| |
| |
| |
Ruud Stokvis
Is er corruptie bij het harddraven in Nederland?
Harddraven is een sport die voor een groot deel gefinancierd wordt uit het inkomen dat door het wedden op de uitslag van races verkregen wordt. De hechte verbinding met wedden vergroot de kans dat er corruptie optreedt bij een sport. Dat is de reden om onderzoek te doen bij het harddraven. Het is een van de weinige sporten in Nederland waarbij het wedden nauw verbonden is met de eigenlijke sportbeoefening. Voor wedders kan het lucratief zijn om de favoriet voor een race een bedrag aan te bieden als hij zich enigszins inhoudt en een ander laat winnen. De meeste wedders hebben ingezet op de favoriet. Als dan een niet-favoriet wint waar de omkopers hun geld op hebben gezet, wordt de totale inzet voor de race alleen verdeeld onder de paar wedders op deze niet-favoriet.
Het onderzoeken van een deel van het maatschappelijk leven waarbij men op de vingers kan natellen dat er een tendens tot corruptie bestaat, is een van de mogelijkheden om vat te krijgen op dit moeilijk onderzoekbare onderwerp, dat niet zomaar door observatie kan worden bestudeerd. Zeker niet in Nederland, waar corruptie geen algemeen geaccepteerd verschijnsel is. Andere mogelijkheden zijn de studie van in de openbaarheid gekomen zaken (bouwfraude), of een experiment. Onderzoekers zouden zelf pogingen tot omkoping kunnen doen. Daar zitten echter nogal wat haken en ogen aan.
Bij het harddraven zit een pikeur op een karretje (sulky) achter het paard. Dat paard mag alleen maar draven. Het paardenrennen in de vorm van races waarbij jockeys op de rug van het paard zitten en het paard galoppeert, komt in Nederland veel minder voor. Deze tak van sport blijft verder buiten de beschouwing. Zonder het georganiseerde wedden zouden het harddraven en het paardenrennen nog noodlijdender zijn dan nu al het geval is. Tussen 1911 en 1949 verbood de Nederlandse regering op religieuze gronden het wedden op de uitslagen. In die periode kwijnden deze sporten haast hele- | |
| |
maal weg bij gebrek aan inkomsten om banen te onderhouden en om geldprijzen uit te loven, waarmee de paardeneigenaren een deel van hun onkosten compenseerden en trainers en pikeurs hun karige inkomsten aanvulden.
De harddraverij lijkt des te meer een dankbaar onderwerp voor onderzoek naar corruptie bij sport in Nederland omdat ze al vanouds geassocieerd wordt met allerlei onreglementaire slimmigheidjes van deelnemers en publiek. In een brochure uit 1907 werd geschreven:
‘De talrijke vonnissen, uitgesproken door de verschillende Comité's, in hoofdzaak wegens trekken of inhouden van de paarden, zijn evenzovele bewijzen, dat er op de banen wordt gezwendeld’ (Rost 1907: 11).
Het image van de sport wordt nog steeds door deze overlevering beïnvloed (Govers 2000: 11).
De wetenschap dat de onlangs geliquideerde misdadiger Cor van Hout eigenaar was van enkele dravers die op wedstrijden uitkwamen (NRC Handelsblad, 31-1-2003) is natuurlijk ook niet bevorderlijk voor het image van de sport. Een paardentrainer die hem al op jeugdige leeftijd leerde kennen, noemde van Hout een ‘interessante man’. Bekend is verder dat E. Maas, de voorzitter van de lpf, de grote man is achter de modernisering van de renbaan van Wolvega. Maas heeft ook geprobeerd om de andere grote banen, te Alkmaar en Duindigt, op te kopen. Die laatste koop ging niet door omdat het gemeentebestuur van Wassenaar vreesde dat Maas op een deel van het terrein van Duindigt villa's wilde bouwen (Het Parool, 12-10-2002).
