zouden rusten in vaderlandse grond noemde u in Loenen een geschenk waarop zij bij hun ‘wegglijden uit het leven’ niet hadden durven hopen.
Ik heb dat verschrikkelijke oord in de Elzas vorig jaar bezocht. Met een groep van uw medegevangenen. U bent vanaf 1946 vaak terug geweest, maar anders dan sommige anderen noodde u uw vrouw en zoon nooit mee. Kon u de herinnering aan de angst, vervuiling en vernedering van toen niet delen met uw dierbaren? Ik heb de steengroeve gezien en van de dochter van een medegevangene gehoord hoe u de zware lading stenen overnam van haar vader die daaronder leek te bezwijken en anders zeker zou zijn gestorven of gedood. U gaf mij een verklaring, gedateerd 1947, die ik pas na uw dood mocht gebruiken, waarin een andere medegevangene beschrijft hoe u als straf ontilbare rotsblokken moest dragen en elke avond terugkwam: ‘vuil, met kapotte handen, hongerig en dorstig, doch rechtop lopend - een les voor een ieder’. Daarna ging u dan nog alle barakken af om uw jongere landgenoten moed in te spreken. Ik vond een brief waarin een vriend u dankt voor wat u in het kamp voor uw medegevangenen heeft gedaan; hij beschrijft u als ‘de onvervaarde Nederlandse officier die “recht overeind” bleef, welke vernederingen en kwellingen hem ook ten deel vielen’.
Dat komt allemaal overeen met uw persoon zoals die mij uit de archieven en de geschiedschrijving voor ogen stond. ‘Verzetsheld overleden’, schreven de kranten twee jaar geleden. Even helder was het motief van waaruit u in verzet ging: God, Vaderland en Oranje. De sfeer in de overvolle kerk bij de begrafenisplechtigheid werd getekend door twee grote, sombergroene kransen met wit satijnen linten waarop in goud de gekroonde initialen j&b en b&c. ‘De tirannie verdrijven die mij het hert doorwondt,’ zongen we. Op krantenfoto's zie ik u met koninklijke personen. Vooral met de prins moet u veel tijd hebben doorgebracht. Stoeiend, lachend, handen schuddend - een echte mannenvriendschap, of misschien moet ik schrijven: een echte-mannenvriendschap.
Hoe vreemd dat milieu mij ook is, het leek me wel duidelijk. Maar hoe meer laatjes ik uitruim, hoe meer vergeelde stukken ik van hun roestige paperclips bevrijd, hoe meer knipsels en oude brieven ik overpak in onze voor de eeuwigheid bedoelde zuurvrije archiefomslagen (wat kost u me een tijd!), hoe meer u mij een raadsel wordt. U, de erkende verzetsreus, de enige Nederlander die is ondervraagd door Heydrich en Himmler zelve - was u wel zo onaangetast als het leek? Kán iemand onaangetast blijven na confrontatie met pure onmenselijkheid?