De Gids. Jaargang 166(2003)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 431] [p. 431] Iman Mersal Sommige dingen herinner ik me niet Eens zal ik langs het huis gaan dat jarenlang het mijne was en zal ik proberen de afstand tot de huizen van mijn vrienden niet te meten en nagaan of de gezette weduwe die mij vaak 's nachts met haar wellust wekte, niet meer mijn buurvrouw is. Ik zal iets doen om niet van de wijs te raken zoals mijn stappen tellen of op mijn lippen bijten en genieten van een beetje pijn terwijl mijn vingers Kleenex-dozen in stukken scheuren. Ik zal niet proberen wegen te zoeken om te ontsnappen aan de pijn ik zal mijzelf niet tegenhouden om in vertrouwen rond te dolen terwijl ik mijn tanden oefen te kauwen op de afschuw die bij mij opkomt en in een poging tot verdraagzaamheid met de koude handen die mij ertoe dwongen, zal ik mij herinneren dat ik geen strepen in het witte bad met mijn zwartheid heb gemaakt. Sommige dingen herinner ik mij ongetwijfeld niet; De muren zelf komen niet voor in mijn dromen en ik kan me geen voorstelling maken van de verfkleur die past bij dit afschuwelijke licht. [pagina 432] [p. 432] Dit huis was jarenlang mijn huis het was geen studentenkast waar ik een feestjurk achterliet aan een spijker in de deur en mijn oude foto's opplakte met slechte lijm ik denk dat de sentimentele zinnen die ik uit Liefde in tijden van cholera haalde daar door elkaar raakten en de tekst van een komedie werden. [pagina 433] [p. 433] Ik heb een melodieuze naam Misschien dat het venster waaraan ik gewoonlijk zit mij grote roem beloofde Op mijn schriften schreef ik: Iman, studente aan de Iman Mersal Lagere School De lange stok van de meester en ook het lachen dat uit de achterste bank opklonk konden mij het niet doen vergeten Ik dacht erover om onze straat mijn naam te geven maar dan moesten de huizen groter worden en geheime kamers worden gemaakt zodat mijn vriendinnen in bed zouden kunnen roken zonder dat hun oudere broers en zussen dat zagen. Na het afbreken van de daken, om de last op de muren te verlichten, en het verwijderen van schoenen van overleden grootouders, en keukengerei en lege dozen die, na lange dienst, moeders naar een andere straat, buiten de wijk, hadden gedragen, kunnen de deuren oranje geschilderd worden - als een uitdrukking van pracht - met kapotte deurknoppen om het iedereen mogelijk te maken bij grote gezinnen binnen te sluipen zodat niemand dakloos is. ‘Grote geesten verrichten baanbrekende experimenten’ Zo zouden voorbijgangers mij kunnen beschrijven als ze op de witte stoep lopen van de straat die mijn naam draagt Maar door een oude vete tussen mij en de straat hebben de stenen tekens op mijn knieën achtergelaten terwijl ik meende dat de straat dat niet zou kunnen doen. [pagina 434] [p. 434] Ik herinner mij niet... wanneer ik ontdekte dat mijn naam melodieus was - goed voor het ritme van metrische gedichten - en voor aanzien tegenover vriendinnen die alledaagse namen hebben. Zij begrijpen de diepere betekenis niet, dat het toeval je een onbegrijpelijke naam geeft die onzekerheid rond je oproept en die je suggereert dat jij anders bent, alsof nieuwe kennissen je vragen: Ben jij christelijk? of heb jij Libanese wortels? Heel spijtig, er gebeurde niets Toen iemand die mij kende, riep, was ik verward en keek ik om me heen. Is het mogelijk dat een lichaam als het mijne en een borst die lelijker wordt bij het ademen dag na dag, zo'n naam heeft? Vervolgens keek ik vaak naar mezelf in de slaap- of badkamer, omdat ik niet de maag heb van een walvis die uitspuwt wat hij niet kan verteren. [pagina 435] [p. 435] De drempel Ja, de vlinderstrik van de maestro, een pijl die naar twee kanten wijst, was overbelast. Wij zagen de vingers van de musici niet behalve dat wij hen één voor één zagen vertrekken en wisten dat de dichters die nog gekomen waren een voorkeur hadden voor de rietfluit ondanks dat de treurnis totaal was en dat zij veel rookten tussen twee gedeelten. Dat alles interesseerde mij niet. Wij wilden het zwarte gordijn zien achter op het toneel. Wij kwamen te laat en nog maar net zagen wij de leden van de Academie die hun jassen haalden. Nee, eigenlijk was de atmosfeer benauwd als in legerbarakken - gedwongen om het volkslied weer te zingen behalve dat - zoals je weet - het meestal regent in buitenlandse films. Wij vonden het niet vervelend dat de voorstelling voorbij was en in plaats dat wij het drama voortzetten in de bar aan de overkant staken wij een brug over en groetten wij de verkoper van feestmutsen die net terugkwam van het geboortefeest van Hoesein. Ja, ik raakte hen kwijt in een optocht van kamelen die van het gebouw van de Arabische Liga kwamen. Toen wij weer bij elkaar waren gaven wij de soldaat die voor het gebouw op wacht stond en die niet wist hoe het heette, sigaretten. Ten slotte gingen wij in het centrum naar een baar van menselijke maat met hier en daar een kras. [pagina 436] [p. 436] Wij moesten vier jaar blijven Wij lazen Samier Amien en probeerden Henry Miller voor Egypte te bewerken, maar Kundera vond onze aanpassingen verraad. Wij kregen een brief van een vriend in Parijs die ons schreef dat hij in zichzelf een ander had ontdekt aan wie hij niet kon wennen en dat hij - dagelijks - zijn ongeluk met zich sleepte over vlakkere trottoirs dan die van de derde wereld en beter opgebroken. Wij waren maandenlang jaloers op hem en wensten dat men ons naar een andere stad zou verbannen. Wij waren niet van ons stuk toen ons geld op was. Een van ons werd soefi en na een kort gebed ontsprong onder onze voeten, werkelijk, een bierfontein Wij deden of wij in trance raakten en schiepen een eigen woordenschat: Riwist Hanienie Awaq Danashien... enzovoorts Wij schreeuwden luid zonder dat iemand het begreep en toen de oudste van ons voorstelde om positivistisch te denken, dacht ik over een manier om openbare badhuizen te veranderen in plaatsen om te huilen en grote pleinen te veranderen tot urinoirs. Op dat moment schreeuwde een oudere intellectueel tegen zijn vriend: Als ik over democratie spreek dan houd jij je mond. Wij renden een uur lang en kwamen tot rust in de Mu'izz-straat waar wij een doodsbange martelaar vonden en die geruststelden dat hij nog leefde en dat hij, als hij wilde, kon eten en dat hier geen oorlog was. [pagina 437] [p. 437] Ja, wij stonden op het punt onze band te bestendigen metafysisch toen iemand zijn schedel met een prachtige muts tooide en wij eruitzagen als toeristen, waardoor de kruidenverkoper ons achternaliep en zei: Bij de Profeet, stop Bij de Profeet, wacht Er was niets dan de begraafplaats van de imam. Daar zaten we nog een jaar, en roken de geur van guava. Toen ik besloot om bij hen allen weg te gaan en alleen te zijn was ik dertig jaar Vorige Volgende