De dichter zag de kerk uitgaan en de kerkgangers langs het fietspad naderen. Hij ving gesprekken op die hij nooit had gehoord. Over de smaak van melk, de geur van hooi, de kleur van bloed als je je aan een Sleedoorn prikte, een koe in de sloot, een veulen in de lentewei, de regen tikkend op een strodak...
‘Zo dan,’ zei de oude wijze vrouw. ‘Genoeg gehoord.’
Ze nam de bril van zijn neus en trok het gehoorapparaat uit zijn dichtersoor.
‘Nou hoor en zie ik ineens niks meer,’ zei de dichter teleurgesteld.
De oude, wijze vrouw haalde haar schouders op: ‘Tsja, dan haal je het niet voor Pinksteren. En als ik je een goede raad mag geven: vergeet je dichterschap. Dat wordt nooit wat. Misschien ben je meer geschikt voor klerk, of loopjongen.’
Maar de jongeman kan zijn dichterschap nog niet laten varen.
‘Wat zou u er anders van denken...’ begint hij.
‘Nou?’
‘Als ik een mooi vers over u zou schrijven?’
Ineens verdwijnt haar pinnigheid als bij toverslag. De zon breekt door op haar gerimpelde gezicht, en het begint te regenen: schuddebuikend, met natte wangen laat ze zich neer op het bankje onder de bessenstruiken. Als de jongeman allang is vertrokken lacht ze nog.
Een loopjongen zou hij niet worden, heus hij had kwaliteiten. Toen hij eenmaal op leeftijd was kon hij zich een onbekrompen woning veroorloven, een geklede jas, een mooie bloemengravure voor aan de muur bij het raam. Een ruim bemeten volkstuin had hij ook, waar hij zat als het maar even kon. In die tuin, als hij in zijn zomerstoel zo'n beetje zat weg te dromen herinnerde hij zich soms het bezoek aan die oude, wijze vrouw. Soms ook zat hij simpelweg te genieten en een enkele keer betrapte hij zich op de gedachte dat er ooit een dichter op zou staan die zijn eenvoudige geluk, de poëzie van hem daar in die tuin, onder woorden zou brengen.
‘Of misschien moet ik het toch zelf eens proberen,’ mompelde hij.
Maar op dat moment was de herinnering aan die oude, wijze vrouw al weer heel ver weg en werd hij bevangen door een koorts die hem dwong snel aan wat anders te denken. Want die wijsheid had hij uiteindelijk toch weten te bereiken - een leegte die je rust, ontspanning, die je ‘helemaal niets’ zou kunnen noemen.