De Gids. Jaargang 166
(2003)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |||||
Caroline van Dullemen en Henk Gossink
| |||||
[pagina 49]
| |||||
Het is niet ondenkbaar dat in bepaalde mate sprake is geweest van hypegedrag. Politiek is steeds meer aan een zekere ‘mode’ onderhevig, dat wordt al langer onderkend. Beschouwingen over de huidige toeschouwers- of spektakeldemocratie nemen een dergelijke massapsychologische onderstroom mee in hun analyse. Ook schrijven politicologen over de onontkoombaarheid van het Amerikaanse model, een mediademocratie, een democratie met vluchtiger, consumentgerichte, individualistischer vormen van representatie en de opkomst van bewegingen rond personen of issues.Ga naar eindnoot1. In zekere zin is J.K. Galbraiths The Culture of Contentment (1992) in de Nederlandse context eveneens uiterst actueel. Daarin stelt de Amerikaanse econoom dat het vooral het eigenbelang en het kortetermijndenken van de zittende politieke klasse is die de hedendaagse politiek-economische cultuur heeft vormgegeven en waardoor een steeds groter deel van het electoraat afhaakt. De socioloog Manuel Castells spreekt over een mediapolitiek waardoor de politiek tot ín de media wordt verplaatst. In de ene talkshow stelt een politicus iets waarmee zijn collega in een volgend interview wordt geconfronteerd. Politici bedienen zich van de media en vice versa. Deze intense wederzijdse afhankelijkheid is een wezenlijk kenmerk geworden van de huidige westerse democratieën. Tegelijkertijd hadden de kiezers beslist kritiek op het Paarse beleid, hoewel het lange tijd leek of men erg tevreden was.Ga naar eindnoot2. Maar Paars had onvoldoende kans gezien de wachtlijsten in de zorg, de aftakeling van het onderwijs en de onveiligheid op straat aan te pakken: juist die zaken die de burgers als belangrijkste politieke taak zien. Ons gaat het in deze analyse echter niet om conjuncturele verklaringen die te maken hebben met tijdelijk leiderschap of het beleid in de afgelopen kabinetsperiode. Wij willen nagaan welke structurele ontwikkelingen er door journalisten en wetenschappers zijn genoemd waarmee dieper liggende oorzaken achter de ‘aardverschuiving’ kunnen worden verklaard. Dieper liggend dan de constatering dat sinds de Tweede Wereldoorlog geen enkel kabinet van eenzelfde signatuur de tweede rit heeft uitgezeten. En dieper liggend dan het idee dat de lpf een stelletje onervaren tuig van de richel was dat geen enkele overlevingskans had binnen het huidige bestel. | |||||
Leefbaar‘Pim Fortuyn heeft beet’ kopte Trouw op woensdag 9 januari 2002 boven een paginagroot artikel over de groep potentiële kiezers die | |||||
[pagina 50]
| |||||
op Fortuyn zouden willen stemmen. Eind november van het jaar ervoor was Fortuyn gekozen tot lijsttrekker van Leefbaar Nederland (ln), een landelijke politieke partij die in navolging van een groot aantal lokale ‘Leefbaar’-partijen twee maanden eerder officieel van start was gegaan. Het onderzoek dat Trouw had laten uitvoeren, peilde onder meer de belangstelling voor de gemeentelijke politiek tegenover de interesse voor de landelijke politiek. Het lokale beleid interesseerde de aanhang van ln sterker dan die van enige andere partij. Daarentegen had de aanhang van Pim Fortuyn daarvoor in het geheel geen belangstelling. Volgens Trouw stond zijn lijsttrekkerschap op gespannen voet met wat ooit het motief was om ln op te richten, namelijk de afstand tussen de lokale kwesties en die verre Haagse politiek. De aanhang van ln, zo bleek uit het onderzoek, was wars van overheid en hiërarchie en legde een fascinatie aan de dag voor spanning en actie. Fortuyn zou vooral steun vinden bij burgerlijke groepen die nog vertrouwen hebben in de overheid, gemeenschapszin belangrijk vinden, en vrezen dat een doorgeschoten individualisering de maatschappelijke orde bedreigt. Het dagblad wierp de vraag op of ln Fortuyn nu had gebruikt om een brug te slaan naar de burgerij, of dat Fortuyn een slecht passend vehikel had gekozen voor zijn politieke ambities. ‘Getalsmatig trekt Fortuyn in ieder geval aan het langste eind; zijn persoon doet het beter dan zijn partij en zijn aanhang zit in groepen die bij de verkiezingen van cruciaal belang zijn.’
De Leefbaar-partijen hadden sterk aan populariteit gewonnen sinds Leefbaar Hilversum in 1994 met stip werd genoteerd. Op 6 maart 2002 deden ruim twee keer zoveel Leefbaar-partijen aan de gemeenteraadsverkiezingen mee als in 1998, met kandidaten in 64 gemeenten. De lokale ‘Leefbaren’ opereren weliswaar onafhankelijk van Leefbaar Nederland,Ga naar eindnoot3. maar er zijn duidelijke overeenkomsten: ze zijn ontevreden met het lokale beleid, zeggen graag duidelijk waar het op staat en doen relatief weinig aan milieu. Bij de raadsverkiezingen van 6 maart wonnen de lokale partijen fors.Ga naar eindnoot4. Ze waren goed voor ruim een kwart van de stemmen (573 zetels). De helft daarvan ging naar een Leefbaar-partij. De nieuwe partij Leefbaar Rotterdam haalde onder leiding van Pim Fortuyn maar liefst 17 zetels, waarmee ze in een klap de grootste van de stad werd. Het Nederlandse politieke landschap was definitief veranderd. Het vervolg van het verhaal is genoegzaam bekend. In de Volks- | |||||
[pagina 51]
| |||||
krant van zaterdag 9 februari 2002Ga naar eindnoot5. gaf Pim Fortuyn, toen nog lijsttrekker van ln, in een uitgebreid interview aan dat er als het aan hem zou liggen geen asielzoeker Nederland meer binnen zou komen. ‘Ik vind 16 miljoen Nederlanders wel genoeg. Het is een vol land.’ Fortuyn pleitte in hetzelfde interview ook voor het afschaffen van artikel 1 van de Grondwet, dat discriminatie verbiedt. De reacties in politiek Nederland waren ongemeen fel. vvd-lijsttrekker Dijkstal sprak van de ‘ontmaskering’ van Fortuyn. Paul Rosenmöller noemde deze uitspraken van Fortuyn niet ‘gewoon rechts, maar extreem-rechts’. Ook diverse migrantenorganisaties reageerden geschokt. Een dag later zegde het bestuur van ln hem de wacht aan. Kort daarop liet Fortuyn weten met een eigen lijst aan de verkiezingen deel te nemen. De lpf werd in korte tijd een begrip. En dan de aanslag. Op de moord op Pim Fortuyn op 6 mei, een kleine tien dagen voor de verkiezingen, werd in Nederland met ontzetting gereageerd. Wie herinnert zich niet de paginabrede foto's van zijn ontzielde lichaam op het asfalt? Door de hoog oplaaiende emoties rondom zijn staatsiebegrafenis leek de gebeurtenis welhaast een nationale ramp.
Tot zover in vogelvlucht wat voorafging aan de verkiezingen die de aanleiding vormden tot de formatie van het meest rechtse naoorlogse kabinet. Sindsdien is de politiek weer hot. In de kranten, op de televisie, aan de borreltafel en in de collegebanken zijn analyses geproduceerd waarin werd gezocht naar verklaringen voor de recente ontwikkelingen. Eenduidig waren die verklaringen niet. Zelfs Wim Kok liet in zijn afscheidsinterview in nova weten er nog niet precies achter te zijn wat de kiezers heeft bewogen. Maar er is wel een aantal factoren aan te wijzen die volgens ons de aardverschuiving in gang hebben gezet. | |||||
Deel I. De factorenDe kloof en de maakbaarheid‘Fortuyn gaf politiek terug aan burger’, luidde de kop boven een NRC Handelsblad-artikel, waarmee de krant een thema aanraakte dat sindsdien haast een cliché is geworden. In de afgelopen decennia was overigens al vaak zorg uitgesproken over de toenemende afstand tussen burgers en politiek.Ga naar eindnoot6. ‘Thans dreigen syndicaten van beroepspolitici, oppermachtige partijbesturen of partijbazen zich | |||||
[pagina 52]
| |||||
meester te maken van een monopolie in de bemoeienis met regerings-aangelegenheden’. Deze uitspraak dateert zelfs van meer dan tachtig jaar geleden. Het moderne onbehagen in de politiek, schreef historicus Piet de Rooy, heeft al een lange geschiedenis en is nauw verbonden met de definitieve vestiging van politieke partijen als beslissende organisaties in de moderne politiek.Ga naar eindnoot7. Al voor het algemeen kiesrecht werd ingevoerd, in 1918, werd gewaarschuwd tegen politieke elitevorming. Nieuwe partijen, zoals de Economische Bond in 1918, de nsb in 1931 en d'66 in 1966, hadden wisselend succes en deden geen afbreuk aan de betekenis van een beperkt aantal grote, stevige partijen. Eind jaren vijftig behaalden de confessionelen, de sociaal-democraten en de liberalen samen maar liefst 95 procent van de stemmen. Maar, zo gaf De Rooy aan, daarna zouden zij langzaam maar zeker steeds minder greep houden op de kiezersmarkt; onlangs kwamen zij uit op zo'n 60 procent. Met enige vertraging is het electoraat nu volledig ontzuild en daarmee de ruimte voor nieuwkomers groter dan ooit.
Steeds meer wordt de politiek een markt op zichzelf. Steeds minder is er waardering voor de staat als draagbalk van de samenleving. De naoorlogse verzorgingsstaat - van de wieg tot het graf - was uitgegroeid tot een herverdelingsmachine. In 1975 werd meer dan de helft van het bruto binnenlands product door de overheid uitgegeven. In de jaren daarna bleek de economie te stagneren en kwam een politieke kentering op gang. Het was bezuinigen, bezuinigen wat de klok sloeg. Dat was pijnlijk voor de mensen die een uitkering hadden. Maar het was zeker ook zwaar voor het personeel van de verzorgingsstaat: al diegenen die in de publieke sector werkten, van verpleegsters tot brandweerlieden, van politieagenten tot leraren.Ga naar eindnoot8. Permanente reorganisatie en een minimale loonontwikkeling vielen hun ten deel. Juist in deze maatschappelijke lagen verloor de overheid haar aanzien. In de jaren tachtig en negentig van de afgelopen eeuw was het geloof in de maakbaarheid van de samenleving tanende. ‘De povere resultaten waren niet het gevolg van laakbare fouten, maar van een onafwendbaar lot,’ analyseerde publicist Pieter Hilhorst de ontwikkelingen.Ga naar eindnoot9. ‘Het enige dat restte, was het temperen van de politieke ambities en het terugtreden van de staat’ Sinds 2000 was er echter weer sprake van een begrotingsoverschot. ‘Juist deze nieuwe luxe,’ meende Hilhorst, ‘vergrootte de kans dat de eisen van burgers en belangengroepen werden ingewilligd. Het geloof dat het anders kan | |||||
[pagina 53]
| |||||
nam toe en dus was de teleurstelling groot dat er te weinig gebeurde. Van het extra geld dat werd uitgetrokken om bijvoorbeeld wachtlijsten weg te werken, was niets te merken. Niet het failliet, maar juist het succes van Paars is een belangrijke verklaring van de opstand van de kiezer’. De traditionele politici kregen onder uit de zak. Ze zouden te weinig ambities hebben en tandeloos optreden tegen criminelen, illegalen en slapjanussen die in de wao zitten. In dit verband wordt door diverse commentatoren De Tocqueville geciteerd, die in zijn analyse van de Franse Revolutie de wet van de politieke mobilisatie had geformuleerd: hoe beter het gaat, hoe groter de kans op publiek onbehagen en onvrede, en: hoe groter de vrijheid, des te eerder zullen onvrede en verzet tot openlijke conflicten leiden. | |||||
Nederland onder Paars dicht gepolderdDoorgeslagen consensusdrift en poldergeest, dat was volgens politiek redacteur Peter Vermaas te duiden als de oorzaak van het democratisch onbehagen.Ga naar eindnoot10. ‘De Haagse onhebbelijkheid van de laatste twintig jaar om nog voordat een eigen visie is geformuleerd al richting het later te bereiken compromis te redeneren, werd onder Paars geperfectioneerd. Tot in de details dichtgetimmerde regeringsakkoorden en voor de burger oncontroleerbare politieke gedachtewisselingen achter de gesloten deuren van Koks torentje, maakten de politiek alleen maar ondoorgrondelijker.’ NRC Handelsblad ging nog veel verder en liet op 4 mei in het magazine M een vijftal politicologen aan het woord onder de kop ‘De illusie van democratie’. Zij stelden dat ‘een onontwarbare kluwen [is] ontstaan tussen politiek en bestuur, tussen controleurs en gecontroleerden. Politieke partijen vertegenwoordigen alleen nog zichzelf en hebben hun verlies aan massa-aanhang gecompenseerd met een grotere greep op het openbaar bestuur.’ De politieke regentenklasse zou volgens de academici, die sweeping statements niet schuwden, conservatief zijn en niet openstaan voor de enorme veranderingen in de wereld om haar heen. ‘We leven in een land met gegarandeerde grondrechten voor iedereen. Maar laten we het niet optuigen tot iets dat het niet is: een democratie met vertegenwoordigers van het volk,’ zei prof. dr. H. Daudt, emeritus hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Volgens hem stelden de verkiezingen van 15 mei ‘geen flikker voor’. ‘Het feit ligt er,’ aldus de Amsterdamse politicoloog Philip van Praag. ‘In Nederland zijn de mogelijkheden om direct invloed uit te | |||||
[pagina 54]
| |||||
oefenen op het openbaar bestuur kleiner dan in andere landen’. Elsevier geeft hiervoor een historische verklaring:Ga naar eindnoot11. ‘Nee, Nederland is geen democratie. Het is een burgerlijke oligarchie, een coterie van regenten die hun eigen opvolgers kiezen. Nederland is evenmin een dictatuur. Onder de regenten leeft het diepgewortelde besef dat de continuïteit van hun bestuur op de lange termijn staat of valt met het sentiment onder het volk. [...] Hoe het zo is gekomen, daar hebben historici boeken over volgeschreven, consensuscultuur. Het ontbreken van een absolutistisch bewind in onze geschiedenis zou de oorzaak zijn van een democratische tegenreactie.’
Door het succes van het poldermodel waren de politiek-ideologische tegenstellingen vervaagd. Daarmee was het politieke debat in de jaren negentig min of meer doodgevallen, waarmee een essentieel onderdeel van de democratische orde in het ongerede raakte. Het was het einde van de polarisatie, het begin van een debat over Nederland als ‘eenpartijstaat’, waarop professor J.W. Oerlemans al begin jaren negentig een voorschot nam. Met de teloorgang van het politieke debat onder Paars werd ‘Den Haag’ ook minder transparant, werd er minder verantwoording afgelegd en dreven burgers steeds verder weg van het politieke gebeuren. Dit vormde mede aanleiding tot de oprichting van de Leefbaar-partijen. Toen de Paarse lijsttrekkers na hun eerste tv-debacle in de gaten kregen dat de aanhang van de lpf wel eens veel groter zou kunnen worden dan zij zich hadden kunnen indenken, werd besloten om de successen van Paars beter uit te venten. Fortuyn was woedend. ‘Kabinet gaat buiten boekje.’ ‘Ministerraad misbruikt voor partijpolitiek.’Ga naar eindnoot12. Hij vond het ‘te belachelijk en te gênant voor woorden’ dat het kabinet een strategie had afgesproken om het Paarse beleid beter over het voetlicht te brengen. ‘Hoe komt het dat een samenleving die zo welvarend is, tegelijkertijd zozeer een gevoel van richting ontbeert?’ vroeg publicist Paul Scheffer zich af.Ga naar eindnoot13. ‘De opkomst van Fortuyn vroeg de traditionele politici om zichzelf opnieuw uit te vinden, om eindelijk hún missie onder woorden te brengen. Het antwoord is tot op heden uitgebleven. De leegte is voor iedereen zichtbaar geworden. Er is een groot cultureel tekort in de hedendaagse politiek. [...].’ Scheffer sprak over vervreemding. Er is schreeuwend behoefte aan onafhankelijke kennis, aan dwarse inzichten, aan mensen die zelfstandig kunnen oordelen. Maar het circuit van beleid, wetenschap en politiek is in zichzelf vastgedraaid en moet worden opengebroken. Hij | |||||
[pagina 55]
| |||||
wees op de politieke banencarrousel, die ertoe leidt dat in Nederland veel oud-politici om onduidelijke redenen leiding geven aan bijvoorbeeld de hbo-raad, de nos, de Algemene Rekenkamer en de Raad van Cultuur.
Toch wilde niet iedereen met de wolven meehuilen in de kritiek op Den Haag. Filosoof Ger Groot:Ga naar eindnoot14. ‘De krokodillentranen die dezer dagen zijn vergoten, zijn dan ook niet van de politici die hun geschoktheid tonen, maar zijn die van het publiek. Het neemt nu “de politiek” en “de media” datgene kwalijk wat hen - aanvankelijk tot groot genoegen van datzelfde publiek - door Fortuyn werd opgedrongen: de verscherping en verpersoonlijking van het politieke debat.’ NRC Handelsblad-commentator Mark Kranenburg signaleerde dat het op de golven van het succes van de lpf nu opeens bon ton is de zittende politieke ‘kaste’ in Den Haag als niet competent volledig af te schrijven.Ga naar eindnoot15. De kritiek op de gesloten cultuur is wat Kranenburg betreft volkomen terecht. Maar dat politici geen flauw benul zouden hebben van wat er onder de mensen leeft, lijkt hem onzin. ‘De kritiek op de bestaande politiek was tot voor kort juist dat partijen veel te veel naar “de mensen in het land” luisterden en in het geheel niet meer opereerden vanuit een eigen visie op de maatschappij. Bepalend voor het beleid waren de uitkomsten van focusgroepsgesprekken en opiniepeilingen, met als gevolg dat alle grote politieke partijen [...] uitwisselbaar zijn’. | |||||
De multiculturele samenleving als bron van kwaadDen Haag kreeg echter nog meer op zijn brood. Politici zouden jarenlang onvoldoende aandacht hebben geschonken aan de negatieve effecten van de multiculturele samenleving. De politieke correctheid, gepresenteerd als links stokpaardje, zou burgers die kritisch stonden tegenover nieuwkomers de afgelopen decennia monddood hebben gemaakt. Politicoloog Meindert Fennema schreef onder de kop ‘De wraak van rechts Nederland’:Ga naar eindnoot16. ‘In Nederland heeft zich een tweedeling voltrokken tussen diegenen die zich verzetten tegen het opnemen van nog meer vluchtelingen en tegen de multiculturele samenleving en degenen die dergelijke opvattingen als racistisch van de hand wezen. De eerste groep zag het paarse kabinet als de machtige arm van de politieke correctheid. Daarom ook beschouwden zij de reactie van Melkert op de moord van Fortuyn (“In een democra- | |||||
[pagina 56]
| |||||
tie is geen enkele ruimte voor iets anders dan het vrije woord. Dat was ook de overtuiging van Fortuyn”) als het toppunt van hypocrisie.’ Echter, met de opkomst van Fortuyn leken alle remmen los te raken. ‘Nederland is vol’, een uitspraak waarvoor Hans Janmaat nog was veroordeeld, kon ‘professor Pim’ in vele varianten in de media naar voren brengen. Ook de criminaliteit onder allochtonen werd vervolgens een veelbesproken onderwerp in de dag- en weekbladen. Scheffer, ooit aanstichter van het debat onder de noemer ‘het multiculturele drama’, schetste een relatie tussen de onder druk staande tolerantie en de gebrekkige rechtshandhaving. Hem leek het een misverstand te menen dat die lankmoedigheid heeft bijgedragen tot een ontspannen samenleving. ‘De komst van velen uit andere landen biedt ons een spiegel om over onszelf na te denken. [...] De vraag of men dit land als zijn eigen land kan ervaren heeft met meer te maken dan met achterstanden en de spreiding van welvaart alleen. Dat is zo'n karig idee. Het gaat immers ook om het gevoel volwaardig burger te zijn, om verantwoordelijkheid te dragen voor het grotere geheel. Dat gaat iedereen aan, maar het is mooi om in deze dagen de uitlatingen aan te horen van Ahmed Aboutaleb, Mohammed Sini, Afshin Ellian en anderen, die zich op een vanzelfsprekende wijze onderdeel voelen van de verwarring en de treurigheid die iedereen is overvallen.’ De publicist ontkent dat het gedogen in alle opzichten de vrijheid in Nederland heeft bevorderd. ‘We hebben een grens bereikt, die het nodig maakt om de verdediging van de rechtsstaat nieuwe nadruk te geven. Mensen die zich onveilig voelen zijn namelijk niet verdraagzaam, staan niet open voor hun omgeving’. Anderen, zoals Hilhorst, waren van mening dat de verkleuring van Nederland het meest in het oog springt en daarom als kristallisatiepunt van de onvrede van de kiezers werd gebruikt. ‘Hun afkeer van het politiek gebruik van slachtofferschap komt voort uit het gevoel dat zij het zelf ook niet gemakkelijk hebben, maar het wel zelf moeten redden. Dus waarom moeten allochtonen dan worden geknuffeld en verwend?’ De politicoloog Van Praag ging tellen en kwam tot de conclusie dat het de lpf-stemmers puur om de buitenlanders te doen was. Hij vroeg de kiezers meermalen op welke beleidsterreinen de politiek zich de komende jaren zou moeten richten. In oktober 2001, enkele weken na 11 september - Fortuyn is dan al prominent in de media aanwezig, maar nog geen lijsttrekker -, wijken de Leefbaar Nederland-kiezers nauwelijks af van de rest van de kiezers. Crimi- | |||||
[pagina 57]
| |||||
naliteitsbestrijding staat voorop, gevolgd door het verhogen van de kwaliteit van de gezondheidszorg. Eind februari, als Fortuyn uit Leefbaar Nederland is gezet en zijn eigen lijst gaat aanvoeren, blijkt zijn lpf-achterban op slechts één belangrijk punt afwijkend: het strenger maken van het toelatingsbeleid voor asielzoekers, dat op de tweede plaats komt. Veiligheid en het tegengaan van criminaliteit blijven op een staan. Volgens Van Praag staat het toelatingsbeleid symbool voor een veel breder ongenoegen over de multiculturele samenleving in relatie tot de veiligheidsbeleving van veel burgers. Op 15 mei zijn de prioriteiten van de lpf-kiezers niet veranderd: 44 procent vindt het toelatingsbeleid van groot belang, tegenover slechts 21 procent van alle kiezers. Van Praag bestrijdt dat het succes van de lpf ook met andere onderwerpen zou samenhangen. De kwaliteit van het onderwijs werd slechts door 4 procent genoemd (15 procent bij alle kiezers), herstel van normen en waarden, het speeltje van Heinsbroek, krijgt bij slechts 10 procent prioriteit (21 procent bij alle kiezers) en voor alle andere thema's, zoals bestrijding van de files, terugdringen van het aantal wao'ers en meer inspraak, lopen de lpf'ers nog minder warm. De politicoloog zegt stellig: ‘Er is kortom geen enkele aanwijzing dat de falende publieke dienstverlening, de “puinhopen van paars”; de lpf-kiezers heeft gemotiveerd.’Ga naar eindnoot17. | |||||
Anti-islam en extreem-rechtsZonder twijfel hebben de gebeurtenissen van 11 september 2001 bij velen gevoelens van onveiligheid teweeggebracht of verstrekt. Men zag de eigen kwetsbaarheid. En daarmee werd de weg vrijgemaakt voor het veel harder dan voorheen bekritiseren van de islamitische cultuur. ‘De islam is een achterlijke cultuur,’ riep Fortuyn zonder enige nuance, en hij gaf tegelijkertijd aan dat Nederlanders trotser zouden moeten zijn op hun eigen nationale cultuur. ‘Winst Fortuyn stelt allochtonen voor uitdaging’ stond er daags na de verkiezingen boven het openingsartikel in Contrast, weekblad over de multiculturele samenleving. De enorme winst van de Lijst Pim Fortuyn heeft niet geleid tot boosheid en paniek in multicultureel Nederland, wordt er gesteld, een enkele uitzondering daargelaten. In het redactioneel artikel schrijft hoofdredacteur Bodegraven: ‘Bij het vraagstuk van de multiculturele samenleving krijgt het cda daaraan een harde dobber. Of: een uitdaging. De partij kan de eerste zijn die nu eindelijk eens invulling geeft aan de waarden en normen die overgedragen moeten worden om tot een geslaagde integratie te | |||||
[pagina 58]
| |||||
leiden. Het moge duidelijk zijn dat een verwijzing naar de Grondwet nu niet meer volstaat.’Ga naar eindnoot18. In de periode daarna volgt het weekblad scherp de bewegingen van de lpf en de gevolgen daarvan voor legale en illegale allochtonen. Niet zonder humor overigens: ‘Halloe allemaal, mijn naam is Henk Kamp. Ik ben blij als prominente Nederlander deze nieuwe cursus Flirten voor Turken te mogen introduceren’.Ga naar eindnoot19.
Juist vanwege zijn anti-islamstandpunt is Fortuyn herhaaldelijk in de extreem-rechtse hoek geplaatst. ‘Pim Fortuyn is de hoop van extreem-rechts Nederland,’ schreef de Antifascistische Onderzoeksgroep Kafka. ‘Door zijn anti-islamretoriek en zijn wens de grenzen dicht te gooien sluit hij goed aan bij de speerpunten van de Centrumdemocraten, de nnp en nog radicalere figuren’. Was Fortuyn op z'n minst een bruggenbouwer naar extreem-rechts? Die vraag hield de politici vooral kort na zijn aantreden bezig. In een speciale uitgave van het linkse tijdschrift Alert (april/mei 2002) werd de steun uit de extreem-rechtse hoek geanalyseerd.Ga naar eindnoot20. Vanwege de pijlsnelle oprichting van de lpf moesten minimaal 30 steunhandtekeningen worden verzameld in 19 kieskringen. Op het webforum Polinco, waar politiek incorrecten met elkaar discussiëren, werd een oproep geplaatst om de lpf actief te steunen. In Alert werden de steunbetuigers onder de loep genomen en bleken allen connecties te hebben met de Centrumdemocraten of met cp '86. Zelf vond Fortuyn de vergelijking met Jean-Marie le Pen en Jörg Haider onverdraaglijk. Hij had niets te maken met het antisemitisme van Le Pen, noch met de nazi-verheerlijking van de Oostenrijker. Toch vormt zijn onstuimige entree in de Nederlandse politiek wel degelijk een onderdeel van een ontwikkeling die zich in heel Europa voordoet: de opkomst van populistisch rechts. In de buitenlandse pers, voorzover weergegeven in de Nederlandse media, beschouwde men het eclatante succes van Fortuyn, maar ook de moord op hem, dan ook als een teken aan de wand van een veranderend West-Europa. Er werden drie ontwikkelingen gesignaleerd:
| |||||
[pagina 59]
| |||||
Deze ontwikkelingen verklaren mede waarom een thema als veiligheid in verschillende landen (ook Frankrijk!) zo'n enorme aantrekkingskracht had. De behoefte aan harde maatregelen is bij de laagste klassen groot: het schorem moet tegen de múúr. Maar de politiek reageerde in de meeste landen vanuit een ander normatief kader - sommigen zeggen een kader uit de jaren zeventig: er wás niet meer discipline nodig, regels hóéfden niet beter nageleefd te worden, waarmee de wrok tegen de politiek verder werd aangewakkerd. Mensen met toch al weinig kansen voelden zich in de kou staan. Ook na de val van het kabinet-Balkenende blijft de vraag rondzingen in hoeverre er in Nederland ruimte is voor rechts-extremisme. In eerste instantie leek de opluchting over de ‘zelfverbranding’ (H.J. Schoo in de Volkskrant) van de lpf groot.Ga naar eindnoot21. Men zag de opstand van de burgers getemd. De verwachting dat er een terugkeer naar een rustig centrum-rechts zou plaatshebben leek gegrond. Een enkele publicist, met name Paul Scheffer, waarschuwde echter voor het onstabiele politieke klimaat waarin rechts-extremisme mogelijk zou kunnen opbloeien. | |||||
Emotie-tvDe kloof, het poldermodel, Paars, de multiculturaliteit, het zijn factoren die nauwelijks een rol hadden kunnen spelen zonder de alom vertegenwoordigde televisiejournalistiek. De rol van de televisie in het succes van Fortuyn en zijn gedachtegoed is in Nederland zonder precedent. Hij werd ook wel de eerste politieke postmodernist genoemd, vanwege zijn eclectische politieke programma, maar ook omdat hij vorm en inhoud gelijkstelde. Hij was de gedroomde entertainer die de verkiezingen weer aantrekkelijk maakte, die de kiezers vrijwel dagelijks in de ban hield met zijn nietsontziende uitspraken. Want daarover lijkt een communis opinio te bestaan: Fortuyn heeft de politiek weer spannend gemaakt. Zijn opvallende verschijning, zijn Italiaanse maatpakken en zijn uitdagende houding waren voor de media net zo belangrijk als zijn meningen. Hij speelde nu eens de verlaten minnaar en geliefde zoon (bij Ivo Niehe), dan weer de keiharde debater (bij Paul Witteman). Hij vertelde publiekelijk over zijn homo-erotische escapades, maar kwam ook op voor | |||||
[pagina 60]
| |||||
het volk. Met Fortuyn kwam er een beweging op gang die zich radicaal afzette tegen het establishment. Het feit dat de politiek hem, zeker ook via de televisiedebatten, in eerste instantie als een charlatan afschilderde, en als een gevaarlijk man, heeft de haat van de potentiële kiezers alleen maar aangewakkerd. Fortuyn werd in toenemende mate op een voetstuk gezet, hij was de redder van het volk, de charismatische leider van een nieuwe beweging, een bijkans goddelijke figuur. De verheerlijking van Pim ging, zeker na zijn dood, alle Hollandse grenzen te buiten. Men vergeleek het met de adoratie die prinses Diana, John Lennon en John F. Kennedy na hun dood ten deel viel. Zelfs werd een parallel getrokken tussen Fortuyn en Jezus Christus:Ga naar eindnoot22. ‘De aantrekkingskracht lag niet in zijn politiek program, maar in zijn Messiaanse belofte, in de macht van een verlosser die deed denken aan de figuur van Jezus Christus. Een hervormd predikant citeerde in dit verband het Bijbelse woord: “Zie, ik maak alle dingen nieuw.” Zo bezien, is het stemmen op een dode niets anders dan een geloofsdaad’. ‘Pim de verlosser, Neêrlands hoop in bange dagen’, stond er in vette letters in het Algemeen Dagblad.Ga naar eindnoot23. ‘Messias’, was de aanhef van het hoofdredactioneel commentaar van het Haarlems Dagblad.Ga naar eindnoot24. Toch heeft Fortuyn in de weken voorafgaand aan zijn dood de verkiezingscampagne op tv veel minder gedomineerd dan vaak is gesuggereerd.Ga naar eindnoot25. Hij kreeg weliswaar de meeste aandacht, maar toch nauwelijks meer dan de andere lijsttrekkers of de minister-president. Wel waren de kiezers aanzienlijk meer in hem geïnteresseerd dan in de andere politici. Bij Pim zapten de kijkers niet weg. De Volkskrant schreef, niet lang nadat Fortuyn in de televisierubriek 2 Vandaag had aangekondigd mee te doen aan de Tweede-Kamerverkiezingen,Ga naar eindnoot26. een analyse onder de treffende kop ‘De fortuynisering van de media’Ga naar eindnoot27.. Na de dood van Fortuyn is een discussie losgebarsten over de mogelijke demonisering die de lijsttrekker ten deel was gevallen en de vraag in hoeverre de media zich hieraan mede schuldig hadden gemaakt. De advocaten Spong en Hammerstein hadden rechtszaken aangespannen tegen onder meer de hoofdredactie van NRC Handelsblad en een aantal journalisten, onder wie Marcel van Dam, wegens het aanzetten tot haat tegen Fortuyn. Inmiddels heeft het Openbaar Ministerie laten weten dat de uitlatingen die de advocaten in hun aangifte aandroegen, niet strafbaar zijn volgens de wet. Cultuurpsycholoog Jos van der Lans wijst op de steeds verder- | |||||
[pagina 61]
| |||||
gaande commercialisering van de media waardoor het kwaliteitsaanbod in het gedrang komt. Het gaat steeds meer om de identiteit van de klant/kijker, en die wil, aldus de marketeers, genieten, lachen, wegdromen, vakantieavontuur en human interest. ‘In dit culturele klimaat is het prudent-progressieve karakter van de Nederlandse samenleving stelselmatig in het defensief geraakt,’ stelt Van der Lans.Ga naar eindnoot28. Interessant is in dit verband het onderzoek dat is gedaan naar de maatschappelijke oriëntatie van de zwevende kiezer. Daaruit bleek dat deze kiezers nauwelijks aandacht hadden voor actualiteitenprogramma's, noch voor het nieuws, en over het algemeen keken naar commerciële kanalen. Maurice Vergeer ging een stap verder. Hij promoveerde op een studie naar de relatie tussen blootstelling aan media en opvattingen over etnische minderheden. In zijn dissertatieGa naar eindnoot29. stelt hij dat door de uitbreiding van het aantal televisiezenders en de totale zendtijd in Nederland sinds 1988 de aard van het programma-aanbod is veranderd. De extra zendtijd blijkt grotendeels te zijn opgevuld met Amerikaanse producties, in het bijzonder op de commerciële zenders als rtl4 en rtl5. Deze producties zijn relatief goedkoper dan die van Europese bodem. Onderzoek in de vs naar de wijze waarop etnische minderheden op de tv worden geportretteerd, wijst uit dat zij voornamelijk als the bad guys worden neergezet. Uit Vergeers studie blijkt dan ook dat mensen etnische minderheden als bedreigender ervaren naarmate ze meer zijn blootgesteld aan programma's van rtl4. Daartegenover staat een negatief effect van blootstelling aan programma's van Nederland 3. De Belgische onderzoeker Mark Hooghe kwam tot een vergelijkbare conclusie: commerciële televisiezenders hebben een negatief effect op het vertrouwen van de kijker in de politiek en op hun denkbeelden over allochtonen.Ga naar eindnoot30. | |||||
Deel II. De kiezersVerwende consumentenAl met al is gebleken dat, behalve de politiek en de media, burgers zelf ook zijn veranderd. Het Britse tijdschrift The Economist schetste in een themanummer over NederlandGa naar eindnoot31. het beeld van de kiezer als ‘verwende consument’, die niet meer weet wat hij voor zijn verjaardag moet vragen. Deze consument is al tijdens de verkiezingscam- | |||||
[pagina 62]
| |||||
pagne opgedoken en heeft veel bijval gekregen. ‘De verwende consument is volgens die zienswijze op zoek naar opwinding en spektakel om de sleur van zijn verwende bestaan te doorbreken en zijn onbehagen over het bestaan te verdringen. Had Oranje zich geplaatst voor het wk - niet onmogelijk dat er dan op een andere manier aan de behoefte aan opwinding tegemoet gekomen was.’ Sociologen spreken hier nog breder van een moderne cultuur die is gebaseerd op vitaliteit waarin veel mensen behoefte hebben aan heftige zintuiglijke ervaringen. Het onbeschaamde non-conformisme van Fortuyn en later van minister Heinsbroek appelleerde daar zeker aan. