| |
| |
| |
Neeltje van Beveren
Kasparov
I
De meeste mensen zouden liegen, wanneer ze zeiden ooit schipbreuk te hebben geleden en toen met Gary Kasparov op een onbewoond eiland te zijn beland. Dat geldt niet voor mij. Ik heb, met andere woorden, schipbreuk geleden en ben toen met Gary Kasparov op een onbewoond eiland beland. Het precieze verhaal over hoe het misging met de Mombasa Queen, die ons van Dover naar de Keniaanse havenstad had moeten brengen, zal ik u besparen. Om kort te gaan was er een knal, toen een gat, en toen een heleboel water. Mensen schreeuwden en graaiden om zich heen, in de hoop zich aan een van de weinige dingen die nog dreven vast te kunnen klampen. Ik zwijnde met mijn koffer, Gary had mazzel met zijn olievat. Duizenden andere passagiers waren minder fortuinlijk en verdronken. Dat was het in een notendop.
Wat het geheel nog onwerkelijker maakte, is dat het eiland waarop ik en de Rus na een halve dag drijven aanspoelden tot in de perfectie overeenkwam met de platonische idee van een bountyeiland. Ik schatte het zo groot als twintig ruime voetbalvelden, en het was dichtbegroeid met de meest exotische planten en bloemen. Ook het watervalletje ontbrak niet, waaronder een poel die plaats bood aan paradijselijk zwemmen; noch de uitgestrekte gouden stranden die een helderblauwe oceaan in liepen. Ja, zo vreselijk standaard was het eiland waarop ik en Kasparov waren aangespoeld, dat ik even vreesde in het tenenkrommende scenario van een b-film te zijn beland. Ik kon niets anders doen dan er behoedzaam mijn rol in vertolken, en vurig hopen dat het er niet een in het homo-erotische genre betrof.
Ik moet bekennen dat ik de schaker niet meteen herkende toen ik op mijn koffer de kustlijn van het eiland naderde. Op het strand zag ik een man als een bezetene proberen met twee stokjes een vuurtje te stoken. De stakker, dacht ik nog, hij heeft vast te veel films gezien. (Later zou ik van Kasparov vernemen dat hij helemaal niet
| |
| |
van films hóúdt, en dat hij het trucje met de stokjes had geleerd van zijn oom uit de Kaukasus: maar daarover later meer.) Vagelijk kwam de man op het strand me wel bekend voor. Dat bleke gelaat, die beginnende baard, het gevoel dat je niet naar een mens kijkt maar naar een machine: maar ik vertrouw mezelf niet als het op gezichten aankomt. In het verleden heb ik zakenlui voor hun maîtressen aangezien en kampioenen voor hun uitdagers. Daarom besloot ik dat ook dit vage gevoel van herkenning wel op een dwaling moest berusten.
‘Hello,’ zei ik toen ik mijn koffer het strand op had gesleept en in de richting van de vreemdeling liep, ‘is it working?’ ‘No,’ antwoordde deze kortaf. Ik had er geen behoefte aan om al meteen met de onbekende in de clinch te komen te liggen, maar kon het niet laten deze op diens naïviteit te wijzen. ‘That only works in the movies, man, you may have seen too many of them.’ Duidelijk verontwaardigd richtte de vreemdeling nu zijn hoofd op. ‘I do not even like movies,’ sprak hij streng en met een zwaar Slavisch accent, ‘I was taught the trick with the sticks by my uncle from the Caucasus.’ Dat hij zojuist een uitspraak had gedaan die met een beat eronder een hele zaal zou kunnen platleggen leek de vreemdeling te ontgaan. Om de zaken niet nog ingewikkelder te maken dan ze al waren besloot ik hem eerst maar gewoon een hand te geven. ‘My name is Alwin. I am from the Netherlands.’ Nog steeds zonder me aan te kijken schoof de onbekende zijn hand in de mijne. ‘Gary. Russia.’
