| |
| |
| |
İsmet Özel
Of not being a Jew
Ik daal af van je torens, moordenaar
ik daal af van de vermoorde minaretten
van overal waar zij afdaalden die de eerste diagnose stelden
samen met een lynx die de eerste diagnose vertroebelde
bij de aanraking van mijn voeten verlaagt zich de trap
opent zich de grond waarop lijken en sperma moedig
en schepselen met angst en beven liggen uitgestrekt
een spies in mijn beide ogen
daal ik af van je torens,
Ik ben blind, waarom vlucht de duisternis dan voor mij?
Ik ben stom, hoe kan dan mijn suizen
Zonder familie te kennen anders dan de neerslag uit de hemelen
en verwanten anders dan het drab van de aarde
daal ik af naar de vuile rokken
van de hoerenstad die mij zoogde
ik daal af maar werd niet neergehaald
ik daal af terwijl ik mijn geroofde troon achterlaat
de schim die soms mijn gezicht doet golven
moet een weerspiegeling zijn van mijn neergeschoten vrienden
ik daal af om de last te lichten die van hen is overgebleven
waar ik afdaal wacht mij niemand
waar ik afdaal ben ik als een neergemaaid kruid
mistig, verwikkeld, ongeroken
een boek gelezen met een onachtzaam oog
ik zou liever met een zwak oog worden gelezen
| |
| |
als het plectrum zich nog eens zou vermoeien met mijn vermoeide ik
en als het met mij langzaam
de uitputtingsprelude zou openen.
Kan ik de reisgenoot van de regen worden genoemd?
Bij mijn afdaling is er stortvloed noch inslag...
Terwijl ik alleen nog dit moeizame
daal ik af met gesteun dat de meisjes geneert
daal ik af met beklemming die de mannen verstikt.
mijn verlangen hield vol dat volharding nodig is
de natuur wilde niet zo'n inspanning voortbrengen
de geschiedenis deed alsof ze hem niet kende
was er een gevecht, mijn woede zou uiteindelijk misschien bekoelen
misschien kamde men zich de haren na een liefdesnacht
maar ik zal vol overgave de wachter van mijn burchten blijven
uiteindelijk zal ik betreuren de last afgelegd te hebben.
verhoren van de eindigheid breng
daar breng ik ook weer open armen
armen meer dan alleen jong en levend
armen meer dan alleen oud en moe
armen meer dan alleen mannelijk en waardig
armen meer dan alleen zwierig en vrouwelijk
armen meer dan alleen gedrongen en wraakzuchtig
armen meer dan alleen krachtig en ondernemend
armen meer dan alleen droevig en vroom
armen meer dan alleen puur en teder
armen meer dan alleen vuil en opdringerig
armen meer dan alleen vrijgevig en warm
armen meer dan alleen gepijnigd en scherp
armen meer dan alleen onverschillig en lamlendig
armen meer dan alleen wees en mismaakt
die tekorten toedekken als zij zich openen
hoe zielig, hoe gematigd zijn zij dan
| |
| |
deze last van mij, zijn tarra niet te berekenen
niet te registreren, zijn tarief niet vast te stellen
er is geen officiële en algemene methode om hem weer te geven
ik zag hem als de glans van mijn ogen, daar ligt mijn kracht
hij is de remedie voor mijn knie
hier haal ik mijn moed vandaan
zolang ik deze open armen heb
wat kan er mij dan voor goeds of slechts worden aangedaan
een rad voor ogen heeft gedraaid?
Kijk, een lynx die mijn vluchtdeur vergrendelt
vergruizelt iedere waarheid die ik vind
dit dier dat al mijn vreugde vernietigt
voorkomt dat ik in leugens stik
als ik van hem word gered, weet ik,
die mij aanvuurt tot leven
het moment dat ik van hem gered word
Vroeger, toen ik nog onwetend
en deze lynx nog niet bij mij was
hadden de schooldirecteur
de kruidenier die op krediet verkoopt
de huismeester en zijn verwanten
leer vier verschillende doden te sterven
de wereld schijnt vier uithoeken te hebben
je schouder ruikt naar de zon, had
het kortgerokte meisje gezegd
die zal zeker ook iets op mijn schouder laden.
