atie is onomkeerbaar. Geen enkele Amerikaanse regering, zelfs niet een met geheel andere prioriteiten en methoden, kan het wereldwijde verlies aan vertrouwen in een relatief goedaardige rol van Amerika als handhaver van de orde in de wereld goedmaken. Het is mogelijk dat de betrekkingen tussen de leden van de Alliantie verbeteren, maar dat kan het bondgenootschap zoals dat in de tweede helft van de twintigste eeuw bestond niet terugbrengen. De aansporingen die in kringen van Europese politici en commentatoren te horen zijn om de Alliantie te herstellen, bruggen te bouwen of de samenwerking te hervatten teneinde haar zo bijeen te houden, staan buiten de werkelijkheid.
De Atlantische Alliantie is eenzijdig opgeheven door George W. Bush. Een bondgenootschap veronderstelt een gemeenschappelijke doelstelling en ten minste een minimale consensus over de vraag hoe het doel moet worden bereikt, ook al zou men een dominante primus inter pares accepteren. Wat Washington momenteel aanbiedt als substituut voor het bondgenootschap is een vazalstatus. De huidige regering heeft er geen geheim van gemaakt dat zij multilaterale raadpleging als een hindernis beschouwt die ze koste wat kost wil vermijden. Besluiten worden vanuit Washington afgekondigd en contacten met andere hoofdsteden zijn bedoeld voor opdrachten en niet om ze te raadplegen.
Ondanks de speciale betrekkingen die Groot-Brittannië met de Verenigde Staten zou onderhouden, wordt Tony Blair net zo goed als een gehoorzame vazal behandeld, in plaats van als een geallieerde die een aandeel heeft in de belangrijke beslissingen.
Minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell mag Europese hoofdsteden of het navo-hoofdkwartier bezoeken om de Europese ontevredenheid te sussen, maar hij heeft geen enkel alternatief te bieden voor die vazalstatus, en zeker niet de mogelijkheden om in Washington steun te verwerven door het scheppen van een alternatief.
Daarom is het ook absurd te denken dat Europese landen opties hebben en voor of tegen de Verenigde Staten zouden kunnen kiezen. Het zou me verbazen als bleek dat de meeste lidstaten van de Europese Unie bereid zijn een systematische, onbetwiste onderwerping aan de Verenigde Staten te accepteren, vooral onder de tegenwoordige omstandigheden waarin elk tegenwicht tegen militair avonturisme ontbreekt. Maar afgezien daarvan, de Verenigde Staten zijn eenvoudig niet toegerust om een quasi-imperium te beheren dat een imperialistische orde afdwingt, en aanvaarding van het beleid van de huidige regering zou simpelweg betekenen dat de ver-