U kent wellicht die filmpjes wel, waarin een kogel aan het rollen wordt gebracht die een bakje water omstoot, de inhoud waarvan vervolgens via een buis een emmer in loopt, die langzaam begint te kantelen en zo een plankje omverwerpt dat op zijn beurt enzovoorts enzovoorts, totdat na een lange aaneenschakeling van scheikundige en natuurkundige processen uiteindelijk de hens wordt gezet in de met kruit geschreven letters ‘The End’ of iets dergelijks: zo werkt volgens mij het menselijk geheugen ook. In dit geval was de naam Gary de kogel die het hele proces in werking zette, om via het uiterlijk van de man en zijn accent, maar vooral via het banale feit dat uit zijn borstzak een miniatuurschaakbordje stak, te leiden tot de knetterende conclusie dat de man die samen met mij de ramp had overleefd niemand minder was dan Gary Kasparov.
| |
II
Achteraf denk ik dat ik nog het best had kunnen doen alsof ik hem nog steeds niet herkende. Wellicht dat we dan tijdens ons verblijf op
| |
| |
het eiland op gelijke voet waren blijven staan, en het niet zo was dat er eentje koning werd en de ander clown. Maar ik wilde per se bevestigd horen wat ik eigenlijk al zeker wist, en wel uit de mond van de man zelf op wie deze kennis betrekking had. Dus ik zei, een beetje beschaamd, en half fluisterend: ‘Gary...’ Ik hoopte natuurlijk dat de schaker me zou invullen, zoiets zou hebben van jongen, je hebt me, ik ben het, Kasparov. Maar nee. Langzaam, heel langzaam draaide het gezicht van de Rus zich in mijn richting. En toen hij me uiteindelijk recht in de ogen keek, en ik verwachtte dat hij enigszins gegeneerd ging bekennen dat hij het inderdáád was, verscheen er plotseling een fonkeling in zijn ogen, en zei hij smalend: ‘Names are not important. What matters is how you play. Are you ready for a game?’
Dat het ooit zou gaan jeuken in zijn hoofd, of waar het ook is dat het bij een genie begint te kietelen, leek me vanzelfsprekend. Dat hij me ooit zou vragen of ik zin had in een potje was niet meer dan logisch. Maar het verbaasde mij dat iemands hoofd, al was het dat van de beste speler ter wereld, zo vlug na een ramp als die ons was overkomen al kon staan naar een spelletje schaak. Gelukkig wist ik het voorstel van de Rus vrij gemakkelijk af te slaan, door een hoofdpijn te veinzen. Kasparov knikte gelaten, alsof hij wilde zeggen: ‘Alle pijn gaat voorbij. Mijn tijd komt nog wel.’ Toen is hij opgestaan en weggelopen. De dagen erna heb ik hem nauwelijks gezien. Ik nam aan dat hij elders op het eiland, net als ik, een onderkomen voor zichzelf aan het bouwen was. Zolang mijn tuin op het zuiden lag vond ik alles best. (Russen schijnen daar niet zoveel om te geven.)
Nog steeds verbaas ik me erover hoeveel sneller het proces van morele en hygiënische afglijding zich vervolgens bij de Rus voltrok dan in mijn eigen geval. Ik geloof dat de schaker zich in de tweehonderdachtendertig dagen die we uiteindelijk op het eiland hebben doorgebracht niet één keer heeft geschoren. Helemaal glad krijg je het zonder mes of apparaat natuurlijk nooit, maar ik gebruikte af en toe tenminste nog een scherpe steen of schelp om de begroeiing op mijn kin enigszins aan banden te leggen. Kasparov peinsde er niet over. Algauw liep hij rond met een woeste baard, waardoor hij meer van een struikrover weg had dan van een wereldkampioen. Een soort losgeslagen Marx leek hij wel, die zich onder de bruggen van Sint-Petersburg te schande maakte.
Deze afglijding had ook een duidelijk effect op de doortastendheid van de schaaktoenaderingen die Kasparov deed. Al snel stond ie 's ochtends vroeg voor m'n hut uitdagend te zwaaien met dat stomme miniatuurbordje in z'n hand, te dreigen dat ie gehakt van
| |
| |
me zou maken. (‘Mincemeat’ klinkt heel akelig, wanneer het wordt uitgesproken door een Rus, en zo vroeg in de morgen.) Bovendien werden mijn excuses om maar niet te hoeven spelen in het Russische kamp steeds meer met bittere hoon ontvangen. Ik wás helemaal niet ziek of zwakjes, en ik hád het helemaal niet te warm. Ik was gewoon een schijtluis die niet schaken kon. Dat laat een Nederlander, leeuwen zijn het, zich natuurlijk geen twee keer zeggen. Ik moest aan de bak.
