| |
| |
| |
Miljenko Jergovic
Op mijn zesentwintigste jaar ben ik begonnen met roken, in de tijd van de schuilkelders toen er in Sarajevo al bijna geen elektriciteit meer was. Tot het eind van de oorlog heb ik twee pakjes per dag gerookt. Inmiddels ben ik er zo aan gewend dat ik zonder sigaret niet meer weet wat ik met mijn handen moet doen. En dat was ook de reden dat ik ben begonnen met roken; in de donkere schuilkelder zonder stroom en onder het gedreun van granaten wist ik niet wat ik met mijn handen moest doen. Daar is niets pathetisch aan. Miljoenen mensen riskeren kanker omdat ze niet weten wat ze met hun handen moeten doen.
In de zomer van 1995, toen ik eindelijk aan de granaten was ontsnapt, schreef ik in Zagreb mijn eerste verhalen. De meeste ervan ontstonden vanuit de diepe behoefte om mijn ingestorte wereld weer bij elkaar te rapen. En omdat oorlog de oorzaak en tegelijk de metafoor voor dit uiteenvallen is, waren de verhalen ook interessant voor lezers buiten mijn taalgebied. Al was het alleen maar omdat de verhalen over een ingrijpende ervaring gaan die ze zelf niet hadden meegemaakt, maar waaraan ze zich door de elektronische media niet konden en wilden onttrekken. Zo kwam ik als schrijver en symbool van een situatie in Duitsland terecht, waar ik een prijs voor de vrede ontving. De plechtigheid duurde een uur; ik wist niet wat ik met mijn handen moest doen en smachtte al snel naar tabaksrook. Zodra de ceremonie was afgelopen rende ik dan ook naar de foyer, zonder me iets aan te trekken van de goede omgangsvormen. De sigaret die ik aanstak bracht me tot rust, maar slechts in zoverre dat ik een kwartier later al weer naar de volgende verlangde.
Na afloop van de prijsuitreiking moest er natuurlijk gegeten worden in een restaurant in de buurt. De gewetensvolle architectuur ervan dekte het feit toe dat het gebouw, zoals zoveel andere in de stad, in een oorlog uit een verder verleden met de grond gelijk was gemaakt, maar na 1945 naar oude foto's en plannen was herbouwd. Dat was om twee redenen gebeurd. Ten eerste uit respect voor de ar- | |
| |
chitectuur en cultuur. En ten tweede vanuit de behoefte om de wereld van verwoeste intimiteit te herstellen, zodat mensen niet met de vloek van historische discontinuïteit hoeven te leven. Het eerste begrijp ik rationeel, het tweede kan ik emotioneel navoelen. Ik voel me altijd goed in Duitse steden. Het stemt iemand uit Sarajevo optimistisch dat de kosmopolitische bouwstijlen van voor de bombardementen weer zijn teruggekeerd. En van uitbundig geluk en tevredenheid steek ik de ene sigaret na de andere op.
Mijn gastheren en -dames probeerden hun belangstelling en begrip zo discreet mogelijk te tonen. Maar voor mij vielen ze al snel in twee totaal verschillende groepen uiteen. Aan de ene kant stonden degenen die door het toeval geen slachtoffer van oorlogsgeweld waren geworden, maar door hun mentale instelling en de bereidheid iemand op te nemen die wel uit zo'n extreme situatie kwam, gepredestineerd waren om er in een eventuele oorlog aan te gaan. Aan de andere kant had je de mensen die vanuit hun politieke belangstelling de prijsuitreiking met mij wilden vieren en me aan tafel wilden toelachen. Het toeval wilde dat een van de dames - het toonbeeld van de tweede groep - voor de Groenen in de gemeenteraad zat en de rook van mijn sigaret steeds in haar richting trok. Het vervelende was dat die niet alleen haar ogen irriteerde, maar ook haar gevoeligste ideologische plek. Met als gevolg dat zij, net als haar hele groep, een zekere argwaan koesterde jegens mijn rol in de oorlog die net voorbij was. Ze wist natuurlijk niets van mij, maar ze had me in nationaal en politiek opzicht ingedeeld, en zoals het bij politieke etiketten altijd gaat, botste dat met de rol die ik op deze dag speelde. En dat werd nog eens versterkt door de rook waaraan ze zich, zoals iedere niet-roker en milieuactivist, stoorde. Alle postmoderne politieke groeperingen, van de feministische, nieuwlinkse en ecologische tot de neoliberale, weigeren de logica te zien van politieke gebeurtenissen (en al helemaal van oorlog!) die zich niet in hun ideologische overtuiging laten inpassen. Onze vreemde oorlog, een combinatie van middeleeuwse belegering, romantisch nationalisme, dwangmatige genocide en uitroeiingspraktijk à la Hitler, moet wel indruisen tegen alle gevoelens van een radicale milieuactivist, en hij zal dat maar moeilijk kunnen verbergen. Hoe reëel sociale situaties met daders en slachtoffers ook zijn, ze worden alleen onderkend door mensen met traditionele linkse en rechtse
opvattingen en door radicale moralisten die sterk genoeg zijn om desnoods over hun eigen politieke en ideologische constructies heen te stappen.
