wanneer een ruimteschip de veilige baan om de aarde verlaat en een nieuwe ruimte ingeschoten wordt. Vanaf dat moment van inwijding of vuurdoop zou ik voorgoed anders tegenover mijn lief staan, nu de moeder van mijn kind. Er was een persoon bij voor wie ik iets onverwisselbaars was, zijn vader. En ook mijn eigen lichaam zou ik nooit meer kunnen bekijken als voor die nacht. Het was op slag een onverbiddellijke waarheid: ik kon niet kiezen of ik wel of niet wilde denken aan geweld, ziekte, ouderdom en dood. Er was geen ontkomen aan. En het pathos van dit moment bestond eruit dat ik dat ook niet meer wilde. Dat was er verdwenen! De sympathie voor een boeddhistische houding tegenover het onvermijdelijke lijden dat bij het leven hoort. Het verlangen naar het standpunt van de monnik, die zich terugtrekt, buiten schot blijft, in ruil voor een waardevolle vrijheid, een hoger inzicht.
Door de nacht waarin mijn lief vocht voor de komst van onze zoon wilde ik geen afstand meer bewaren. Ik was er nu van overtuigd dat je er dwars doorheen moest willen gaan, door het getob en gemartel, het gezeik en de smerigheid van de menselijke natuur. Vechtend tegen alles wat dood, ziek, gemeen en depressief was, natuurlijk, maar ook vechtend voor iets, namelijk dat wat er mooi, teder, wonderlijk en zeldzaam is in de mensenwereld. Zonder vuile handen en pijn in het hart kon je alleen steriele misverstanden over het leven koesteren, concludeerde ik.
Het was geen hysterisch christelijk en masochistisch verlangen om me over te geven aan de schoonheid en diepere zin die het lijden aan het leven gaf. Ik stelde domweg vast dat de heerschappij van de pijn onze waarden bepaalt, en daarmee ons idee van wat waardevol en diep of hoog is: namelijk het omgekeerde en tegenovergestelde van alles wat pijn en verdriet geeft. Hoe langer ik erover nadacht, hoe duidelijker het werd: boeddhisme kwam erop neer al tijdens het leven in een bepaalde zin te overlijden. Alleen voorzover we in staat waren er niet te zijn, waren we ontvankelijk voor de verlossing, nirvana. Wat was dan het summum van verlossing? Een dode.
Mij leek het, daar op straat, tijdens mijn eerste uren als vader, een waarheid als een koe, dat alles in het leven zijn betekenis en waarde krijgt door de zekerheid dat iedereen doodgaat. Zonder dood zou het allemaal geen bal meer uitmaken, nee. Maar dat we doodgingen was de beste reden er iets van te maken. Geen reden om het wegvallen van alle lichamelijkheid oftewel verlangen, pijn, denkbeelden, emoties, waarneming en relaties als iets goddelijks te aanbidden! Wat een akelig metafysisch paardenmiddel! Het was precies omgekeerd! Je moest niet nee, maar ja zeggen tegen de menselijke natuur,