Ti-taa, ta-too, to-tóó... aan meer dan twee toetsen tegelijk hoeft hij zich vooreerst niet te wagen en vooral de hoge zullen hem nog heel wat werk geven, sleutelend langs de stalen pinnen; maar goed dat hij niet meteen op een vleugel gezet werd, dat zou hij nu beslist niet kunnen verdragen. Aardig ook dat meisje met haar Indische ogen, ze komt nu met een zwartgelakt theeblad binnen en zet dat op een klein tafeltje om hem in te schenken; ze blijft even naast hem staan zodat hij zijn rechterhand verstopt houdt, daarna danst ze de kamer weer uit. Een plaatje, dat kind; zonder het te merken heeft hij al een of twee loopjes geprobeerd, een eerste akkoord zelfs met vijf vingers wijd als een waaier, maar nog altijd ligt zijn rechterhand op zijn knieën - als je het een hand noemen wilt, alleen goed om de stemhamer te omklemmen.
Dan komt de moeder thuis, een lichte stem in de gang vol herinnerde klanken, de t plat als een dubbeltje, de e schuin achterover en de l hoog aan de waslijn; hij staat op, noemt met een kleine buiging zijn naam en vouwt zich weer achter de piano. Hopeloos toch, die lengte van hem, al op zijn tiende stak hij boven zijn baboe uit... ook zijn rechterhand komt onverhoeds tevoorschijn, in enen de wijdste greep met zes toetsen tussen niets dan een duim en een pink - vreselijk, net een nijptang, hij trekt hem snel weer terug. Bij de hoogste tonen zal hij trouwens wel moeten, nu met de linkerhand om de sleutel geklemd: ti-tii, ti-tuu, als een schaar kruist hij beide vingers tot driemaal toe en krijgt waarachtig een loopje bij elkaar. Vluchtig kijkt hij opzij naar de gestalte half achter het kamerscherm, ze zal toch niet zien - maar zij tuurt stil naar haar eigen vingers die spelen met een sleutelring waaraan een kanten zakdoekje is geknoopt. Ach ja, ook dat beeld was hij bijna vergeten en vanzelf, als was het een wederdienst, zet hij met zeven vingers een herinnerd liedje in: ‘Goedemorgen, kleine blattik...’ als belletjes over de hoogste toetsen.
Meteen komt het meisje tevoorschijn, ze leunt tegen de stoel van haar moeder om te zien wat hij doet en rap gaat hij over op de linkerhand; van de hoge terug naar de laagste registers met in het midden een deuntje, een loopje, een dans... De oude piano geeft hem de druppende, rekkende en springende klanken terug waar hij ooit mee begon en die nu door zijn hele lichaam tintelen, zijn rugwervels, zijn nek, links en rechts breiden ze zich uit naar al zijn vingers waarvan hij er ooit, volgens de kritieken, wel dubbel zoveel leek te hebben. Het meisje is heel dichtbij komen staan, hij ziet haar lichtbruine hand bij de hoogste toetsen die ze tinkelend aanslaat op de maat van het wijsje dat nu in hem opkomt - tot de stemhamer met een klap van zijn knie op de grond valt omdat zijn rechterhand het