Toen ik, terwijl we op de maaltijd zaten te wachten, mijn vierde
| |
| |
sigaret opstak, kon de dame zich niet langer inhouden en fluisterde hoorbaar tegen haar vriendin: ‘Die Oost-Europeanen roken verschrikkelijk veel.’
Hoewel ik geen Duits spreek en de opmerking onder andere omstandigheden waarschijnlijk niet had verstaan, doofde ik beschaamd mijn sigaret. Daarop raakte ik in de vreemde toestand waarin je, vanuit het verlangen heel ergens anders te zijn, lucide wordt. Ik had de zin met al mijn zintuigen begrepen, zoals een hond woorden begrijpt. En ik had mijn sigaret gedoofd alsof ik al aan het verlies van mijn zelfrespect gewend was.
Na alle politieke discussies, waarin een grafica de oprechtheid had bewezen van haar humanisme en geloof in de vreedzame, multiculturele samenleving waarin iedereen begrip voor elkaar heeft, zorgde sigarettenrook ervoor dat een Duitse dame me een Johann Sebastian Bach waardige variatie gaf op datgene wat Radovan Karadzic vanuit heel andere irritaties met kanonnen had verkondigd. Oost-Europa had als plaatsnaam waarop mensen hun verachting konden botvieren moeten blijven bestaan. Maar het ging natuurlijk niet om de naam zelf. Het had net zo goed een andere kunnen zijn. Het enige waar het om gaat, is dat een bepaalde plaatsnaam wordt geassocieerd met typisch - en uiteraard negatief - gedrag. Roken de mensen in het Oosten meer dan die in het Westen? Ik heb geen idee, en volgens mij is het ook niet belangrijk.
Voor de oorlog, in de tijd dus dat ik nog niet rookte en nicotineverslaafden verachtte, geloofde ik niet dat de waarde van een politiek standpunt afhangt van de gevolgen die het met zich meebrengt. Dit valt te begrijpen in het kader van het communisme waaronder ik toen leefde. Afgezien van de opvattingen van het centraal comité had indertijd geen enkel politiek standpunt enig gevolg, behalve dan dat mensen die volgens functionarissen afwijkende meningen hadden, soms achter de tralies belandden. Na de val van het communisme en een korte periode van vrede en maatschappelijke vrijheid kwam de oorlog. Die maakte duidelijk dat alle politieke standpunten, ook volstrekt persoonlijke en antistandpunten, eenduidige en precies aanwijsbare gevolgen hebben. Vandaag kun je in Bosnië-Herzegovina niet meer over politiek nadenken zonder dat je je heel feitelijk realiseert wat je ideeën betekenen en welke consequenties ze zullen hebben. Dat het door Milosevic en Karadzic gepropageerde nationalisme, egalitarisme en het zuivere Servische bloed ertoe leidden dat toevallige voorbijgangers werden beschoten, maakt niet echt duidelijk wat ik wil zeggen. Ter illustratie kan ik misschien beter het geval nemen van een Serviër uit Bosnië-Herzegovina, Bogic
| |
| |
Bogicevic geheten, die in 1989 lid was van het staatspresidium van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. Bogicevic stond destijds en staat nog steeds voor het samenleven van volkeren op voet van gelijkwaardigheid en gelijke rechten, en voor een strikte handhaving van de grondwet en het recht. Toen in Belgrado moest worden besloten over militair optreden en een staatsgreep, teneinde de Slovenen, Kroaten, Macedoniërs, moslims en andere niet-Servische volkeren eronder te houden, riskeerde hij zijn leven en stemde tegen. Met de consequenties van zijn politieke visie kreeg hij later in zijn leven te maken. Hij had het namelijk gewaagd om zich van een communistisch massamens te veranderen in een radicale individualist. En daardoor stond hij alleen toen de ‘vrede’ werd geratificeerd (en in Dayton feestelijk werd getekend), een vrede waarin niet de agressieve daad werd vastgesteld, maar de vijandelijke volkeren gelegitimeerd werden. Die eenzame positie was niet het gevolg van zijn linkse oriëntatie, zoals iemand al snel zou kunnen denken. Noch werd hij bewogen door communistische (of socialistische, sociaal-democratische, enzovoort) ideeën. Nee, zijn opvatting berustte op standvastigheid.
