ven, maar hij kon niet voorkomen dat hij fouten maakte, veel fouten. De jongen kneep zijn ogen steeds een ogenblik stijf dicht. Als hij ze weer opendeed zag hij de cijfers en letters even heel duidelijk op het zwarte schoolbord staan, maar te kort om ze in zijn hoofd te prenten en op te schrijven. De meester liet hem nablijven. Kun jij wel goed op het bord zien, vroeg hij. De jongen knikte. Ik begrijp het niet, zei de meester. In hoofdrekenen ben je een van de besten. Hij gaf de jongen een brief voor thuis mee.
Even overwoog de jongen de brief weg te gooien, maar dat durfde hij niet. Thuis maakte zijn vader de brief open en las hem.
Waarom heb je dat niet eerder gezegd, zei hij. De jongen zweeg.
Die zaterdag nam zijn vader hem mee naar een opticien. Hij kreeg een zware stalen bril op zijn neus gedrukt. De opticien in zijn witte jas schoof er een voor een losse glaasjes in. De jongen moest zeggen of hij de grote en steeds kleinere zwarte letters op een kaart aan de wand beter of slechter zag. Toen de jongen ook de onderste rij lettertjes kon lezen was de opticien tevreden. Min twee, zei hij tegen de vader. De bril is volgende week klaar.
De jongen zei niets. Zo verschrikkelijk is een bril nu ook weer niet, zei zijn moeder. Er zijn zoveel kinderen die een bril moeten dragen. De zaterdag daarop gingen ze de bril halen.
De jongen schrok toen hij naast zijn vader voortstapte naar huis. Elke straattegel, ieder twijgje sprong hem tegemoet. De bovenleiding van de tram kon hij helemaal tot aan het plein in de verte volgen. Reclameborden voor thee en sigaretten dwongen hem hun teksten te lezen.
Toen hij die maandag met zijn bril op school kwam was het alsof hij op de eerste rij zat. Zelfs de krijtstofjes op het bord kon hij onderscheiden. In het speelkwartier kwam Koen Dalstra op hem af. De jongen sloot zijn ogen.
‘Brillenjood,’ hoorde hij Koen Dalstra roepen, ‘hé jongens, een brillenjood.’ Overal om hem heen riepen stemmen zijn nieuwe naam. Hij hield zijn ogen stijf dicht. Zo stond hij daar in het midden van het schoolplein, omringd door joelende kinderen, alleen nog voor zichzelf onzichtbaar.