Het werk van de Engelse bestsellerschrijver Dick Francis speelt ook een rol in het image van de sport. Alle officials die ik sprak noemden zijn naam. Veel van zijn boeken gaan over de zelfkant van de paardensport. Die bestaat duidelijk. In de geschiedenis van het Engelse paardrennen is veel sprake van corruptie (Vamplew 1976). Er verschijnen met enige regelmaat berichten over corruptiepraktijken in het buitenland. Zo werd in november 2002 in het programma Panorama van de bbc het voormalige hoofd van de veiligheidsdienst van de Engelse Jockey Club, de organisatie die het paardenrennen in Engeland bestuurt, geïnterviewd. Deze man was enkele maanden eerder ontslagen, nadat duidelijk was geworden dat hij als ‘klokkenluider’ allerlei vormen van corruptie die de Jockey Club jarenlang tolereerde, aan de kaak wilde stellen. Het ging daar- | |
| |
bij onder meer om een bookmaker, een van de grootste van Engeland, die trainers gratis bij zich lieten wedden en hun eventuele verliezen compenseerde, zodat hij via hun inzetten kon nagaan wat zij dachten van de paarden die ze onder hun hoede hadden. Ook was er sprake van een grote drugssmokkelaar die jockeys omkocht met geld, dure feestjes, golftrips, vrouwen en drugs om inside-information te verwerven en het verloop van races in zijn voordeel te arrangeren. Sommige Engelse jockeys die buiten het Engelse seizoen in Hongkong reden, bleken zich met Chinese gangsters te hebben ingelaten. Een van de jockeys die in dit schandaal verwikkeld was, werd voor twintig jaar geschorst (NRC Handelsblad, 22-11-2002).
| |
Soorten van corruptie bij sport
Omkoperij door wedders is slechts een van de vele vormen van corruptie die op sportgebied kunnen voorkomen. ‘Corruptie’ wordt gebruikt als synoniem voor ‘bederf’, ‘aantasting van goede kwaliteit’, ‘slechtheid’. Daarmee kan het begrip veel algemener worden gehanteerd dan ik doe. Ik vat corruptie uitsluitend op als omkoping: het in ruil voor geld of gunst handelen in het voordeel van de gever, terwijl anderen die bij dit handelen betrokken zijn dit niet verwachten (verg. Van Hulten 2002: 48). Het gebruik van doping kan men als een teken van bederf van de sport beschouwen, maar ik beschouw het hier niet als een vorm van corruptie.
Omkoping in de sport kan in verschillende vormen voorkomen. Er gaat enorm veel geld om bij het organiseren van grote sportevenementen en het formeren van professionele teams voor populaire sporten. Dit is de zakelijke kant van de sport: beslissingen over de plaats waar evenementen worden gehouden, de bouw van stadions, contracten voor sponsoring, aankoop van spelers, samenstelling van bestuursorganen, enzovoort. Deze kant laat ik buiten beschouwing. Het gaat hier om vormen van corruptie die ook in andere sectoren van het zakenleven kunnen voorkomen. Men zou zich natuurlijk kunnen afvragen of zakelijke transacties op sportgebied meer onderhevig zijn aan corruptie dan die in andere sectoren, maar daar valt zonder diepgaand onderzoek weinig over te zeggen.
Het gaat mij om vormen van omkoping die direct gericht zijn op het beïnvloeden van de uitslag van sportwedstrijden. Omkoping van deelnemers door wedders is een van drie vormen van corruptie die daarbij te onderscheiden zijn. Een andere vorm is die waarbij de wedstrijddeelnemers onderling uitmaken wie er mag winnen en de
| |
| |
winnaar de concurrenten geld belooft. Deze vorm is een enkele keer op de televisie zichtbaar bij wielerwedstrijden. In het laatste deel van een rit ziet men de leden van een kopgroepje dan met elkaar praten en vervolgens in eendrachtige samenwerking naar de finish snellen. Zelfs de verslaggevers gaan dan vaak van de veronderstelling uit dat de renners onder elkaar hebben afgesproken wie er mag winnen en dat de winnaar in ruil daarvoor betaalt. Deze manier van doen is nauwelijks nog als corruptie te beschouwen, omdat bijna alle betrokkenen verwachten dat er zoiets gebeurt.
Een heel andere vorm van omkoping is die waarbij een politicus of een zakenman die door het publiek met een team of individuele sporter wordt geassocieerd, tegenstanders geld biedt om te verliezen. De politicus of zakenman hoopt door zijn associatie met de winnaar populariteit te verwerven die kan worden omgezet in stemmen of gunsten van de kant van de overheid. Gebruik van de sport voor politieke of zakelijke doelen behoeft niet per se met omkoping gepaard te gaan. De Italiaanse premier Berlusconi is in zoverre een voorbeeld dat hij zijn economisch kapitaal mede via het voetbal heeft omgezet in politiek kapitaal, echter zonder dat daarbij tot nu toe sprake is geweest van corruptie. Ook de huidige president van de Verenigde Staten George W. Bush heeft van dit in potentie corrumperende mechanisme gebruikgemaakt om zijn politieke status te verhogen. Hij werd rijk in de oliebranche en verwierf vanaf 1989 bekendheid in Texas als een van de eigenaars en manager van de Texas Rangers, een van de grote Amerikaanse honkbalclubs. In zijn internetbiografie wordt dit als volgt beschreven:
‘As the team's managing partner Bush became a fixture in the stands at the Rangers' home games and earned a name for himself in Texas aside from his family's impressive legacy’.