Deze gedachten speelden door mijn hoofd toen ik, over mijn handen gebogen, de ‘groene’ dame bekeek die haar woordje deed in het inmiddels op gang gekomen gesprek over de oorlog in voormalig Joegoslavië. Niemand had mij nog iets gevraagd, maar de vragen zouden, al was het alleen maar uit beleefdheid, wel snel komen. Ik probeerde me op mezelf te concentreren, dat wil zeggen op de fatale fout dat ik de sigaret zo snel had gedoofd. Voor de oorlog zou ik zoiets nooit gedaan hebben. Maar nu was ik mijn innerlijke houvast kwijt. Ik had me gedragen zoals een gevangene zich tegenover een bewaker gedraagt. De wereld was voor mij een soort kamp geworden, waarin ik aan de lopende band rekenschap moest afleggen voor een rol die mij was opgelegd. Tot die rol behoorde ook de ongemanierde vlucht uit de zaal om snel een sigaret te roken. En hij houdt ook in dat ik mijn sigaret doof zodra de rook de ideologische voelsprieten van een vertegenwoordigster van de vrije wereld irriteert.
Wie heeft me deze rol opgelegd? Hoe banaal het antwoord ook is, ik kan het eenvoudig niet voor me houden. Radovan Karadzic heeft bepaald welke rollen wij in het leven spelen. Was hij er niet geweest, dan had ik nu hoogstwaarschijnlijk niet gerookt en was Bogic Bogicevic een vrij oninteressante politicus van de oude linkse stempel geweest. Maar nu gedragen we ons, elk op ons eigen terrein, als deelnemers aan een spel dat we niet zelf hebben bedacht, terwijl we
| |
| |
ons toch enorm verantwoordelijk voelen voor de uitkomst. Iedere dag is een nieuwe morele beproeving. Ik zeg dit in het volle besef dat in tijden van de gezegende vrede zelfs de meest verstokte geestelijken en monniken zoiets niet zouden zeggen. Al mijn woorden hebben nu de kracht van een oordeel, want ze worden niet meer gezegd op de vrijblijvende toon die onder vrienden of academici gebruikelijk is. In een oorlog gesproken woorden kunnen, wat we er ook mee willen zeggen, niet verloochenen dat ze belast zijn met drieënhalve liter toevalligerwijze niet vergoten bloed. Het ruiken van de geur van menselijk bloed of van een lijk dat op een grasveld ligt te rotten, het wegduiken voor een granaat of kogel, het besef van een misdaad die de (relatief tenminste) aangevallen kant heeft begaan, dat alles betekent dat je de rest van je leven voortdurend moet rechtvaardigen waarom jij overleefd hebt. Lijkenlucht is geen tabaksrook waar je even last van hebt en waarvan je je makkelijk kunt bevrijden.
Daarom geloof ik nu dat er geen politiek standpunt bestaat zonder latente gevolgen. Evenmin bestaan er deelideologieën. Je kunt niet over gaten in de ozonlaag en ijsberen, over geluids- en rookoverlast praten als je niet beseft dat er nog duizenden andere werelden bestaan, die dan moeilijk te begrijpen mogen zijn, maar waar mensen wellicht in een angst leven die groter is dan die voor het gat in de ozonlaag.
