‘I rather like criminals and find them extremely interesting,’ schreef Patricia in Plotting and Writing Suspense Fiction, dat boek vol nuttige wenken voor álle, niet alleen krimischrijvers. Ze vindt ze ‘dramatisch interessant’ omdat ze in het plegen van hun daad actief zijn, en autonoom, en voor niemand wijken. Terwijl Highsmith zelf, naar eigen zeggen, beefde voor elke douanebeambte, ook al had ze geen contrabande te verbergen. Zij vermoedde dat ze wel iets zeer misdadigs in zichzelf moest bevechten, dat ze zo door misdaad gefascineerd was, en misschien was het waar - in elk geval bood ze haar lezers een directe lijn naar het monster in ons.
Maar ik spreek hier niet alléén als lezer. Ik heb Patricia Highsmith wel degelijk eenmaal ontmoet, toen ik haar samen met krimischrijver René Appel mocht interviewen voor de NRC. Het was juli 1985, ze was in Amsterdam voor de promotie van een vertaling. De afspraak was om tien uur 's ochtends in het Pulitzer Hotel, waar zij logeerde. Tot haar teleurstelling was de bar nog niet open. Erik, mijn echtgenoot, en fotograaf, haalde snel een sixpack pilsjes voor haar bij de dichtstbijzijnde supermarkt, waarop ze behulpzaam, beleefd, onze vragen beantwoordde: Nee, zelf had ze nooit iemand willen vermoorden. Ja, ze had zoiets weleens gedroomd - tweemaal zelfs - met vreselijke straffen in het vooruitzicht, ‘echte horror’. Was ze in gerechtigheid geïnteresseerd? Matig; wel in moraliteit, zolang het geen moralisme werd. Ze zou het nooit goedpraten als iemand een moord pleegde, maar soms was het nu eenmaal de enige oplossing...
Interessant allemaal, maar toen het bier op was, ons taperecordertje uitgezet, de bar open, en ze eindelijk aan haar eerste whisky zat, kwam ze pas werkelijk los. Over schilderkunst. Over muziek. Over Ripleys bedrieglijk beschaafde buitenkant. En over de dood. Ze vertelde dat ze voor realistische beschrijvingen van moordscènes forensische foto's bestudeerd had, en foto's van verkeersslachtoffers: ‘Niet te geloven hoe die er soms bij liggen.’ Tot onze verbazing had ze (in 1985) nog nooit een echte dode gezien; op de begrafenissen die ze bezocht had, was de kist altijd al dicht geweest.
En hier staan we dan aan de kist van een echte dode. Laten we ons gelukkig prijzen dat hij dicht is! Wie weet wat voor verrassing Patricia nog voor ons in petto zou hebben! ‘Ik heb wel overwogen een suspenseboek te schrijven vanuit het gezichtspunt van het lijk,’ schreef ze in Suspense Fiction. ‘This is the corpse speaking...’
Jammer dat er geen nieuwe Ripley meer komt om van te ijzen op reis. Jammer dat het bij die ene ontmoeting moest blijven. Die onverzettelijkheid, en toch die kwetsbaarheid; die zachte stem, dat ge-