De Gids. Jaargang 166
(2003)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 843]
| |||||||||||
Maurice Punch
| |||||||||||
[pagina 844]
| |||||||||||
len. Misschien kunnen we zo langzamerhand zeggen dat corruptie, fraude en gesjoemel even Nederlands geworden zijn als boerenkool. | |||||||||||
CorruptieOrganisaties kunnen op allerlei manieren de regels, en zelfs de strafwet, overtreden. Een daarvan is corruptie. Maar wat is corruptie? Kunnen we spreken van een toename? En wat leren corruptieschandalen ons over het karakter van de Nederlandse samenleving? Er bestaat geen goede definitie van het begrip corruptie, maar in het algemeen verwijst het naar een functionaris die geld, cadeaus of toezeggingen aanneemt in ruil voor een of andere dienst, zoals het versnellen van een procedure, het verstrekken van een vergunning of het door de vingers zien van een overtreding. Er is iemand die corrumpeert, iemand die zich laat corrumperen, er is een relatie en er is een ruil. Zo opgevat is corruptie een vorm van omkoping, bedoeld om een beambte zijn plicht te laten doen, of juist niet. Het gaat in zulke gevallen om het misbruik maken van een publieke functie voor privaat gewin. Deze interpretatie zou je individualistisch kunnen noemen; ze leunt op een soort ‘menselijk-tekort’-model met als kern het zwakke individu dat de verleiding van persoonlijke verrijking niet kan weerstaan. Om de boel weer op te schonen, zo impliceert dit model, hoeft deze ‘rotte appel’ alleen maar uit de mand te worden verwijderd, terwijl het systeem zelf ongemoeid kan blijven. In de praktijk kan corruptie in een organisatie echter zeer wijdverbreid zijn en kan het zo zijn dat mensen zich er eerder aan overgeven om de organisatie te bevoordelen dan om er persoonlijk beter van te worden. In een wijder perspectief kan corruptie ook als machtsmisbruik of misbruik van vertrouwen worden opgevat.Ga naar eindnoot3. Het gaat dan om veel meer dan enkel omkopingspraktijken, maar ook om de symbolische of metaforische betekenis die aan het begrip kan worden toegekend. De hoeveelheid ‘corruptie’ die men waarneemt vormt dan een afspiegeling van de morele gezondheid van het land of de samenleving. Het is vooral in deze bredere betekenis dat ik corruptie zal onderzoeken.Ga naar eindnoot4. Mijn werk bevestigt de uitspraak van Lord Acton, dat ‘macht tot corrumperen neigt en absolute macht tot absoluut corrumperen’. Of, zoals André Cools (de in 1991 vermoorde Waalse socialistische voorman) zou hebben gezegd: ‘Macht heb je om er misbruik van te maken.’ De centrale kwestie is daarmee: hoe is machtsmisbruik binnen de perken te houden? Een van de ergerlijke kenmerken van corruptie is dat er eindeloos | |||||||||||
[pagina 845]
| |||||||||||
gespeculeerd kan worden over de omvang van het probleem of over de veronderstelde toename ervan, maar dat we nooit kunnen weten hoeveel corruptie er feitelijk is. Het ‘dark figure’ (de term van criminologen voor niet-gemeten criminaliteit) is onkenbaar en niet te onderzoeken, omdat te veel mensen er belang bij hebben over corrupte praktijken te zwijgen. Wat we kunnen zeggen is dat er in een bepaalde periode meer of minder aandacht aan wordt besteed of dat er meer, dan wel minder, gevallen aan het licht worden gebracht dan voorheen. Maar we kunnen niet met enige nauwkeurigheid zeggen hoeveel er feitelijk in een bepaalde maatschappij op een bepaalde tijd van is, temeer omdat er over de omschrijving van het begrip geen overeenstemming bestaat. In Nederland gaat het serieuze debat op dit terrein terug tot 1992, toen wijlen minister Ien Dales een toespraak hield over de integriteit van het openbaar bestuur voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Zij sprak daarin de legendarisch geworden woorden: ‘De overheid is óf wel óf niet integer. Een beetje integer kan niet. En met de integriteit van de overheid valt of staat het bestuur; aantasting van de integriteit van de overheid betekent niet minder dan dat de overheid het vertrouwen van de burgers verliest. En zónder dat vertrouwen van de burger kan de democratie niet. Dan is er geen democratie meer. Dat is een beklemmend beeld.’Ga naar eindnoot5. Dales hield haar toespraak tegen de achtergrond van een soort morele paniek, die werd geïnspireerd door de gedachte dat de georganiseerde misdaad een bedreiging vormde voor de Nederlandse samenleving. Wat vooral vrees inboezemde, was de overtuiging dat criminele organisaties in staat waren een corrumperende invloed uit te oefenen op politiemensen, ambtenaren en plaatselijke politici. Minister Dales sprak het akelige woord, corruptie, voor het eerst hardop in het openbaar uit, althans op een manier die de aandacht trok. Tot dan toe was het toch alsof de Nederlandse maatschappij immuun was voor die verderfelijke praktijken die je in zulke verre oorden als België (‘Sicilië aan het Kanaal’) en, natuurlijk, donker Afrika kon aantreffen. | |||||||||||