Sinds ik de bovenstaande tekst schreef zijn er zeven jaar verstreken. Hij was bedoeld voor een boek met tien essays, die over modellen voor het onbegrip tussen de ex-Joegoslaven en Europeanen moesten gaan. Het idee was goed, maar het ontbrak me aan de wilskracht het te schrijven. Toch was dit niet de echte reden waarom het boek niet afkwam. Ik kon geen vat krijgen op het thema. Iedere maand nam het een andere gestalte aan, het muteerde als een dodelijk virus, en mijn essays waren achterhaald zodra ik ze geschreven had. De werkelijkheid stelde me namelijk steeds weer voor nieuwe raadsels. En dan ontwikkelde ik weer een nieuw model voor het onbegrip, en zo kregen mijn stukken iets van nodeloze excuses achteraf, alsof ik zocht naar een soort alibi en rechtvaardiging. Bovendien klonk er de verongelijktheid in door waaraan slachtoffers of tenminste buitenstaanders zich plegen over te geven. Ik wilde me niet rechtvaardigen en verontschuldigen, en nog minder wilde ik een woordvoerder van slachtoffers worden. Misschien dat ik een buitenstaander ben, maar dan wel omdat ik dat zelf wil, en niet op basis
| |
| |
van een geografische en historische logica, van een blazoen of vlag. Zo raakte het boek stilletjes op de achtergrond en verdwenen de geschreven essays in de bureaula. Ik dacht niet dat ik ze ooit nog zou publiceren. Een paar maanden geleden echter las ik ze nog eens door om te zien wat er in de tussentijd was veranderd. Wat was er in deze jaren gebeurd met mezelf, met de Balkan en met de westerse beschaving uit mijn visioenen?
Ik ben niet met roken gestopt, maar op de Balkan zijn de partijen wel opgehouden met oorlog voeren. De redenen waarom er oorlog werd gevoerd zijn niet verdwenen, maar ze worden niet langer als een lokaal maar als een wereldwijd issue beschouwd. Europa heeft weer een stap op weg naar eenheid gezet, maar de uitbreiding beperkt zich min of meer tot de landen van het voormalige sovjetblok. Afgezien van Slovenië blijven de ex-Joegoslavische staten buiten de grenzen van de Europese Unie. De westerse cultuur wordt niet langer gedomineerd door liberale, ecologische en antirookprincipes, maar door iets dat de ‘coalitie tegen het terrorisme’ wordt genoemd. Omstreeks 1995 kwamen er opleidingen en cursussen waar Bosniërs, niet alleen die in eigen land maar ook die in asiellanden, onderwijs kregen in wederzijds begrip, mensenrechten en democratische omgangsvormen. In 2003 is het belangrijker om te weten hoe de Bosniërs over Osama bin Laden denken. En of landen en individuen buiten de eu zich met nicotine vergiftigen doet er weinig meer toe. Waar het nu in wezen om draait is een alleszins gegrond wederzijds onbegrip. En dat op een wijze die ook voor de Eerste Wereldoorlog normaal was. Ditmaal is de oorlog geen Balkanoorlog, maar werden er verschijnselen geboren of in het leven geroepen waarvan we aannamen dat ze typisch waren voor de Balkan, totdat we begrepen dat ze goedbeschouwd mondiaal en planetair zijn.
