pragmatische politici zoeken naar het kleine verschil, niet naar het grote gebaar.
Fortuyn heeft echter met deze minimalistische taakopvatting afgerekend. Zijn grote angst waren niet politici die te veel beloofden, maar politici die te weinig ambities hadden. Die fout zou hij niet maken. Hij zei wat hij dacht en deed wat hij zei. Het leidde tot een proefballonfabriek. Zo zei hij wel dat hij voor gedwongen spreiding van allochtonen was, maar wist hij nooit uit te leggen hoe hij dat
| |
| |
voor elkaar dacht te kunnen krijgen. Ook zijn kreet dat een kwart van alle ambtenaren naar huis kon, werd niet ondersteund met een analyse van de taken die dan niet meer uitgevoerd zouden moeten worden. Fortuyn bracht zo ook de terugkeer van de goedebedoelingenpolitiek. Hij had het lef dingen te zeggen die anderen verzwegen. En om die karaktereigenschap wilde hij gewaardeerd worden, niet om de concrete resultaten van zijn interventies. Precies zoals de linkse revolutionairen van de jaren zestig en zeventig altijd om hun betrokkenheid waardering wilden. Oké, het was dan mislukt, maar zij hadden het hart op de juiste plaats zitten.
Ook het tweede kabinet-Balkenende schuwt de grote woorden niet. Het leerstuk van de eigen verantwoordelijkheid wordt overal op van toepassing verklaard. Of mensen ook de mogelijkheden en vermogens hebben om de aan hen toegeschreven verantwoordelijkheid waar te maken, doet niet meer ter zake. De leer is weer sterker dan het leven. En dus worden mensen met zalvende woorden weer aan hun lot overgelaten. Het wekt heimwee naar de nuchtere politiek van de jaren negentig.
Ook in de internationale politiek is de hyperbool terug. In de jaren negentig hadden internationale interventies minimale doelen. De humanitaire interventies in Bosnië en Kosovo waren reacties op grove schendingen van mensenrechten zoals etnische zuivering. Van deze terughoudendheid is na ii september gooi niets meer over. Bush heeft met zijn ideeën over de preventieve oorlog een gevaarlijk maximaal ideaal binnengehaald. Wij kunnen de wereld inrichten naar ons ideaalbeeld. Een hoogmoed die wel tot een val moet leiden. Ook dat wekt heimwee naar het nuchtere optimisme van de jaren negentig. Of zoals Bert Lanting in de Volkskrant schreef bij zijn afscheid als correspondent in de Verenigde Staten: wat was het een heerlijk geruststellend idee dat jaren geleden heel Amerika zich druk maakte over een presidentieel slippertje met een stagiaire. De dragelijke lichtheid van het bestaan is soms letterlijk een verademing.
In hun zoetheid waren de jaren negentig dus heel radicaal. En daarom durf ik er rond voor uit te komen: ik ben een kind van de jaren negentig. Ik ben liever vloeibaar dan bevroren, liever mateloos dan bescheiden, liever pragmatisch dan rechtlijnig. Ik krijg heimwee naar de jaren negentig, want afgezet tegen de fantasieloze ernst die de wereld in zijn greep houdt, is de dragelijke lichtheid het verlichte alternatief.
|
|