| |
III
‘Check.’ Ik zuchtte. De laatste schamele kansen die mij nog restten had ik twee zetten geleden vergooid door mijn paard naar e6 te verplaatsen. Daarmee had ik mijn eigen aanval besneden, mijn eigen verdediging gecastreerd. Drie zetten later was het mat en mocht Kasparov zijn zevenendertigste streepje in het zand bijschrijven, tegen een maagdelijke vlakte aan mijn kant. De wereldkampioen had me gedold. Alweer. Intussen genoot de Rus op een uitgelaten, bijna ziekelijk triomfantelijke manier van ieder van zijn overwinningen. Hij begon als een wilde te schuimbekken zo gauw hij, meestal na een zet of twintig, mijn ondergang voelde naderen; en zijn ogen knalden bijna uit hun kassen van blijdschap wanneer hij me ook daadwerkelijk mat had gezet. Hoewel ik van mening ben dat men niet aan een wedstrijd moet beginnen wanneer men zijn tegenstander de overwinning niet gunt, vond ik dat de theatrale vertoningen van de Rus de grens van het toelaatbare ver overschreden. Zeker toen hij deze na verloop van tijd ook nog eens ten koste van mij, zijn enige toeschouwer, begon op te voeren.
Maar daar bleef het niet bij.
Toen Kasparov zevenenveertig potjes op rij had gewonnen, siste hij na een opnieuw schromelijk overdreven vreugderitueel: ‘If you don't win one match before I have won fifty, I will start to harass you!’ De Rus, zo werd nu duidelijk, was niet zomaar een beetje afgegleden, maar had een totale decompensatie ondergaan. Van de hele persoon Gary Kasparov was niet meer over dan een wilde zonder normen, een woesteling die tot de meest barbaarse dingen in staat was. Mij restten nog drie kansen om te verhinderen dat ik, naar alle waarschijnlijkheid aan den lijve, zou ondervinden wáártoe precies.
Het was duidelijk dat ik de strijd op het bord met geen mogelijkheid kon winnen. Want hoezeer Kasparov ook in het morele verderf was gestort, zijn analytische vermogens waren nog altijd intact. Wilde ik een Russische aanval afslaan, dan moest ik op zoek naar
| |
| |
een methode die het bord ontsteeg. Mentale manipulatie leek mij de enige effectieve. En wel de radicale variant: ik moest mijn tegenstander geestelijk zien te slopen. Ik moest hem met zijn gedachten bij het bord vandaan lokken en ze richten op een wond, op een trauma in hemzelf - op iets dat hem van een kille, onverslaanbare opponent terstond zou veranderen in een geestelijk wrak. En met die herformulering van het probleem schoot me tegelijkertijd de oplossing ervan te binnen. Ik zag, ik voelde - ik rook Kasparovs zwakke plek. Het was de liefde. En wel die voor één man.
‘I wonder how he is,’ begon ik voorzichtig mijn offensief. Kasparov keek niet op of om. Zijn gedachten waren op het bord, waar zich na acht zetten alweer een situatie had ontwikkeld die overduidelijk in zijn voordeel was. Ik wachtte even. Als je met therapie iets wilt bereiken moet je vooral niet forceren. Toen vervolgde ik, nog steeds tamelijk zijdelings: ‘I mean, anything can happen.’ Nog altijd niet de minste aanstalten bij de Rus om zich iets van mijn mijmeringen aan te trekken. Hij dacht waarschijnlijk dat ik het over een verre oom had, of een oude vriend: hoe dan ook niet over iemand over wiens gesteldheid hij zich ten koste van zijn schaakspel druk hoefde te maken.
Na weer een tactische stilte vervolgde ik: ‘Don't you miss him?’ Tot op dat moment waren mijn opmerkingen vrijblijvend geweest, retorisch, facultatief. Maar deze vraag was dwingend en recht op de man. En Kasparov voelde het. Nerveus begon hij heen en weer te wiegen. Toen, alsof hij wijselijk had besloten dat het beter was een obstakel uit de weg te ruimen dan het te negeren, vroeg hij: ‘Miss who?’ Zakelijk, koud. Niet precies de houding die je van een cliënt wilt zien. Maar er zat schot in de zaak. Ik had zijn aandacht. ‘Well, you know...’ vervolgde ik kalm. Een diepe frons kwam nu op het gezicht van mijn tegenstander te staan. Duidelijk geagiteerd siste hij: ‘No, I do not know. I am in the process of making a move. It is not allowed in chess to frustrate that process in any way.’ Pas toen realiseerde ik me dat Kasparov, geheel tegen zijn gewoonte in, al meer dan tien minuten had nagedacht en nog steeds geen zet had gedaan. Er was iets met hem aan de hand. De machine haperde. Zou hij weten, zou hij voelen over wie ik het had? Ik besloot het zekere voor het onzekere te nemen. Quasi onschuldig besloot ik: ‘I'm sorry. It's just that I hope nothing's wrong with Anatoli. But I'll be silent now.’