Ik zal deze fenomenen proberen te verklaren aan de hand van twee vragen die me als persoon afkomstig uit een kleine, door oorlog verscheurde Balkanstaat werden gesteld. Op dezelfde dag, of wellicht een paar dagen voordat de vertegenwoordigster van de Groenen mij kwalijk nam dat ik rookte, vroeg een Duitse journalist me hoe het mogelijk was dat mensen aan het eind van de twintigste eeuw een godsdienstoorlog zoals die in Bosnië-Herzegovina konden voeren. Zo'n oorlog kon alleen opkomen in het hoofd van Radovan Karadzic, zei ik, en hij werd gevoerd door mensen die hun leider blindelings volgden. Maar dat kon overal gebeuren, niet alleen op de Balkan. Ook in economisch en politiek meer ontwikkelde landen waren er volgens mij mensen die nog een godsdienstoorlog zouden voeren. De journalist vond het antwoord maar niks. Hij
| |
| |
scheen te denken dat ik mijn eigen wereld wilde vergoelijken en in feite niets afwist van het vrije Westen. Je moest immers wel totaal onbekend zijn met het Westen om te geloven dat daar buiten de muren van de psychiatrische kliniek ook maar iemand was die op het idee van een godsdienstoorlog zou komen. Hij wierp me een duistere blik toe en stelde de volgende vraag: ‘Voelt u zich persoonlijk verantwoordelijk?’ Ja, natuurlijk! antwoordde ik. Hoewel ik geen aanhanger van Karadzic ben, en zelfs een potentieel slachtoffer van zijn godsdienstoorlog, ben ik verantwoordelijk. Ondanks alle nationale, ideologische en politieke verschillen, zo vervolgde ik, ben ik verantwoordelijk voor Karadzic, want we behoren tot dezelfde samenleving, cultuur, beschaving en we spreken dezelfde taal. Vergeleken met mij is een Duitser, Italiaan of Fransman minder of zelfs helemaal niet verantwoordelijk voor deze oorlog. Het is een simpele paradox: de mensen die beschoten worden, wier huizen worden gebrandschat en wier leven voor altijd is getekend door de oorlogstragedie, zijn medeverantwoordelijk voor de misdaad. Op die paradox berusten immers de cultuur en de beschaving. Willy Brandt knielde voor het monument voor de slachtoffers van Hitler, hoewel hij zelf een slachtoffer was. Maar als Duitser was hij ook verantwoordelijk. Zijn gebaar had een diepere pedagogische betekenis. Ik probeerde mijn gesprekspartner dit alles uit te leggen, maar zijn teleurstelling bleef. Hij had duidelijk een antwoord nodig waarin een onderscheid tussen werelden werd gemaakt. Tussen de wereld die aan het eind van de twintigste eeuw godsdienstoorlogen voert en de wereld die zich daarvan distantieert omdat hij domme vragen stelt.
In het jaar 2002, en voor de aanval op Afghanistan, verklaarde de Amerikaanse president, George W. Bush, dat die aanval een kruistocht was. In de vs zelf riep de uitspraak nauwelijks hoorbare kritiek op en in Europa was de reactie wat luider. Om de zaak te sussen bezocht Bush een moskee in New York. Het omstreden woord kruistocht kwam bovendien niet meer over zijn lippen. Desalniettemin lag het religieuze element besloten in zijn verbale uithalen tijdens de campagnes in Afghanistan en tegen Irak. Bush heeft het over God en christelijke waarden en voorzover ik weet wordt hij daar van kerkelijke zijde niet voor gekapitteld. In de daaropvolgende maanden werd zijn opvatting steeds meer opgenomen in het wereldwijde mediadebat. Zelfs degenen die zich tegen zijn politiek verzetten, gaven eraan toe. Zo stelde Javier Solana eind 2002 gelaten, ja haast apathisch vast dat de Amerikanen en Europeanen een andere visie op de strijd tegen het terrorisme hebben. De Amerikaanse visie, aldus Solana, was wat religieus getint. Alsof het om een
| |
| |
klein, onbetekenend verschil ging, dat mettertijd wel weer zou verdwijnen. Nu gaat het me hier niet alleen om de interpretatie van de gebeurtenissen en de ideologische motieven achter de huidige wereldoorlog. Mij interesseert iets anders, en wel of mijn ontevreden journalist ook vorig jaar iemand heeft gevraagd hoe het mogelijk is dat mensen aan het begin van de eenentwintigste eeuw een godsdienstoorlog voeren. Een stemmetje in mij zegt namelijk dat zulke vragen niet meer worden gesteld omdat ze nu uit de mode zijn. De macht van het selectieve vergeten is verschrikkelijk. Maar nog erger is dat vrijwel niemand zich verantwoordelijk voelt als de vraag naar de verantwoordelijkheid hem wordt gesteld.