Dit zal niet nadelig zijn geweest bij zijn verkiezing tot gouverneur van Texas in 1994.
Een berucht schandaal uit deze categorie heeft betrekking op de Franse zakenman en politicus Bernard Tapie in zijn rol als voorzitter van Olympique Marseille. Vlak nadat zijn club in 1993 de Europacup had gewonnen in een finale tegen ac Milan werd hij beschuldigd van een poging tot omkoping van een van de spelers van Valenciennes. Dit was de club waar Olympique Marseille kort na de winst van het Europacupduel tegen moest spelen voor het kampioenschap van Frankrijk. Tijdens de rechtszaak die daarop volgde en waarin hij uiteindelijk, mede in verband met andere vormen van
| |
| |
oplichting, werd veroordeeld, beweerde hij dat hij niet anders handelde dan vele anderen (Duret en Trabal 2001: 77).
Deze vorm van corruptie komt betrekkelijk veel voor. Een kleine zoektocht op het internet via Yahoo, met als zoektermen corruptie en voetbal, leverde recente gevallen op die binnen dit politieke model vallen: Ghana (poging tot omkoping van een voetbalteam om te verliezen), België (omkoping door degradatiekandidaten bij voetbal), Nigeria (omkoping van een Ghanees team), Columbia (zakelijk niveau), Roemenië (‘Hagi claimed important matches were decided up to $60.000, a figure also cited by other Romanian soccer figures’). In China wordt gesproken van ‘zwarte fluiten’, het gaat hierbij om voetbalscheidsrechters die geld aannemen om ten gunste van de betalende partij te fluiten. Dit zou bij 70 procent van de wedstrijden voorkomen. Het geld om de scheidsrechters om te kopen en het geld dat ze van de ene club krijgen opdat ze zich niet door de andere clubs laten omkopen, komt van grote ondernemingen. Die hopen door dit vertoon van toewijding aan het lokaal of regionaal belang opdrachten te krijgen van de lokale of regionale overheden (NRC Handelsblad, 30-1-2002).
Vanuit sociaal-wetenschappelijk gezichtspunt is dit de meest interessante vorm van corruptie bij sport. Het roept de vraag op naar de kenmerken van samenlevingen die ertoe leiden dat politici en zakenlieden via de sport en in het bijzonder via de beïnvloeding van wedstrijdresultaten, politieke en/of economische voordelen verwerven. Onderzoek op dit terrein ontbreekt en ik heb er zelf ook nog niet systematisch naar gekeken.
| |
Wedden en sport
Aan wedden gerelateerde corruptie is van groot historisch belang geweest bij de ontwikkeling van de sport. De moderne internationaal gereguleerde sport zoals wij die nu kennen, is voor een belangrijk deel ontstaan vanuit de nationale en internationale amateursportorganisaties die vanaf het eind van de negentiende eeuw werden opgericht. Deze organisaties sloten zich af voor de vele professionele sportbeoefenaren die al sinds de achttiende eeuw voor geld in allerlei wedstrijden optraden. Deze vorm van segregatie was voornamelijk gebaseerd op klassenverschillen. De eerste amateurs waren jonge mannen uit hogere sociale lagen die er plezier in hadden om zelf aan sport te doen. De professionals die al eerder optraden, deden dat in wedstrijden die georganiseerd waren door of voor wedders uit de hogere sociale lagen. De professionals zelf waren
| |
| |
meestal uit de volksklassen afkomstig. Via allerlei soorten ‘impresario's’ werden zij als talenten ontdekt en ingezet in wedstrijden waarop gewed werd.