De ouderwetse manierToch werden ook westerse samenlevingen twee eeuwen geleden gerund op basis van het kopen van officiële functies, van vriendjespo- | |||||||||||
[pagina 846]
| |||||||||||
litiek en nepotisme en van het uitbaten van ambten voor eigen voordeel. De paradigmawisseling begon in het midden van de negentiende eeuw en is in kaart gebracht door de vermaarde socioloog Max Weber. Zijn interesse gold vooral de processen van rationalisatie en modernisering die zichtbaar werden in zijn eigen tijd, eind negentiende, begin twintigste eeuw. Weber beschreef de ‘rationele’ bureaucratie en benoemde die als typisch kenmerk van de moderne organisatie.Ga naar eindnoot6. In die bureaucratie à la Weber werden beambten aangesteld op basis van algemeen toegankelijke, vergelijkende examens, kregen ze een salaris, waren ze zeker van hun ambtstermijn en verrichtten ze hun taak onpersoonlijk, op basis van geschreven regels die uitdrukking gaven aan rationeel-legale normen. Kortom, van de individuele functionaris werd verwacht dat hij zich niet door willekeur zou laten leiden, maar in plaats daarvan richtlijnen zou volgen die op iedereen van toepassing waren. Deze functionarisnieuwe-stijl hoefde geen betaling van cliënten te vragen en was politiek onpartijdig. Hij was op zijn gedrag aanspreekbaar, daar zijn beslissingen werden geboekstaafd en dus konden worden beoordeeld. De wezenlijke overgang was die van een arbitraire autoriteit naar een rationele, die te allen tijde verantwoording voor haar daden kon afleggen. Weber was zich goed bewust van de tekortkomingen van iedere bureaucratie. Maar zijn analyse biedt ons inzicht in de waarden die ten grondslag liggen aan modern bestuur: het vermijden van belangenconflicten, vriendjespolitiek en nepotisme, het tegengaan van arbitraire besluitvorming en misbruik van openbare ambten om ongeoorloofd inkomen te genereren, en bovenal de plicht om verantwoording af te leggen. Wat is dan het probleem? Het probleem is dat geen enkele organisatie consistent volgens rationeel-legale lijnen functioneert. Organisaties zijn in de praktijk het schouwtoneel van een complex spel van macht en belangen, dat het formele mandaat van de organisatie kan overstijgen en de officiële procedures kan doorkruisen. Een leider kan toegewijde volgelingen kweken, critici onder druk zetten en niet ter verantwoording worden geroepen omdat niemand daartoe de moed kan opbrengen. Dit is speciaal het geval als leden van een organisatie zien dat het lot van dissidenten is te worden weggewerkt en uitgestoten. Organisaties worden op die manier vaak tot speeltjes voor de machtigen, die mensen en regels ten eigen bate manipuleren. Of ze vallen ten prooi aan coalities van corrupte medewerkers, die samenzweren om van het systeem te ‘jatten’ (want ‘gemeenschapsgeld is niemands geld’, zoals ze in Nigeria - en elders - zeggen). Zij grijpen de kans die hun | |||||||||||
[pagina 847]
| |||||||||||
wordt geboden door het feit dat alles en iedereen in de organisatie erop gericht is om verantwoordelijkheden te ontduiken en nergens rekenschap over te hoeven afleggen. | |||||||||||
‘Movers and shakers’Mensen die de top bereiken, hebben vaak het gevoel dat ze hun geweten opzij moeten zetten in het belang van het bedrijf, de politieke partij, het ministerie of henzelf. Politiek bijvoorbeeld gaat altijd over deals, compromissen, het verdelen van de buit, koehandel, stroopsmeren, het belonen van mensen en bedrijven voor bewezen diensten en het protegeren van vriendjes en bondgenoten. Dit lijkt het erg moeilijk te maken om die top met schone handen te bereiken (al zijn er die het voor elkaar krijgen, een aanwijzing dat het niet onmogelijk is). Verscheidene leidinggevende Europese politici hebben een hoogst dubieuze reputatie. Chirac zou voor de rechtbank zijn verschenen als hij geen immuniteit had genoten (namelijk om zich te verantwoorden voor zijn geldsmijterij als burgemeester van Parijs - en de strijdbare magistraat Eva Joly heeft in het openbaar verklaard dat ze hem met alle plezier zou vervolgen); Berlusconi hééft al voor de rechter gestaan, maar kreeg van een meerderheid in het Italiaanse parlement onlangs immuniteit; en Helmut Kohl was zo gelukkig er met een boete af te komen toen zijn grootscheepse geknoei om onwettige betalingen aan zijn partij, de cdu, ‘onder de pet te houden’, aan het licht kwam. Het punt met ‘movers and shakers’ in de zakenwereld, de politiek, de academische wereld en andere instellingen is dat ze altijd uit zijn op voordeel voor zichzelf of hun groep en dat doen door de regels te overtreden of naar hun hand te zetten. We proberen het gedrag in organisaties en instellingen te sturen door regels op te stellen. Maar er kunnen nooit voldoende regels zijn om alle eventualiteiten te dekken, regels kunnen kleingeestig zijn of tegenstrijdig en ambigu. Ze kunnen bovendien onbedoelde gevolgen hebben. Zo voeren Anechiarico en Jacobs in hun boek The Pursuit of Absolute Integrity aan dat het web van regels dat in New York in het leven is geroepen om corruptie te bestrijden ook heeft geleid tot verlamming bij het nemen van besluiten, gebrek aan initiatief en het bevorderen van inefficiëntie.Ga naar eindnoot7. De bepaling om klokkenluiders te beschermen bleek bijvoorbeeld hoogst contraproductief, omdat zij werd misbruikt door mensen die met ontslag werden bedreigd. Ze luidden de klok alleen om een beschermde status te krijgen; zolang het onderzoek duurde, waren zij onaantastbaar. Dit is een voor- | |||||||||||
[pagina 848]
| |||||||||||
beeld van slechte regelgeving. Het systeem veroorzaakte niet alleen zijn eigen ziekelijke vorm van bureaucratie, maar ook nieuwe vormen van wangedrag. Het bevorderde bovendien een ‘schijnethiek’: het ritueel opvolgen van regels waarmee onkreukbaarheid wordt voorgewend. In de praktijk van de organisatie zijn regels aan interpretatie onderhevig; ze zijn een kwestie van onderhandeling en ze zijn contextgebonden. Ritselaars zijn eropuit te profiteren van ambiguïteit, lichte sancties en laksheid bij de uitvoering. Ze zullen hun eigen ambities en bedoelingen verhullen door de regels behoedzaam naar hun hand te zetten en hun wangedrag zorgvuldig te camoufleren. Net als computerhackers zullen sommige mensen er plezier in hebben het systeem te saboteren omwille van de sabotage. Hoe complexer de beveiliging, des te meer bevrediging en opwinding eruit wordt geput om de zwakheden in dat systeem te vinden.Ga naar eindnoot8. Laten we eens een blik werpen op het hypothetische geval van een burgemeester in een grote stad. Hij - en lees voor ‘hij’ gerust ook ‘zij’ - heeft een strategische visie en levert een bijdrage aan de commerciële en culturele ontwikkeling van de stad. Dat is geen geringe prestatie, maar in zijn vurige verlangen om de stad te promoten ervaart hij zichzelf als permanent beschikbaar en krijgt hij of zij het gevoel dat er weinig of geen verschil is tussen openbare en privé-uitgaven. Dit roept discussie op. Het is mogelijk het gedrag van de burgemeester af te doen als een kwestie van karakter of buitensporige ijdelheid. Maar misschien leken de regels, procedures en mentaliteit rond declaratiegedrag in die grote stad meer op die van een zuinig stadje in Zeeland dan op die van een wereldstad. In plaats van de burgemeester de beschikking te geven over bepaalde faciliteiten, in plaats van het concept openbaar-privé te verruimen en in plaats van alternatieve procedures in te voeren voor het vragen van ‘bonnetjes’ voor alles, schiep de gemeente in bepaalde opzichten zélf de voorwaarden voor wangedrag. Wie weet had de burgemeester toen hij werd benoemd een ambtenaar gevraagd hoe zulke dingen geregeld waren, en had hij als enig antwoord Monty Pythons ‘Nudge, nudge, wink, wink. Say no more!’ te horen gekregen. De impliciete boodschap kan zijn geweest: ‘Zolang je maar niet erger bent dan je voorganger doe je het goed; en hoe dan ook is de gemeenteraad een stelletje slaapwandelaars die zelf niet vies zijn van een feestje op kosten van de gemeenschap.’ Vaak zijn er onderliggende, of zelfs vrij openlijke, boodschappen over de toegestane mate van regelovertreding in organisaties. Nieuwkomers worden ingewijd in die verborgen praktijken. | |||||||||||
[pagina 849]
| |||||||||||
Ongelukkig genoeg kunnen mensen die hoog stijgen het gevoel krijgen dat ze boven de regels verheven zijn. Ze kunnen een minachting voor regels ontwikkelen. Dit leidt vervolgens tot een provocerend negeren van die regels en zelfs tot flagrante overschrijdingen vanuit het beginsel de minimus non curat praetor (de heerser maakt zich niet druk om futiliteiten). In sommige gevallen cultiveert dit zelfdestructieve neigingen, waarbij buitensporige risico's worden genomen met een houding van ‘pak me dan, als je kan’: de directeur van een onderneming op het hoogtepunt van zijn carrière stelt zijn reputatie in de waagschaal door een onbezonnen investering; de rector magnificus van een Amerikaanse universiteit voert obscene telefoongesprekken met vrouwelijke docenten vanuit zijn kantoor (dus makkelijk na te trekken); en het hoofd van het Openbaar Ministerie in het Verenigd Koninkrijk verwoest zijn loopbaan, en zijn huwelijk, als hij door de politie wordt betrapt in een tippelzone.