| |
| |
| |
IV
Karpov en Kasparov. Als je de uren optelde die die twee samen aan een tafeltje hebben doorgebracht, dan kwam je tot een aantal waar fameuze tweetallen als Sartre en Camus, Marx en Engels en Barend en Van Dorp stuk voor stuk een puntje aan konden zuigen. En dat terwijl Karpov en Kasparov juist géén duo vormden: ze zaten altijd tegenover elkaar. Karpov representeerde de oude garde, van achter het gordijn. Hij kwam zijn ding doen om er snel weer achter te verdwijnen. Kasparov daarentegen was de vernieuwer, de jongeling - nota bene tweeëntwintig pas toen hij het waagde de grote meester uit te dagen. En hoewel beiden tijdens de legendarische tweekamp die volgde een heel team van secondanten achter zich hadden staan, een universiteit aan schaakprofessoren als het ware, met ieder hun eigen specialiteit - opening, middenspel, eindspel - toch konden ook deze wijze mannen vanachter de schermen alleen maar met open mond toekijken hoe Karpov en Kasparov elkaar belaagden op een niveau dat het hunne ver ontsteeg. Deze twee speelden schaak van een andere wereld.
Wie de uitspattingen van dichters niet met een korreltje neemt raakt over het algemeen danig in de problemen. Zeker wanneer het die van een grootheidswaanzinnige betreft als William Blake. En toch geloof ik dat deze fantast iets wezenlijks op het spoor was, toen hij schreef: ‘Opposition is true friendship.’ Want wat kun je anders met de persoon die als enige in staat is jou op de eenzame hoogten van de top recht in de ogen te kijken, dan godsgruwelijk veel van hem houden? Hoe kun je degene met wie je als enige in staat bent om mentale trapezeacts uit te voeren zo spectaculair dat men aan de kant alleen maar kan klappen en huiveren, anders beschouwen dan als je meest dierbare en intieme vriend? Het begon bij me te dagen dat het juist deze vriendschap was die ik moest ontrafelen, die ik uit moest diepen, die ik naar de oppervlakte moest zien te sleuren om de man tegenover mij te ontregelen.
Anatoli - bewust had ik alleen z'n voornaam genoemd, om de intimiteit te benadrukken. Kasparov zinde die klefheid voor geen meter. Koel: ‘Do you mean Karpov?’ ‘Yes, Anatoli. He must be like a brother to you.’ Al keek je er de hele Russische filmgeschiedenis op na, nergens zou je een gelaat aantreffen dat zo'n verrukkelijke mix was van nonchalance en hartstocht als dat van Kasparov. ‘A brother!’ riep hij verontwaardigd, ‘you must be completely ignorant of the history of chess to make a remark so thoroughly stupid! Never in my life have I resented, have I hated, have I cursed a person more than I have Anatoli Yevgenevich Karpov!’ Nu weet iedere huis-,
| |
| |
tuin- en keukenpsycholoog dat de ware affecties zich ophouden ver onder de oppervlakte die men met het denken kan bestrijken. Gedachten zijn niet alleen ongeschíkt om de zielenroerselen die er werkelijk toe doen aan het licht te brengen, ze dienen over het algemeen zelfs om die te verduisteren en te ontkennen. Wil men de affecties toch boven water krijgen, dan is het zaak het denken niet op het eigen vlak te bestrijden, maar het simpelweg uit te schakelen.
Dat men in deze poging op hevige weerstand kan stuiten heeft Sigmund Freud aan den lijve ondervonden. Juist op de momenten dat hij bij de oorzaak van een symptoom leek te zijn aangeland werd hij, als verbaal verweer niet meer mocht baten, vaak letterlijk door zijn cliënten naar de keel gevlogen. Zijn dapperheid bestond erin dat hij deze aanvallen niet schuwde maar ze interpreteerde als een teken dat hij op de goede weg was. Het was nu aan mij eenzelfde moed aan den dag te leggen als de Weense arts, want dat ik op de goede weg was, was overduidelijk. De euforie waarmee Kasparov zojuist nog zijn overwinningen had gevierd was omgeslagen in een nietsontziende razernij, die koste wat kost moest voorkomen dat er pijnlijke waarheden over zijn emotionele leven aan het licht zouden komen. En als ik zo eens naar hem keek leek het me niet onwaarschijnlijk dat hij bereid was daartoe een moord te begaan. Mijn gebrekkige kennis van de methoden van de kgb op dat gebied was afdoende om mij te doen besluiten alles in het werk te stellen de Rus het treffen van een dergelijke radicale maatregel onmogelijk te maken, en wel door nog vóór het zover kon komen de definitieve ineenstorting van zijn psychische gestel te bewerkstelligen.
|
|