Deze professionals beoefenden de sport voor het geld. Ze hadden geen principiële bezwaren tegen het aannemen van geld om te verliezen als ze daarmee meer verdienden dan met een overwinning. Van deze vorm van omkoping zijn verschillende voorbeelden bewaard gebleven. In het gedenkboek van de Engelse amateur-atletiekbond ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan wordt er uitvoerig op ingegaan. Aardig is bijvoorbeeld het verhaal van een hardloopwedstrijd tussen twee professionals die in september 1887 had moeten plaatsvinden. Aanhangers van de wedders op zowel de ene als de andere loper beletten hun man van start te gaan, omdat ze op de andere loper hadden gewed en hun eigen man geld hadden geboden om te verliezen. Hierdoor gingen de lopers niet van start. Het publiek raakte zo verontwaardigd dat men het gebouw waar de wedstrijd zou beginnen in brand stak (Lovesey 1979: 41). Bij het boksen was dit ook een bekende gewoonte. In Londen sloot de National Sporting Club die in 1891 werd opgericht het professionele boksen niet uit, maar organiseerden de bestuurders de wedstrijden zo dat de kans op doorgestoken kaart bij wedstrijden vrijwel nihil werd. Het kwam daarna niet meer voor dat een kampioen door degenen die op zijn tegenstander hadden gewed honderd pond sterling kreeg aangeboden om bij het minste of geringste op zijn rug te gaan liggen en te verliezen (Deghy 1956: 95)
De amateurs die de eerste sportorganisaties oprichtten, claimden dat ze professionals niet uitsloten omdat zij van lagere komaf waren, maar omdat eerlijke wedstrijden met professionals vrijwel niet mogelijk waren als gevolg van het optreden van wedders. Zij hadden daarin voor een deel gelijk. Professionele sport, zeker als er op de uitslagen gewed wordt, biedt gelegenheid tot omkoping. Daar zijn nog vele andere voorbeelden van te noemen.
Een groot omkoopschandaal bij het cricket in Zuid-Afrika kwam bijvoorbeeld in 2000 in de openbaarheid. De blanke nationale cricketheld Hansie Cronjé speelde hierbij een centrale rol. Dit schandaal baarde vooral veel opzien omdat het hierbij ging om een sport die zich in een min of meer elitair blank milieu afspeelt en door ontwikkelde en welopgevoede spelers beoefend wordt. Mede in verband met deze kwestie richtte de International Cricket Council (icc) een Anti-Corruption Unit (acu) op. Dankzij het openbare
| |
| |
rapport van de acu werd bekend dat in het internationale cricket al ongeveer twintig jaar sprake is van wijdverbreide corruptie. De motor hiervan wordt gevormd door wedsyndicaten in India, die via mobiele telefoons overal ter wereld contact kunnen houden met cricketspelers. Het is vooral in India dat de gewoonte om op de meest uiteenlopende aspecten van het verloop van wedstrijden te wedden, grote vormen heeft aangenomen. Bij het onderzoek naar de verdere oorzaken van de corruptie werd door spelers wel gesteld dat zij aanzienlijk minder verdienden dan professionals in andere grote internationale beroepssporten zoals voetbal, golf, tennis en Formule 1. Daardoor zouden zij meer aanleiding hebben om in te gaan op aanbiedingen van bookmakers en andere wedders om ervoor te zorgen dat hun team verliest (Condon 2001).
Toch kan op grond van de gevallen waarin corruptie aan het licht is getreden niet worden volgehouden dat iedere profsport, zelfs als het publiek daarbij wedt, corrupt is. Er zijn in alle takken van profsport heel veel wedstrijden waarbij de favoriet inderdaad wint. Als er een outsider wint, zijn daar vaak goede sportieve redenen voor aan te geven. De organisatoren van veel sporten zijn zich bewust van het risico van corruptie. Ze reglementeren en controleren de wedstrijden zo nauwlettend dat corruptie niet lang onopgemerkt blijft. Bovendien vindt een groot deel van de weddenschappen plaats in het kader van formeel erkende commerciële organisaties, die er uit marketingoverwegingen alle belang bij hebben om een eerlijk verloop van de wedstrijden te bevorderen.
| |
Corruptie en de organisatie van het harddraven
Harddraven is een sport die aan tal van tendensen tot corruptie onderhevig is. De bestuurders en organisatoren van de sport weten dat natuurlijk ook. In principe - het voorbeeld van de Engelse Jockey Club noopt tot een voorzichtige formulering - zullen zij hun best doen deze tendensen onder controle te houden. Mijn voorlopige indruk is dat de officials in Nederland daarin slagen. Er zijn de laatste jaren geen omkoopschandalen naar buiten gekomen. De persoon die met de vervolging en bestraffing van overtreders van de reglementen belast is, een vrijwilliger die in het dagelijks leven officier van justitie is, verzekerde me dat hem ook geen geruchten ter ore gekomen zijn. De laatste bekende omkoopaffaire dateert van 1982 (Govers 2000: 74).
Er zijn vier overwegingen die mijn indruk kunnen ondersteunen:
| |
| |
a) er is wat prijzengeld en omzet van de wedorganisatie betreft te weinig geld in de sport om, gezien de risico's, corruptie aantrekkelijk te maken; b) het wedden is georganiseerd op een manier die weinig aanleiding tot corruptie geeft; c) de sociale verhoudingen binnen de sport maken het moeilijk om de direct betrokkenen, de pikeurs, om te kopen; d) het verloop van de races wordt zo nauwkeurig gecontroleerd dat een favoriet heel moeilijk opzettelijk langzaam kan rijden zonder dat dit wordt opgemerkt.
| |
De financiële situatie
Per jaar worden er in Nederland op de lange banen van Duindigt, Alkmaar en Wolvega circa 170 wedstrijden gelopen. Daarbij wordt sinds het midden van de jaren negentig bij de officiële wedorganisatie, de totalisator, in totaal circa 40 miljoen euro ingelegd, oftewel 235.000 euro per wedstrijddag. Verdeeld over de negen koersen die meestal op zo'n dag plaatsvinden, is dit een totale inleg van ruim 26.000 euro per koers. Hiervan wordt 70 procent uitgekeerd aan de winnende wedders, de rest komt ten goede aan de wedstrijdorganisatie, in het bijzonder als bijdrage aan het prijzengeld. Ook als men de favoriet zou omkopen om te verliezen, zou het zelden of nooit zo zijn dat de omkoper de enige is die op de winnende outsider heeft gewed. Veel meer dan een paar duizend euro valt er niet te winnen. De pikeur, die het paard dat favoriet is minder hard laat draven dan het zou kunnen, zou zijn bestaan in de sport voor een betrekkelijk geringe omkoopsom op het spel moeten zetten. Hij mist dan bovendien de geldprijs die voor de race wordt uitgeloofd. Deze bedraagt meestal ook enkele duizenden euro's, vermoedelijk meer dan het bedrag dat een wedder ervoor overheeft om een pikeur om te kopen. Tijdens het omkoopschandaal van 1982 was de omzet van de totalisator ongeveer 50 procent hoger dan tegenwoordig en was het geld meer waard. De grotere bedragen die toen op het spel stonden, kunnen de risicobereidheid van regelovertreders hebben bevorderd.
| |
Het wedsysteem
Het wedden gaat in Nederland via het totalisatorsysteem. Dat maakt het binnenhalen van een extreem groot bedrag in relatie tot de inzet voor een wedder vrijwel onmogelijk. Alle inleggen bij een koers worden bij elkaar opgeteld. Vervolgens wordt gekeken hoeveel mensen er op ieder deelnemend paard hebben gewed, en de totale inleg, minus de afdracht aan de raceorganisatie, wordt dan verdeeld over het aantal personen dat op een paard heeft ingezet. Men wint
| |
| |
dus het meest als men op het minst favoriete paard heeft ingezet en dat paard toch wint. Maar de winst kan nooit meer zijn dan de totale inleg minus de afdracht. Dus als men zelf een heel groot bedrag inzet op een niet-favoriet die blijkt te winnen, krijgt men voor een groot deel de eigen inzet weer terug.
Het alternatief voor dit totalisatorsysteem is het wedden via bookmakers. Daarbij is de kans op het maken van een flinke winst door omkoping groter. De bookmaker biedt bij de opening van de gelegenheid tot wedden een per paard verschillend meervoud waarmee hij iedere inzet op het paard dat wint terugbetaalt. Iedere uitbetaling bestaat dus uit een bepaald meervoud van de inzet. Dit meervoud is in eerste instantie gebaseerd op de inschatting door de bookmaker van de kansen van ieder paard dat voor de wedstrijd is ingeschreven. Vandaar de situatie die in 2002 in Engeland werd aangetroffen. De bookmakers zijn enorm geïnteresseerd in de visie van de trainers op de kansen van hun paarden. Ze kunnen dat aflezen aan hun manier van wedden. Vervolgens wordt naarmate het tijdstip van de wedstrijd nadert, de toekenning van de meervouden ingewikkelder, omdat de bookmaker ervoor moet zorgen dat de grootst mogelijke uitbetaling op de inzetten die hij geaccepteerd heeft, gecompenseerd wordt met de inzetten op alle andere paarden die niet winnen. Het meervoud waartegen men op een bepaald paard kan inzetten, verandert naarmate de wedstrijd naderbij komt. Hoe meer er op een bepaald paard wordt ingezet, hoe kleiner het meervoud dat de bookmaker bereid is uit te betalen als het paard wint; hoe minder er op een paard wordt ingezet, des te groter het meervoud. Per weddenschap ligt het meervoud waarmee de inzet wordt uitbetaald vast. Maar totdat de wedstrijd begint, kan de bookmaker bij iedere volgende weddenschap het meervoud veranderen. Een bookmaker is dus steeds bezig de meervouden van de inzetten die hij toezegt terug te betalen met elkaar in evenwicht te brengen. Lukt dit niet, dan zal de bookmaker bij de meest ongunstige uitslag van een race uit zijn eigen kapitaal moeten bijpassen.
Het grote verschil met de totalisator is dat als iemand een heel groot bedrag op een niet-favoriet paard inzet en de bookmaker toezegt bij winst een flink meervoud daarvan terug te betalen, deze wedder een veel grotere winst kan maken dan bij de totalisator. Bij de laatste kan men niet meer winnen dan de totale inleg op een race minus de afdracht. Bij een bookmaker wint men het overeengekomen meervoud van de eigen inzet. In de film The Sting met Robert Redford en Paul Newman ziet men een gangster een inzet van een half miljoen dollar doen op een niet-favoriet paard, waarvan hij
| |
| |
door voorinformatie weet dat het wint. Hierdoor hoopt hij aan de ene kant een enorme winst te boeken en aan de andere kant het bookmakerkantoor van Newman en Redford tot faillissement te brengen. Dat faillissement zou ontstaan doordat het kantoor niet voldoende geld zou hebben om het meervoud van de inzet terug te betalen. Gezien de risico's bij deze vorm van wedden houden de meeste bookmakers een maximum voor de inzet aan.
Bij een wedsysteem gebaseerd op bookmaking kan zowel voor de bookmakers zelf als voor bepaalde wedders de verleiding groot worden om het verloop van de race waarop ze hebben gewed te beïnvloeden. De bookmaker kan proberen te voorkomen dat het paard wint waarop hij een grotere uitbetaling moet doen dan hij zich kan of wil veroorloven. Een wedder kan als de niet-favoriet wint waarop hij een groot bedrag heeft ingezet een flink meervoud van dit bedrag verwachten. Van 1949 tot 1980 werd in Nederland naast de totalisator ook het bookmaken min of meer oogluikend toegestaan. Vermoedelijk had het omkoopschandaal van 1982 ook nog met bookmakers te maken. Daarna werd het verboden en werd de naleving op de banen gecontroleerd door inspecteurs van de Algemene Inspectiedienst (aid) van het ministerie van Landbouw. Bookmaking is niet alleen in Nederland, maar ook in Frankrijk en de Scandinavische landen verboden. In de meeste Angelsaksische landen is het nog steeds de favoriete organisatievorm voor het wedden.
In de informele sfeer, bijvoorbeeld in cafés in de buurt van de banen waar wedders samenkomen, kan natuurlijk nog wel sprake zijn van bookmaking en de daaruit voortvloeiende wens om de wedstrijdresultaten te beïnvloeden. In die zin kunnen de totalisator en de controles van aid-inspecteurs op de banen bookmakers nooit helemaal uitschakelen.
| |
Deelnemers en spelers
De sociale verhoudingen in de sport maken het niet eenvoudig om pikeurs om te kopen. Pikeurs beginnen hun loopbaan vaak meteen na beëindiging van hun leerplicht. Ze voelen zich veel meer aangetrokken tot de paardenwereld dan tot school. Door een baan bij het ‘entrainement’ van een gevestigde trainer hopen zij zoveel ervaring te verwerven dat zij volleerd pikeur kunnen worden. Een entrainement is de plaats waar een trainer de paarden die eigenaars tegen betaling bij hem onderbrengen onderdak geeft, verzorgt en traint. Komen die paarden op wedstrijden uit, dan worden ze bereden door de trainer zelf of door een van de pikeurs of leerling-pikeurs
| |
| |
die bij hem in dienst zijn. De trainer zelf geldt vaak als de meest bekwame pikeur. Hij kan dat tot op vrij hoge leeftijd (circa vijfenvijftig jaar) blijven, mede doordat het gewicht van de pikeur weinig invloed heeft op de weerstand van de sulky. De vooraanstaande trainers hebben rond de vijftig paarden in hun entrainement. Hun eigenaars kost dit per paard circa zeshonderd euro per maand.
Naast deze inkomstenbron is er dan nog het prijzengeld. Van de prijs die een paard wint, krijgt de pikeur 25 procent, de rest is voor de eigenaar. Dit prijzengeld kan in succesvolle jaren met hoge prijzen wel de helft van de totale omzet van een entrainement uitmaken. Trainer-pikeurs hebben dus een heel bedrijf achter zich. Zij riskeren het voortbestaan ervan als ze betrapt worden op ernstige onregelmatigheden, zoals omkoping. Dat ze hechten aan hun goede naam mag blijken uit de wijze waarop twee trainers mij vertelden van een veroordeling voor doping, aangetroffen bij een door hen getraind paard. Het ging bij hen allebei om de enige veroordeling die zij hiervoor in een langjarige loopbaan hadden gekregen. Terwijl de gevallen zich jaren geleden hadden voorgedaan, betoogden beiden tegenover mij uitgebreid hun onschuld en maakten duidelijk dat ze zich hun veroordeling heftig aantrokken.