Ongeveer op hetzelfde moment dat Bush het over een kruistocht had, was de Italiaanse premier Silvio Berlusconi op bezoek in Duitsland. Midden in Berlijn zei hij toen dat de islamitische cultuur achterlijk is. Die opmerking veroorzaakte niet veel ophef, en werd evenmin onderwerp van intellectuele kritiek en debat. En nog minder was te merken dat Duitsland de uitspraak als beledigend ervoer. Waarom zou Duitsland beledigd moeten zijn? Welnu, omdat er midden in Berlijn iets is gezegd dat indruist tegen de principes van het vrije en verenigde Europa en het openbare discours dat na 1945 is ingezet. De uitspraak is gericht tegen datgene waar de Duitsers met recht trots op zijn: het succes van het denazificatieproces. In symbolische zin is Berlijn wel de laatste plek op aarde waar ook maar iemand, ook al is het Berlusconi, mag beweren dat een cultuur inferieur is, en dat geldt uiteraard ook voor de islamitische. De opmerking was kwetsend voor de nagedachtenis aan de slachtoffers van een andere minderwaardigheidstheorie. Want het mag dan anders worden genoemd, tussen het idee van raciale minderwaardigheid en het gepraat over culturele inferioriteit bestaat helaas geen inhoudelijk verschil. Het ras is een nationaal-socialistische fictie, maar een mens heeft een bepaalde lengte, haarkleur of handvorm die een gegeven zijn. Cultuur is natuurlijk geen fictie, maar mensen kunnen zich evenmin geheel losmaken van de cultuur waarin ze zijn opgegroeid. Als iemand dus van honderden miljoenen mensen zegt dat ze in culturele zin achterlijk zijn, dan komt dat op hetzelfde neer als hen tot een minderwaardig ras verklaren. En dat kun je niet zwijgend over je kant laten gaan. Dat weet ik precies: in de jaren negentig van de vorige eeuw werd op de Balkan hetzelfde soort ideeën op de bloedigste wijze vertolkt. Toen waren ze van regionale aard, inmiddels zijn ze helaas volledig gemondialiseerd.
In de winter van 1992 concludeerde een Griekse journalist aan het eind van een gesprek met mij in Sarajevo: ‘U bent vast moslim!’
| |
| |
Nee, antwoordde ik nerveus, ik ben geen moslim. Kennelijk meende hij uit mijn antwoorden te kunnen opmaken tot welke bevolkingsgroep ik behoorde. ‘U wilt toch niet zeggen dat u een Kroaat of Serviër bent?’ vroeg hij. Hoe ongelooflijk het ook klinkt, zei ik, ik ben van Kroatische afkomst. Dat verbaasde hem, maar hij ging er verder niet op in. Ik neem aan dat het interview nooit in een Griekse krant is verschenen. Ik had me niet gehouden aan de a-priorische modellen of regels op grond waarvan op de Balkan oorlogen worden gevoerd en die in wezen ook in de berichtgeving erover worden gehanteerd. In het hele spektakel was voor mij de rol van moslim weggelegd. Doordat ik dat toevallig niet ben, kon ik alleen de hoge uitzondering op de regel zijn. Ik moest hieraan denken toen ik een poosje geleden in een Kroatische krant een artikel las over Edward Said en diens opvatting over het conflict tussen Israël en de Palestijnen. In het beschrijvende, oppervlakkige stuk stond slechts één echt interessante zinsnede: ‘Vanuit zijn islamitisch perspectief bezien, vindt Said...’ De journalist uit Zagreb wist natuurlijk niet dat Said christelijk is en had ook niet de moeite genomen het uit te zoeken. Het is toch logisch dat zo iemand moslim is. Ook deze redenering is jammer genoeg niet alleen kenmerkend voor de Balkan, maar voor de hele wereld. Het enige verschil tussen beide incidenten is dat Said natuurlijk een veel belangrijker en markanter schrijver is. Maar in dit geval doet dat er niet toe. De Kroatische journalist die ervan uitging dat Said een moslim is, getuigde van dezelfde gevaarlijke denkwijze als de Griekse journalist die hetzelfde van mij veronderstelde. In beide gevallen werden de denkbeelden en opmerkingen van een individu automatisch met een groep geassocieerd. En dat is natuurlijk verkeerd. Die denkfout is de oorzaak van de meeste vooroordelen, en daarmee ook van ons onbegrip. Ik rook en dat niet
omdat ik een Bosniër of Oost-Europeaan ben. Ik rook omdat ik onverantwoordelijk met mijn gezondheid omga, en wellicht ook omdat ik vertwijfeld ben. Maar die beide zaken komen voort uit mijn karakter. En dat geldt evenzeer voor het standpunt, het verantwoordelijkheidsgevoel en de andere redenen waardoor sommigen vinden dat Silvio Berlusconi met zijn opmerking over de islam ook de slachtoffers van de Holocaust beledigt en dat anderen dat volkomen koud laat. Dit heeft niets te maken met de vraag of je je bij de paspoortcontrole aansluit bij de rij voor staatsburgers van de eu, Canada en de vs of bij die waarboven overige staat. Je hoeft niet te hebben doorgeleerd om dit te begrijpen. Desondanks verzet het bewustzijn zich niet zelden tegen het idee dat het zo en niet anders zit. Vandaar dat Europeanen en Amerikanen de mensen op de Balkan zo moeilijk begrijpen.