Toen had ik het dus geweten
ik had het begrepen op dat moment
ik hou satijn noch zijdedraad over
als dit laken, dit koord verloren gaat
ik was onwetend, ik ga niet, zei ik, naar jullie repetities
dwaas en vreselijk vind ik jullie zomerse sterrennachten
vreselijk die zonnige ochtenden op het balkon
| |
| |
van de velden die jullie intrekken om bij te komen
van de rivieren die jullie plotseling tegenkomen
dwaas is de breedtegraad die mij vanaf mijn middel wil verdelen
ook de lengtegraad die probeert
van mij twee symmetrische stukken te maken is vreselijk
ik draag geen zijden kleren, draag geen goud
het zadel van mijn paard is niet van tijgerleer
als ze mijn gezicht goed zouden bekijken zou
het vlies van hun slaap scheuren
ze waren in slaap, toen kale bergen in mijn lichaam kropen
toen ik met vruchtbare valleien mijn huid balde
grepen ze zich vast aan hun slaap...
Kinderen delen geen pijn had ik gezegd, schouderophalend
het zijn de pijnen die de kinderen delen
op een dag werden de pijnen gedeeld
al wat mij werd nagelaten, daar haalde ik mijn neus voor op
ik ging water halen uit een put
om mijn nek kwam de strop
kijk naar die letter p zei ik
hoe edel staat hij daar aan het eind van het woord
kijk naar de letter, raak de letter aan, smelt in de letter
wees letter, sta op met de letter
wees letter, zink in de letteroceaan
want ik heb alles aan het eind van het woord gezien
want het is dwaas, de verdenking waar ik onder sta
de insinuaties die ik onderga zijn dwaas en vreselijk.
Ja, dat om mijn nek is een strik maar ik
alleen omdat ze ‘tarantula’ schreven op het registratiebord op mijn borst
ga ik nog niet zeggen ‘mijn naam blijkt tarantula te zijn’
de steen die ik vastgreep net voor ik viel
zal ik niet tot mijn Heer maken
ik leg mij niet neer bij een geschiedenis die mij niet kent
ik zal geen goedkeuring afsmeken van een natuur
die mij niet aan zijn borst sluit.
Ik ging water halen uit de diepste put
| |
| |
ik verbrandde de documenten
om alle getuigen te vernietigen
ik vermoordde de pleitbezorgers
zij zouden gezien kunnen hebben
hoe deze nevelige wereld naar mij verlangt
de wereld had echt verlangd naar mij en mij naar zichzelf getrokken
tot ik tot mijzelf kwam probeerde ze mij te bereiken
toen haar aanraking mij deed schitteren
die van mij een stukje wereld wilden
en het bloedbad was over.
Jammer dat de verf van mijn lot donker is.
Ik ben afgedaald zover het kon. Hoe jammer.
Opnieuw ben ik op een overgang, weer is hier een havenstad
als steeds is hier weer de oude bemanning
steeds de bekende handelaren, de bekende vrouwtjes
in de lucht dezelfde geur van menstruatie
bij het benaderen van de gebouwen neemt als vanouds
nog altijd is het geknars van tandraderen niet te onderscheiden
de ramen van de huizen om naar de wolken te kijken
die woede spuit, hoeven tot staan brengt
scharnieren doet losschieten
onze trooster die belooft, die belooft, die belooft.
Aan de ene kant van mij de zee, zijn kust opruiend
zijn horizon in het verre verschiet, aan de andere kant
algemene verklaringen, circulaires, obligaties
wiens gezicht ik ook omdraai
zijn verdriet is even waardeloos als zijn vreugde...
Waarom ben ik hierheen afgedaald?
Was het voor niets, de rampspoed
die mijn ik de hele weg lastigviel?
Ben ik weer terug bij het begin?
Het kan niet, zegt de lynx die niet van mijn zijde wijkt
| |
| |
niemand komt terug bij het begin, niemand kan dat
na die bossen die je voorbijging en
van het moment dat je voor het eerst
Vergis je niet, dit zijn geen bemanningsleden
allen zijn ze hier geboren
ze gingen nooit de zee op
onder hen is er zelfs geen
die de zee zo goed kent als jij
de vrouwtjes willen dat men denkt
dat ieder van hen uit een verre stad kwam
zo zullen zij gerekend worden
tot de geachte prostituees
ook al zijn het allemaal ordinaire lichtekooien.
De handelaren, die zijn ook niet echt
zij willen de onwetende mensen van de stad
doen geloven dat ze goederen verkopen uit schepen
van niet bestaande bemanningsleden.
Jullie kunnen niet naar het begin terug.
Jullie hebben een weg afgelegd zo dat jullie alleen
zouden kunnen aankomen door de terugweg te vernietigen
jullie afdaling zou geen terugkeer kennen
regen is alleen regen als hij valt
jij bent alleen jij als je jij bent
je kunt niet hier blijven en niet naar het begin terug
maar je kunt niet op jezelf blijven zoals de joden
alles is zeer ontoereikend voor jou
als je selecteert kan je nuchter blijven
je opent de ruimte tussen jou en jezelf
als je de spullen uit elkaar zet
de prijs van het ontwaken is het opofferen van begoochelingen
als je van de slaap wilt proeven
betaal je er een nachtmerrie voor.
| |
| |
Je moet de geschiedenis de les lezen
je kunt het pad niet verlaten
je kunt het niet over je hart verkrijgen
om tussen de dijen van de natuur te kruipen
de zwijgzaamheid van een verwoest heiligdom
noch een lawaaierige synagoge.
just because he's your brother.
Je broeders zijn de pogrom voor jou.
Bij het bereiken van de drempel van je vrienden begint
Iedereen heeft een smoes, jij niet
in de koelte van een zondige schaduw
kan je even wachten, maar later
kan je hier niet blijven, kan je niet terugkeren naar het begin
Terug naar huis! Terug naar het lied! Terug naar je hart!
Terug naar het lied! Terug naar je hart! Terug naar huis!
Terug naar het lied! Terug naar huis! Terug naar je hart!
wat is het anders dan mezelf lastig te vallen?
daar word ik soms bezocht
door tijden die ik voor zelfmoord had gereserveerd
dat zijn schone tijden die as achterlaten
die van correcte deliria overblijven voor mij...
is een onbegrijpelijk timbre
ik weet niet vanwaar het komt
uit mijn slaap? uit de kiezel in mijn bloed? uit mijn vergeetachtigheid?
ik kan het niet weten, ik ben geen jood
ik heb geen genizah op een geheime plaats
ik kan niet weten waar de mens vandaan komt
richting de planken, de laden
de overlopen voorbijgegaan
om beschermd te worden tegen geboen in vreemde handen
was ik een pleister voor mezelf in mijn eigen handen
| |
| |
Als ik terugga naar het lied zal mijn nek dun worden
uiteenvallen zal de hars van mijn troeven die mij met liefde besmeuren
de mensen van de stad zullen in mijn vuisten witte wolken vinden
en in de modder van de weg de schittering der lente
wanneer ik terugga naar het lied
zal de knoop in de kelen van de mensen oplossen
en in plaats daarvan zal de splinter komen die stiekem in het hart dringt
terwijl zij de dingen van alledag doen
de rolluiken ophalen, de toonbank afnemen
als ik terugga naar het lied, een klagelijk lied
wat de holocaust blijkbaar is.
Ik zal teruggaan naar mijn hart, maar langs welke weg?
met wijn bevlekte, verbleekte kaart die ik heb bewaard
een verzinsel? ik weet het niet
de plaats van de schat getoond?
Wat maakt het uit... Wat voor een verband kan er zijn
tussen het teruggaan naar het hart en het vinden van een schat?
Maar op alle gedeelten van mijn kaart
waarvan ik bij iedere bocht in de afdaling een stuk in handen kreeg
en die ik bij iedere pauze, bij iedere ademnood
bij iedere struikeling van mijn voeten bekladde
was het met vaste inkt aangegeven
de nacht, in haar baarmoeder de zaden van de stoere wraak
de stralen van de zon, die bekendstaan als geneeskrachtig,
waar allemaal worden zij tot een gruwelijk vergif...
Op mijn kaart is geen triangulatiepunt dan enkele gekken
die de straat voor de huivering zullen openen.
Mijn kaart toont duidelijk wat het verschil is
tussen de regen die valt als een dode wordt begraven
en de regen die valt na een staatsgreep.
Wie de schat vindt zal hem zeker plunderen, wat kan het me schelen
ik zal teruggaan naar mijn hart om te borrelen en over te stromen
ik zal steeds borrelend en uitgepuild blijven in het hart
via de gezichten van verveelde meisjes
de borst van afgewezen jongens
zal ik me steeds uitstulpen naar de wereld
wanneer ieder timbre van de huizen verstomt
| |
| |
wanneer de vleugels van alle liederen worden gedempt
zal mijn borrelen ieder raken op de kruising van de zeven rassen
zelfs al ben ik geen jood
is er in mij ook niets van een Judas -
Wie werd door mijn kus gered van het kruis?
|
|