De pikeurs en leerling-pikeurs die bij een trainer in dienst zijn, weten dat zij worden gecontroleerd door hun baas. Bovendien hebben deze personeelsleden het altijd zo druk en is hun leven zo sterk op het verzorgen en trainen van de paarden gericht, dat zij in een heel andere wereld leven dan het weddende publiek, ‘de spelers’. Geen van de pikeurs die ik sprak taalde er ook maar naar om te wedden. Een van hen bezocht wel regelmatig de Kentucky Derby in de Verenigde Staten en daar wilde hij dan wel eens wat wedden, maar niet anders dan de grote meerderheid van het overige publiek.
Daarbij komt dan nog de onderlinge controle van de pikeurs op elkaar. Zij zien elkaar meerdere malen per week bij wedstrijden en groeien aldus met elkaar op. Ze kennen elkaar en elkaars rijgedrag. Als iemand ineens geheel onverwachte manoeuvres uithaalt, blijft dit nooit onopgemerkt. Zij vormen een eigen wereld, vreemdelingen vallen daar onmiddellijk op. Dat was ook zo bij het eerder genoemde schandaal in Engeland. Daar was al in een vroeg stadium door veiligheidsfunctionarissen van de Jockey Club gerapporteerd dat een schemerige figuur jockeys ‘entertainde’. Alleen werd daar toen niets mee gedaan.
| |
Controle van de races
De organisatoren van de races en die van het wedden hebben een
| |
| |
gezamenlijk belang om het wedden op de koersen zo aantrekkelijk mogelijk te maken. De eerste voorwaarde daartoe is dat het publiek vertrouwen heeft in het verloop van de races en over voldoende betrouwbare informatie beschikt om op een zo beredeneerd mogelijke wijze te kunnen wedden. Die informatie bestaat uit de prestaties van de deelnemende paarden in de vijf vorige races waaraan ze hebben deelgenomen, de rangorde ten opzichte van de tegenstanders in die races, de tijd van de winnaars, het persoonlijke record van ieder paard en de inschatting van de wedders van de kansen van het paard in deze vijf races, zoals dat naar voren komt in het meervoud waarmee de inleg zou worden terugbetaald als het gewonnen zou hebben. Een klein meervoud betekent dat het paard als favoriet gold.
Naast deze vaste informatie worden ook allerlei mededelingen gedaan die van invloed kunnen zijn op de vorm van de dag. Trainers zijn verplicht ieder detail over het paard dat de prestaties kan beïnvloeden door te geven. Ze zijn strafbaar als ze de prestaties van het paard achteraf verklaren met factoren die voor de race al bekend waren maar niet aan het publiek zijn doorgegeven. Het lijkt net de beurs. De fanatiekere wedders zullen toch nog weer uit zijn op extra voorinformatie. Maar tijdens de wedstrijden mogen de trainers/pikeurs zich niet onder het publiek begeven. Makkelijk is het dus niet om nog iets extra's te weten te komen. Er zijn bij iedere wedstrijd ook experts wier inschattingen van de wedstrijdresultaten vooraf bekend worden gemaakt.
Een belangrijke maatregel om de betrouwbaarheid van alle informatie te garanderen, is het nauwkeurig identificeren van ieder paard. Het inzetten van een veel beter of juist veel slechter paard onder de naam van een ander paard is een bekende truc, waarvoor bij alle wedstrijden zorgvuldig wordt gewaakt. Alleen al door deze controle op de informatievoorziening is het niet eenvoudig om wedstrijdresultaten te manipuleren.