| |
| |
Het omgekeerde is niet waar. De problemen van de Balkanezen, onder wie de Bosniërs, jegens Europa en de vs zijn van een andere aard. Ik doel hiermee natuurlijk weer op de mensen die zich niet door hun verstand laten leiden, een mensensoort die helaas altijd in de meerderheid is. In Europa evenzeer als op de Balkan. De Bosniër weet heel goed op welke principes de westerse wereld berust. Maar hij begrijpt niet waarom het Westen geen aandacht meer voor Bosnië heeft. Zeker, ook tijdens de belegering van Sarajevo en de tragedie van Srebrenica was die aandacht gering, maar toen was de oorlog tenminste nog een humanitair en cultureel thema waarvan door de media verslag werd gedaan. Vandaag de dag is dat niet het geval. Daar hebben de Bosniërs het moeilijk mee. Nadat ze vanaf 1992 eerst het slachtoffer waren geworden van de Servische genocide en daarna van de agressie van Kroatië, en nadat het Westen vrij onverschillig en zonder ingrijpen had toegekeken hoe honderdduizenden mensen om het leven kwamen, vatten de Bosniërs hun slachtofferrol zeer ernstig op. Eigenlijk geloofden ze dat ze die rol voor altijd zouden behouden. Zoals een logo of een handelsmerk. De beroemdste frisdrank is Coca-Cola en de bekendste slachtoffers zijn de Bosniërs. Zo dachten wij, en zo denken de meesten van ons nog steeds. Ook mij was dat zelfbedrog, die waanzin en hysterie niet geheel vreemd. En wellicht heb ik er nog steeds wel een beetje last van. Misschien verwijt ook ik de Europeanen, bewust of onbewust, nog dat ze ons slachtofferschap zijn vergeten, of er nooit echt in hebben geloofd. Wie weet, wellicht ervaar ook ik wel een pervers genoegen aan de apocalyptische uitspraken van de heren Bush en Berlusconi. En misschien heb ik wel wat leedvermaak bij de scène in Karinthië, waar Jörg Haider hoogstpersoonlijk de Duits-Sloveense wegwijzers losschroefde nadat zijn partij had besloten dat de borden alleen
nog de Duitse namen mochten voeren. Maar in weerwil van dergelijke gevoelens en ondanks het feit dat ik Bosniër ben, is het me toch vrij duidelijk dat we onszelf in een mentale en sociaal-culturele val hebben gemanoeuvreerd. We spelen de rol van het slachtoffer in de tijd dat we dat niet meer zijn. Dat houdt in dat we nu de rol van de nar vertolken. Dat komt in principe op hetzelfde neer als de rol die de andere ex-Joegoslavische volkeren verkiezen te spelen. De Kroaten met hun verbitterde idee dat hun tekort is gedaan, de Serviërs met hun gebrek aan zelfreflectie, de Macedoniërs met hun haat jegens de Albanezen, en de Albanezen met hun haat jegens alle Slavische buren, het zijn allemaal variaties op het gevoel dat op dit moment op de Balkan heerst. We zijn allemaal slachtoffers en we willen dat Europa ende vs dat erkennen.