Ik probeer een zwaarwegend dilemma duidelijk te maken. Enerzijds scheppen we ongewild en onvermijdelijk de voorwaarden voor wangedrag in organisaties; anderzijds zijn er mensen die waarschijnlijk zwichten voor iedere verleiding. Sommige mensen houden van het overtreden van regels, van clandestiene activiteiten en handige trucjes; net als Oscar Wilde kunnen ze ‘alles weerstaan behalve verleiding’. Tezelfdertijd manipuleren veel succesvolle en innovatieve mensen de regels om dingen gedaan te krijgen. Ze scheppen werk voor anderen, concentreren zich op belangrijke zaken, behalen onverwachte resultaten en verleggen grenzen. ‘Had ik me aan de regels gehouden, dan had ik niets bereikt’, zo voeren zij ter verdediging aan. Het dilemma is daarmee: hoe schep je evenwichtige systemen die niet door een overdaad van kleingeestige regels gesjoemel en overtreding in de hand werken, en hoe geef je ruimte aan initiatief en innovaties terwijl je tegelijk het risico van misbruik minimaliseert. Het probleem ontstaat als mensen ertoe overgaan regels voor eigen voordeel naar hun hand te zetten, of als er uit dat naar-de-hand-zetten van regels ernstige misstanden ontstaan met als rechtvaardiging dat het doel de middelen heiligt. In Los Angeles bijvoorbeeld meenden enkele politieagenten het recht te hebben om als een soort burgerwacht drugdealers te vermoorden, omdat ze vonden dat het systeem misdadigers te ‘zacht’ aanpakte (dit kwam aan het licht bij het Ramparts-onderzoek in het jaar 2000, genoemd naar het deel van de stad waar ze actief waren). Achteraf vraagt iedereen | |||||||||||
[pagina 850]
| |||||||||||
zich af hoe het zo ver heeft kunnen komen. Dat heeft te maken met de psychologie van het hellende vlak. | |||||||||||
Het hellende vlak: fruitmanden en ‘geluksgeld’Laat mij dit illustreren met het schandaal bij de Amsterdamse politie in de tweede helft van de jaren zeventig. Dit had betrekking op betalingen en geschenken door Chinese criminelen in een tijd dat Chinese bendes, de triaden, voor het eerst harddrugs het land binnenbrachten. Dit schandaal kan in termen van menselijke zwakheid worden beschreven: sommige individuen konden de verleiding niet weerstaan, begonnen met het aannemen van sigaren, cadeaus, eten, fruitmanden en geld, en eindigden met het accepteren van seksuele diensten en reisjes naar het buitenland. Maar men kan deze gang van zaken ook in verband brengen met de aard van het politiewerk, de bedrijfscultuur en de wijze waarop het politietoezicht in de binnenstad van Amsterdam destijds organisatorisch geregeld was. Het werk hield onder meer in dat politiemensen, in het belang van ordehandhaving en om contact te leggen met informanten in de drugswereld, relaties met de Chinese gemeenschap aanknoopten. Dit impliceerde dat er tijd werd doorgebracht met leidende figuren in de Chinese gemeenschap. Een goede agent begrijpt de regels van het spel en is erop verdacht dat er altijd geprobeerd zal worden hem in een ruilrelatie te verstrikken. Toch kan het in de dynamiek van het contact gebeuren dat de politieman en de crimineel ontdekken dat hun beider wereldbeeld veel gemeen heeft. Of dat ze elkaar nodig hebben om in de onderwereld zaken te kunnen doen (informatie die tot arrestaties leidt in ruil voor immuniteit). Ze gaan elkaar aardig vinden; de cadeaus worden exorbitanter, de loempia verandert in geld en de vriendschap leidt tot een uitstapje met partners naar Parijs. In sommige gevallen eindigt de agent als werknemer van de boef (zoals de lijfwacht van Klaas Bruinsma, een oud-rechercheur). Ik duid dit proces aan als het hellende vlak. Het houdt in dat als eenmaal de eerste horde van een kleine overtreding is genomen, het makkelijker wordt om de volgende stap te zetten, wat op verschillende manieren gerechtvaardigd wordt: ‘iedereen doet het’; ‘als ik het niet deed zou iemand anders het wel doen’; ‘ik doe het enkel voor de informatie die ik krijg’; ‘ik doe er niemand kwaad mee’, enzovoort.Ga naar eindnoot9. Daarbij komt dat de kiem van kwetsbaarheid voor corruptie altijd | |||||||||||
[pagina 851]
| |||||||||||
in het relationele proces ligt. Als mij weer eens verteld wordt dat mensen vatbaar zijn voor corruptie vanwege het geld, antwoord ik: ‘Nee hoor, het is de relatie, stupid!’ En in relaties zit altijd een element van macht. Alleen routine-omkoperij is bijna mechanisch, met vaste bedragen en nauwelijks een relationele dimensie. Grote omkoopsommen voor specifieke transacties, zoals steekpenningen aan een minister of een generaal om bepaald militair materieel te kopen, zijn complexer en vooronderstellen een relatie, zij het direct of indirect, via een netwerk van tussenpersonen. Het kan zijn dat de omkoper niet alleen uit is op een speciale dienst, hij kan iemand permanent willen ‘kopen’, de functionaris of politicus ‘in zijn zak’ willen hebben. De andere partij kan op zijn beurt de urgente behoefte van de omkoper gebruiken om de wederzijdse betrekkingen om te zetten in een afpersingsrelatie. Omkoping en corruptie zijn, kortom, verschijnselen die zijn ingebed in een complex geheel van relaties.Ga naar eindnoot10. | |||||||||||
Organisaties op het hellende vlakNiet alleen individuen, ook organisaties kunnen zich op een hellend vlak begeven dat uitmondt in incompetentie, laksheid en wanbeleid. Zie bijvoorbeeld de bestuurlijke chaos op sommige ministeries of bij het gvb in Amsterdam.Ga naar eindnoot11. In het geval van de rsv zei topmanager Sticker tegen de enquêtecommissie: ‘De rillingen lopen me weer over het lijf als ik het in mijn herinnering terugroep. We hadden geen greep meer op de organisatie’.Ga naar eindnoot12. Het is een geruststellende gedachte dat managers organisaties in de hand hebben, maar op de een of andere manier ontsnapt ‘het systeem’ maar al te vaak aan controle, de leiders met een gevoel van machteloosheid achterlatend. In sommige bedrijfssectoren is het wangedrag berekend en zelfs strategisch. Veel multinationals hebben toegegeven op substantiële schaal steekpenningen te hebben uitgedeeld. In de farmaceutische industrie zijn kartelvorming en prijsafspraken gemeengoed.Ga naar eindnoot13. In weer andere gevallen is er sprake van bedrijfsspionage. Zo stal Volkswagen plannen van General Motors, toen topman José López van gm naar vw overging. In ons land hebben we nog onlangs in de bouwwereld gezien hoe verschillende partijen onder één hoedje speelden om het aanbestedingsproces in de hand te houden, de prijzen op te drijven en toezichthouders om te kopen. In sommige industrieën is het overtreden van regels vaste prik; denk aan de tuinbouw en de horeca. In de horeca gaven notoire regelovertreders als de familie Van der Valk blijk van minachting voor regels en autori- | |||||||||||
[pagina 852]
| |||||||||||
teiten - en werden nog volkshelden op de koop toe.Ga naar eindnoot14. Er zijn veel redenen waarom instellingen het rechte pad verlaten; een daarvan is dat individuen onder druk niet meer luisteren naar hun eigen geweten. Ook zonder enige externe aanleiding of financiële verleiding kan machtsmisbruik voorkomen. In het geval van het irt bijvoorbeeld kwam de druk op de politie om de regels voor het onderzoek naar de georganiseerde misdaad aan te passen, voort uit de behoefte aan klinkende resultaten. Die druk was dus in hoge mate door de politie zelf gegenereerd. Van organisaties kan worden gezegd dat ze tot op zekere hoogte het gehoorzaamheidsexperiment van Stanley Milgram aan de Universiteit van Yale in de jaren vijftig van de vorige eeuw repliceren.Ga naar eindnoot15. In dit experiment werd individuen in een laboratoriumsituatie gevraagd een onzichtbare ander met elektrische schokken te straffen wanneer deze in een bepaalde taak een fout maakte. Zij werden aangemoedigd het voltage te verhogen bij elke volgende fout. In die experimentele omstandigheden en onder leiding van een autoritaire proefleider, bleven de meeste mensen de instructies opvolgen, ook als het protest en de pijnkreten van het ‘slachtoffer’ duidelijk te horen waren. De implicatie was dat gewone mensen tot in het extreme tot gehoorzaamheid geneigd zijn als ze onder druk worden gezet door lieden die ze als ‘autoriteiten’ beschouwen. Dat geldt ook voor mensen in organisaties.Ga naar eindnoot16. Dit kan tot riskante situaties leiden en zelfs levens in gevaar brengen. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al in Amsterdam, toen mecaniciens vliegtuigen die dringend onderhoud nodig hadden toch toestemming gaven om op te stijgen, omdat het management weigerde van het vluchtschema af te wijken en hun tegenwerpingen naast zich neerlegde. Mensen in groepen en organisaties zijn geneigd tot conformisme en zullen vaak onder druk bezwijken (al doen sommigen dat gelukkig niet). Maffialeden zeggen: ‘Er is niets wat ik niet zal doen voor de “familie”’; datzelfde geldt voor veel mensen in bedrijven, legers, politieke partijen, overheidsorganen en regeringen. | |||||||||||
Agenten en corruptie: Ik deed het voor de lolOm dit te illustreren keer ik terug naar het Amsterdams politiekorps, waarbinnen twee krachten werkzaam waren die in combinatie een fatale uitwerking hadden. Binnen de organisatie had je om te beginnen de ‘bureaucraten’, die zich hoog boven de werkvloer op- | |||||||||||
[pagina 853 ]
| |||||||||||
hielden. Ze geloofden heilig in de regels en de procedures en dachten dat ‘geen nieuws’ gelijk stond met ‘goed nieuws’. Daarnaast waren er de ‘agressieve vernieuwers’, die actief het overtreden van regels stimuleerden en aanmoedigden (soms met wat hulp van de Amerikaanse Drug Enforcement Administration). De opwindende nieuwe strijd tegen verdovende middelen (voor het eerst kwam er heroïne op de markt), de aanmoediging om in direct contact te treden met criminelen, de schouderklopjes als je informatie loskreeg of zaken oploste - dit alles stimuleerde de regelovertreders binnen de politie om zich aan ‘Miami Vice’-gedrag te buiten te gaan. Toen de kwalijke gevolgen duidelijk werden, schrokken de ‘bureaucraten’ zich een ongeluk en eisten ze een rituele schoonmaak. Het onderzoek werd omlaag gericht - niet naar boven. Er werd een aantal zondebokken aangewezen. De ‘vernieuwers’ hielden zich gedeisd in afwachting van de dag waarop ze de strijd konden hervatten. Niemand in de hogere rangen die de waarschuwingssignalen had genegeerd, niemand die het wangedrag actief had aangemoedigd, werd ooit formeel bestraft. Destijds werd mij verteld dat het ondenkbaar was dat een hogere Nederlandse politiefunctionaris voor corruptie zou worden vervolgd.Ga naar eindnoot17. De gespletenheid binnen de politieorganisatie maakte het dus mogelijk dat ‘normafwijkend gedrag’ floreerde, de organisatie bleek niet in staat de waarschuwingssignalen op te vangen, en de echte schuldigen ontsprongen de dans. Dat maakt andermaal duidelijk dat wangedrag in organisaties weliswaar bepaalde mensen aantrekt, maar dat dit ook een eigenschap kan zijn van het ‘systeem’.Ga naar eindnoot18. Het systeem levert het motief, de gelegenheid, de middelen, de rationalisaties, de aanmoediging en de beloning. Binnen de politie kunnen hele recherche-eenheden of zelfs hele korpsen corrupt zijn. Rechercheurs in een bepaald team kunnen er bijvoorbeeld een gewoonte van maken bewijsmateriaal te vervalsen en onder ede te liegen om het tot een veroordeling te laten komen. De ‘Guildford Four’ en andere van terrorisme verdachten in het Verenigd Koninkrijk hebben zestien jaar gevangengezeten omdat rechercheurs bekentenissen uit hun duim hadden gezogen. De meeste mensen die bij zulke gespecialiseerde politie-eenheden komen te werken passen zich aan, en de corruptiepraktijken gaan zelfs door als er lange tijd veel personeelsverloop is. Dan gaat het dus niet langer om zwakke individuen en rotte appels, maar om institutioneel bederf. In New York inde de politiekoerier regelmatig het smeergeld van de georganiseerde misdaad én van legitieme bedrijven. Dat werd | |||||||||||
[pagina 854]
| |||||||||||
vervolgens verdeeld in vaste bedragen volgens ieders rang (zie de commissie-Knapp, 1972).Ga naar eindnoot19. Een elite-drugsteam in New York stal drugs van criminelen om ze vervolgens zelf op de markt te brengen. Een rechercheur verklaarde dat het doel hierbij niet langer was misdadigers te arresteren, maar ze ‘uit te kleden’ door hun drugs en geld te stelen. In zo'n omgeving, waar de ordehandhaving is gecorrumpeerd en recht te koop, is het de eerlijke smeris die afwijkend verdrag vertoont. Een voorbeeld is Frank Serpico, die de klok luidde over de corruptie bij de politie van New York (en vervolgens op een schietpartij werd getrakteerd die hem bijna het leven kostte).Ga naar eindnoot20. Zijn onthullingen in de pers leidden tot een openbaar onderzoek, waarbij wijdverbreide, systematische corruptie aan het licht kwam. De commissie-Knapp herinnerde eraan dat de New York Police sinds haar oprichting ruwweg elke twintig jaar een corruptieschandaal had meegemaakt. De voorzitter sprak de vrome wens uit dat zijn rapport ertoe zou bijdragen een volgend schandaal over twintig jaar te voorkomen. Helaas: een jaar of twintig later zag de politie in New York opnieuw een commissie langskomen, die zelfs extremere vormen van corruptie onthulde dan haar voorganger.Ga naar eindnoot21. In de aard van het politiewerk in New York zit iets dat wangedrag, gevolgd door onthullingen, een cyclisch en bijna voorspelbaar karakter geeft. Vergelijkbare bevindingen, gebaseerd op een reeks rapporten en schandalen, gelden voor andere Amerikaanse steden en voor bepaalde korpsen in Australië en het Verenigd Koninkrijk. Veel van deze corruptie is kennelijk niet alleen maar individueel en niet enkel voor ‘persoonlijk gewin’. | |||||||||||
De mediaSerpico was naar de New York Times gestapt en de verslagen in deze krant dwongen de politici in actie te komen en het onderzoek van Knapp te organiseren. Een van de voornaamste manieren om corruptie en wangedrag in hogere kringen aan de kaak te stellen, is dus het veroorzaken van een schandaal in de media. Bepaalde kranten, periodieken en televisieprogramma's zijn bereid controversiële on derwerpen, dubieuze praktijken en corrupte leiders aan te pakken. De Watergate-affaire, die president Nixon ten val bracht, heeft een plaats gekregen in de mythologie van de journalistiek. Woodward en Bernstein brachten de veerkracht op om aanwijzingen te volgen, informanten te vinden (onder wie de legendarische ‘Deep Throat’) en de serie onthullende artikelen te schrijven die uiteindelijk tot | |||||||||||
[pagina 855]
| |||||||||||
Nixons aftreden zou leiden. Maar onderzoeksjournalistiek is duur, tijdrovend en vergt veel infrastructuur. Het metier is riskant in termen van resultaten - de zaak kan als een zeepbel uiteenspatten - en vanwege de dreiging van gerechtelijke actie tegen de journalist en zijn of haar werkgevers. Het vereist specifieke vaardigheden en kan het duidelijk niet stellen zonder institutionele ruggensteun. Hoe meer media in handen komen van enkele commercieel ingestelde tycoons, des te groter de bedreiging voor de echt onafhankelijke verslaggeving. Het uitstekende ‘Sunday Times Insight Team’ in Londen, met briljant onderzoek naar onderwerpen als het softenonschandaal, kon vertrouwen op de steun van een strijdvaardige hoofdredacteur - totdat een mediamagnaat de krant overnam. De berichtgeving over schandalen in de media is dus van wezenlijk belang. Schandalen ontstaan namelijk niet vanzelf. Ze moeten worden gemáákt. Daaraan kleeft een belangrijk element van willekeur, want journalisten krijgen veel meer tips binnen dan ze aankunnen. Vaak is wat ze wel of niet natrekken afhankelijk van allerlei toevallige omstandigheden. Daardoor houd je het sterke gevoel dat sommige kwalijke praktijken nooit boven water komen en veel beerputten tot in lengte van dagen gesloten blijven. | |||||||||||