Het verloop van de races zelf wordt ook zeer zorgvuldig gecontroleerd. Het algemene uitgangspunt van iedere race is dat alle deelnemende paarden ‘naar vermogen presteren’. In het reglement van de Engelse Jockey Club wordt gesteld: ‘Every horse which runs in a race shall be run on its merits.’ De informatie die de wedders ter beschikking wordt gesteld heeft in feite betrekking op dit vermogen (‘merits’). De races worden helemaal of in ieder geval over de laatste driehonderd meter gefilmd. Camera's bevinden zich vaak op een auto die vlak voor de wedstrijd uitrijdt, en verder op alle punten van de baan die het mogelijk maken de hele race nauwkeurig in
| |
| |
beeld te houden. De wedstrijdjury bekijkt altijd eerst de film van de race voordat de definitieve uitslag, op basis waarvan de totalisator uitbetaalt, bekend wordt gemaakt. Bekeken wordt of de race in het algemeen correct verlopen is. Dat op zich kan allerlei problemen met zich meebrengen, omdat het niet eenvoudig is om in volle vaart met de sulky's te manoeuvreren. Het geduw en getrek dat vaak al te zien is bij hardloopwedstrijden tussen mensen, kan bij draverijen nog veel hinderlijker gevolgen hebben. Maar het belangrijkste waarnaar gekeken wordt, is of ieder paard, en in het bijzonder het paard dat van tevoren favoriet werd geacht, naar vermogen heeft gepresteerd. Kenners kunnen dit zien aan de manier waarmee de pikeur met de teugels omgaat. In het laatste deel van de wedstrijd moet het paard op een gegeven ogenblik de vrije teugel krijgen, zodat het werkelijk op zijn snelst naar de finish kan draven. Is de pikeur hiermee te vroeg, dan is de kans groot dat het paard zijn energie al voor het eind kwijt is en andere paarden er in de laatste meters nog langs gaan. Het is het ernstigste als een pikeur er te laat mee is. Dan kan het voorkomen dat het paard nog energie overheeft als het de finish al heeft bereikt. Als zoiets gebeurt bij een favoriet die daardoor de race verliest, heeft de pikeur heel wat aan de jury uit te leggen. Hij loopt dan het risico ervan te worden beschuldigd dat hij heeft ‘getrokken’, het paard opzettelijk heeft ingehouden. Dat is een zeer ernstige beschuldiging. Een trainer/pikeur vertelde mij dat toen de teleurgestelde eigenaar van een paard waarmee hij een race had verloren hem toeriep dat hij ‘getrokken’ had, hij het paard aan de eigenaar had overhandigd met de mededeling dat hij maar een andere trainer moest zoeken.
Het is wonderbaarlijk hoe een gefilmde race gaat leven als het verloop door een expert wordt uitgelegd. Dezelfde trainer/pikeur liet mij een videofilm zien van de race om de Prix d'Amérique om vierhonderdduizend euro, die enige dagen voor ons gesprek in Parijs was gelopen. Het op het eerste gezicht tamelijk mechanische verloop veranderde door zijn uitleg in een drama vol stomme en geniale acties. Deze gedetailleerde filmopnamen, die vervolgens door experts worden geanalyseerd, maken het voor pikeurs mijns inziens niet eenvoudig om hun paard tijdens een race onopgemerkt onder zijn vermogen te laten presteren.
Ben ik een naïeveling of een realist met mijn indruk dat er in deze tijd bij het harddraven in Nederland geen sprake is van corruptie? Bij sporten waarbij wordt gewed, bestaat altijd de verleiding om de wedstrijdresultaten door omkoping in het voordeel van bepaalde
| |
| |
wedders te beïnvloeden. Bij het harddraven in Nederland lopen bepaald niet alleen maar lieve jongens rond. Maar er valt, voorzover ik kan overzien, met omkoping slechts weinig geld te verdienen. Van illegale bookmakers die grote bedragen accepteren is mij en mijn zegslieden niets bekend. Daar staat tegenover dat de races op allerlei manieren nauwkeurig worden gecontroleerd op hun correcte verloop. De officials kennen alle trucs die in het lange verleden bij deze sport zijn uitgeprobeerd, en hebben daar hun maatregelen tegen genomen. Ik denk dat tendensen tot corruptie, ook al zijn ze nog zo groot, onder controle kunnen worden gehouden door een goede en alerte controlerende organisatie. Dat geldt niet alleen voor harddraverijen in Nederland, maar eveneens voor iedere andere activiteit, waar ook ter wereld.
| |
Literatuur
Condon, Sir P. (2001). Report on Corruption in International Cricket. Anti-Corruption Unit, International Cricket Council, Londen. |
Deghy, G. (1956). Noble and Manly. The History of the National Sporting Club. Hutchinson, Londen. |
Duret, P. en P. Trabal (2001). Le sport et ses affaires. Une sociologie de la justice de l'épreuve sportive. Editions Métailié, Parijs. |
Govers, J. e.a. (2000). Van ‘Draverssport’ tot AEV. Kroniek van 75 jaar drafsport in Nederland. aev, Den Haag. |
Hulten, M. v. (2002). Corruptie. Onbekend, onbemind, alomtegenwoordig. Boom, Amsterdam. |
Lovesey, P. (1979). The Official Centenary History of the Amateur Athletic Association (AAA). Guinness, Enfield. |
Rost, G. (1907). Het voorstel der Nederlandsche Harddraverij- en renvereeniging aan de regering. Groningen. |
Vamplew, W. (1976). The Turf. A Social and Economic History of Horse Racing. Allen Lane, Londen. |
|
|