| |
| |
Alle Balkanezen bezweren dat ze eigenlijk bij Europa horen. Hoe nationalistischer de Balkanvolkeren zijn, hoe meer ze daaraan hechten. Onze nationalisten houden zich graag voor dat wij het Europa zijn dat ouder is dan Europa zelf. Wij kwamen eerder met de beschaving in aanraking dan jullie! Wij aten als eersten met mes en vork! Wij wasten ons dagelijks in de tijd dat aan het Franse hof in plaats van water nog eau de cologne werd gebruikt. Overigens had Sarajevo het eerste openbare toilet van Europa! Wist u dat? Natuurlijk niet. Dat weten wij alleen, omdat we het zo leuk vinden u met dit soort vragen om de oren te slaan. Verder hechten we niet zoveel waarde aan openbare toiletten. Waar het ons vooral om gaat, is dat ze ouder zijn dan die bij jullie. Hoe ze werken en hoe ze elders werken vinden we niet zo belangrijk. We vinden het te vermoeiend om in een openbaar toilet door te trekken! Wellicht dat de mensen in het Westen dat ook niet al te vaak doen, maar dat zullen we wel bedenken als we een alibi nodig hebben voor de smerigheid bij ons. In onze ogen is het nieuwe millennium een gruwel omdat de grote landen weer gepermitteerd is wat de kleine landen niet mochten. De nationalisten op de Balkan vereren George W. Bush. Hij zegt namelijk datgene wat ze ook zelf graag zouden willen zeggen. Maar tegelijkertijd hebben ze een gloeiende hekel aan hem omdat hij uit naam van het grote Amerika spreekt, en niet uit naam van de kleine Balkanstaatjes. Een paar maanden geleden riep het blad Ultimatum, het legale neonazistische orgaan van een marginaal Kroatisch partijtje dat Adolf Hitler verheerlijkt en de Holocaust ontkent, Bush uit tot de politicus van de maand. Dat was symbolisch voor de verbroedering van plaatselijke en wereldwijde fenomenen. Dat dit in Zagreb gebeurde, doet er niet toe. Bush had in elke andere stad op de Balkan dezelfde eer te beurt kunnen vallen.
Zevenenhalf jaar geleden meende ik te weten waar de grenzen van Europa lagen. Wat mij betreft was Bosnië-Herzegovina toen een deel van Europa. Inmiddels geloof ik dat dit mijn zoveelste illusie was. Of niet die van mij, maar die van de samenleving en de tijd. In het jaar 2003 lijkt Europa niet te weten waar zijn grenzen lopen. Bij het begrip Europa denk ik aan mezelf, aan de inwoners van Spanje, Italië, Zwitserland en de Balkanlanden, en aan iedereen die zijn verstand probeert te gebruiken en intuïtief aanvoelt dat hij tot een bepaalde cultuur behoort. Nog nooit was het zo onzeker waar de grenzen van Europa liggen. De oorzaak is dat die grenzen niets meer met de geografische logica te maken hebben. Wat meer telt dan die logica is het belang van de Duitse belastingbetaler. En ook van meer gewicht is het metafysische gevoel van mensen en volkeren die nog
| |
| |
steeds buiten de Europese eenheid staan. Enerzijds is de Duitse belastingbetaler niet bereid dieper in de beurs te tasten opdat de Bosniërs kunnen toetreden. Anderzijds houden de Bosniërs liever vast aan hun slachtofferrol dan voor zichzelf te zorgen. Welke van deze beide redenen het belangrijkste is, weet ik niet. Maar ik geloof wel dat Bosnië-Herzegovina, net als Kroatië, Servië, Montenegro, Albanië en Macedonië, nog geruime tijd buiten de Europese grenzen zal vallen. Het kan zelfs zijn dat we de toetreding zelf niet meer beleven en misschien duurt het nog wel honderd jaar. Hoe dan ook, mijn sterke vermoeden is dat de milieuactivisten in het Westen zich niet meer verbazen over het feit dat de Bosniërs zoveel roken. Die verbazing maakte deel uit van de vooroordelen jegens Oost-Europa. Inmiddels behoren de Tsjechen, Polen en anderen zelf tot het Westen. Wat misschien niet zo slecht is, als je bedenkt dat de mens zich altijd in zijn eigen eenzaamheid kan terugtrekken. Wat dat betreft maakt het niet uit aan welke kant van de grens we wonen.
vertaling: margreet de boer
|
|