Vertrouwen, plicht en normenVoor veel mensen in de westerse maatschappij zijn de onthullingen van grove corruptie in andere landen vaak schokkend. Die corruptie kan worden gezien als deel van de ‘cultuur’ en als een smeermiddel om dingen gedaan te krijgen, maar hoe moeten we de douaniers beoordelen die voedsel inpikken dat bestemd is voor hongerende vluchtelingen, onder wie veel vrouwen en kinderen die ten gevolge hiervan sterven? Of de regeringsfunctionarissen die steekpenningen aannemen van de geneesmiddelenindustrie om toe te staan dat potentieel gevaarlijke medicijnen op nietsvermoedende patiënten worden uitgeprobeerd? Of de invloedrijke mensen die van ernstige misdrijven worden beschuldigd - waaronder moord, marteling en verkrachting - en die door vriendjespolitiek vrijuit gaan? Dit ‘kankergezwel van immuniteit’, zoals een van mijn collega's het onlangs noemde, is flagrant in strijd met fundamentele waarden op het gebied van mensenrechten, goed bestuur, rechtsbedeling en zorg voor de zwakkeren. Het is eveneens in strijd met de gedachte dat men erop kan vertrouwen dat openbare functionarissen en professionals hun plicht zullen doen overeenkomstig universele normen van fat- | |||||||||||
[pagina 856]
| |||||||||||
soen. Volgens westerse waarden ligt de plicht van een dokter primair bij zijn (of haar) patiënten en niet bij zijn commerciële belangen. Een politiefunctionaris die zich laat omkopen of onder ede liegt, misbruikt het vertrouwen van het publiek, dat erop rekent dat hij (of zij) de wet zal handhaven. Daarom is het zo ernstig om in een politiek debat het woord ‘leugenaar’ te gebruiken; het wordt als ‘onparlementaire taal’ beschouwd. Als iemand in het Britse parlement wordt uitgemaakt voor leugenaar, en deze beschuldiging wordt niet gelijk weer ingeslikt, dan wordt het lid dat haar geuit heeft door de Kamervoorzitter de zaal uitgezet. Dit leidt natuurlijk tot verhullend taalgebruik: ‘de afgevaardigde gaat economisch om met de waarheid’, ‘de minister heeft het Huis niet volledig ingelicht’ en ‘de voorzitter geeft een exotische interpretatie van de gegevens’. Natuurlijk manipuleren politici bewijsmateriaal en gegevens, of ze nu betrekking hebben op massavernietigingswapens in Irak of de kosten van de Betuwelijn. In Groot-Brittannië hebben de manipulatie van de media door regeringen en het image-management van politici, zelfs al tot nieuwe woorden geleid, zoals ‘spindoctor’ (oppoetser) en het ‘opseksen’ van documenten. Daarom blijft het van wezenlijk belang dat politici zwaar worden gestraft voor het misleiden van het parlement en/of de bevolking. Wat de geloofwaardigheid van president Clinton ondermijnde was niet dat hij een serieversierder was (het Witte Huis heeft per slot van rekening wel meer rokkenjagers gehuisvest). Nee, het was het feit dat hij een serieléúgenaar was. De oppositie maakte een misrekening toen zij zich op zijn seksuele escapades concentreerde in plaats van te zeggen: ‘Kunt u een president vertrouwen die openlijk tegenover het Amerikaanse volk heeft gelogen?’ Terwijl ik dit schrijf, vecht Tony Blair voor zijn politieke toekomst na beschuldigingen dat hij het Huis en het publiek heeft misleid over Saddams wapens. De Finse premier werd onlangs tot aftreden gedwongen, nadat ze had toegegeven te hebben gelogen. We kunnen hooggeplaatste mensen niet constant controleren. Daarom is het essentieel dat je hen kunt vertrouwen. Dit was inderdaad het centrale punt in de toespraak van Ien Dales. Neem de universiteiten, waar toonaangevende academici een aanzienlijke status en een grote mate van autonomie genieten. We vertrouwen erop dat ze eerlijk, verantwoordelijk en transparant zijn in hun bronnengebruik en hun onderzoeksresultaten correct weergeven. Geen instantie controleert dit vóór publicatie. De last om fatsoenlijk te werk te gaan ligt op de schouders van het individu zelf. Voor een | |||||||||||
[pagina 857]
| |||||||||||
hoogleraar is dit een wezenlijke verplichting: zijn of haar onderzoeksmethodes moeten onberispelijk zijn. Dat maakt plagiaat tot de ernstigste overtreding die hij kan begaan. Iemand die langdurig en weloverwogen plagiaat heeft gepleegd, zou het recht moeten verliezen lid van de academische gemeenschap te zijn. Dit omdat hij het in hem gestelde vertrouwen heeft misbruikt, de normen die hij zou dienen te koesteren heeft ondermijnd en tekort is geschoten in zijn plicht tegenover andere geleerden in de academische gemeenschap. | |||||||||||
Nederland en zelfgenoegzame corruptieMaar hoe komen we aan deugdzame hoogleraren - of burgemeesters, of politieofficieren? In zekere zin heeft dit fundamentele thema denkers van Plato tot nato beziggehouden - met een intermezzo ten tijde van Machiavelli. Gesteld zou kunnen worden dat we er beter aan doen deugdzame systemen te ontwikkelen dan op deugdzame individuen te vertrouwen. Maar ik heb geprobeerd duidelijk te maken dat alle systemen hun zwakheden hebben en gelegenheid voor wangedrag genereren. Het is onmogelijk een volmaakt systeem te scheppen. Maar het is tegelijkertijd zonneklaar dat het ideaal van openbaar fatsoen het niet kan stellen zonder instellingen en mensen die in woord en daad een ethiek van integriteit in het openbaar bestuur hooghouden. Een gezonde bestuurscultuur die gebaseerd is op verantwoording en transparantie is aan vijf condities gebonden, te weten:
Ik zou willen stellen dat Nederland alleen over het eerste beschikt. Toch is het waarschijnlijk waar dat Nederland geen heel erg ‘corrupt’ land is. Op de Transparency International-ranglijst, een po- | |||||||||||
[pagina 858]
| |||||||||||
ging om corruptie vast te stellen met behulp van de ‘Corruptie Perceptie Index’, staat Nederland op de zevende plaats (het meest corrupte land is momenteel Bangladesh, nummer honderdtwee).Ga naar eindnoot22. De recente bouwfraude, waar de collusie tussen ministeries, zakenleven en aanbesteders serieuze vormen aannam, geeft echter reden tot ernstige bezorgdheid. Ook de ontwikkelingen in de Nederlandse politiek van het afgelopen jaar zijn niet geruststellend. Ze lijken de uitdrukking van een toenemende minachting voor een ethiek van het openbaar bestuur. Egomane ministers lagen openlijk met elkaar overhoop tot schade van het publieke belang, de bestuurbaarheid van het land en het aanzien van de politiek. De Nederlandse maatschappij kent van oudsher een vorm van ‘sluipende corruptie’, die is ingebed in een cultuur van ons-kent-ons, vriendjespolitiek, vooringenomenheid en nepotisme. De parlementaire controle is zwak, de debatten zijn tam en effectieve oppositie ontbreekt. Een minister-in-functie, Nawijn, kon in het openbaar de Tweede Kamer afdoen als een leeg ritueel - vlak voordat hij er zelf als parlementslid deel van ging uitmaken! Door een lange voorgeschiedenis van coalitiepolitiek heeft het maken van deals en compromissen zich in Nederland ontwikkeld tot een tweede natuur. De nadruk op consensus en het vermijden van conflicten maakt het voor bestuurders en politici moeilijk om zich uit te spreken tegen het gesjoemel en de regelovertreding van collega's. Het is bovendien lastig om normen te handhaven in een samenleving waarvan wel gezegd wordt dat iedereen iedereen kent. Besluiten, oordelen en evaluaties kunnen sterk beïnvloed worden door persoonlijke relaties en sterke wederzijdse afhankelijkheden. Deze cultuur van ‘particularisme’ en ‘gesponsorde mobiliteit’ is stellig kenmerkender voor Nederland dan voor de vs of het Verenigd Koninkrijk.Ga naar eindnoot23. Wat de voordelen hiervan ook mogen zijn op het punt van de openlijke conflictvermijding, zo'n cultuur voedt tegelijkertijd de bereidheid om gebrekkige normhandhaving door de vingers te zien. Zij werkt een excuuscultuur in de hand (‘sorry, mijn hond was jarig’), bevordert een praktijk van gedogen en heimelijke verstandhouding en versterkt de neiging om pijnlijke kwesties met de mantel der liefde te bedekken. Zij schept een klimaat van voldaan parochialisme, van middelmatigheid en vooral je nek niet uitsteken. Het is waar, Paul van Buitenen kreeg een koninklijke onderscheiding omdat hij de klok had geluid over de Europese Commissie. Maar zou hij die ook hebben gekregen als hij bederf in de Nederlandse maatschappij had blootgelegd? Binnen deze cultuur van particularisme bestaat er weinig interes- | |||||||||||
[pagina 859]
| |||||||||||
se voor onderzoek op het gebied van machtsmisbruik. Het is alsof het onderwerp taboe is, ook al zijn er academici die in hun krantencolumns controversiële kwesties aanroeren. Er is, in vergelijking met het Anglo-Amerikaanse wetenschapsbedrijf, minder belangstelling voor machtsmisbruik en sociale onrechtvaardigheid.Ga naar eindnoot24. Universiteiten in Nederland zijn niet erg sterk in de rol van waakhond - het documenteren van misbruik, corruptie en witteboordencriminaliteit. Vaker waren het goed geïnformeerde journalisten, zoals Bart Middelburg, Jos Verlaan, Joep Dohmen, Jan Meeus en John Schoorl, die bepaalde zaken onderzochten en onder de aandacht van het publiek brachten. Toch kan van een sterke traditie van geëngageerde onderzoeksjournalistiek evenmin worden gesproken. Het is triest dat de academische wereld weinig heeft gedaan ter ondersteuning van een gezonde bestuurscultuur. Triester nog is dat dit het publiek koud lijkt te laten. Daarom spreek ik van zelfgenoegzame corruptie. Niemand windt zich erover op, zodat iedereen kan doorgaan met de parochiale zelffelicitaties, de incestueuze zelfoverschatting en de rituele dans rond normen en waarden. De mensen zijn in slaap gewiegd met de gedachte dat er effectieve normenstelsels zijn, terwijl de praktijk er een is van ritselen en sjoemelen, achterkamertjes- en vriendjespolitiek, vergeven en vergeten.Ga naar eindnoot25. Pim Fortuyn had gelijk met zijn uitval dat Nederland in vele opzichten fundamenteel ondemocratisch is in de manier waarop de politiek func-tioneert en besluiten worden genomen.Ga naar eindnoot26. Of hij zelf in staat was hier verandering in te brengen, is een tweede. Geen wonder dat er geen sprake is van een geëngageerd publiek.
Een betrouwbaar en gezond openbaar bestuur is een delicate en kwetsbare plant, die onze constante zorg verdient. We hebben een regelmatig terugkerend openbaar debat nodig over de ethiek en integriteit van het openbaar bestuur, met de woorden van Ien Dales als uitgangspunt. In dat debat hebben we mensen nodig die een toonbeeld zijn van integriteit; én mensen die bereid zijn hun nek uit te steken. Wijlen Piet Dankert, die ‘een integere lastpak’ heette te zijn, zou in dit opzicht als rolmodel kunnen dienen. Evenals Van Buitenen wendde hij zijn talenten echter overwegend aan in het buitenland. De Nederlandse maatschappij is niet al te corrupt in vergelijking met de buitensporige omkoperij, de ernstige schendingen van de mensenrechten en het grove misbruik van openbare ambten die we elders zien. Maar waar normen en verwachtingen betrekkelijk hoog zijn, dienen ze te worden gehandhaafd, zo niet versterkt. Om die reden heeft Nederland behoefte aan nieuwe ‘inte- | |||||||||||
[pagina 860]
| |||||||||||
gere lastpakken’. Een beetje integer bestaat niet; en bovenal is het vraagstuk van bestuurlijke en ambtelijke integriteit niet iets om zelfgenoegzaam over te zijn.
Ik wil Derek Phillips en Howard Whitton danken voor hun constructieve commentaar op eerdere versies van dit artikel. |
|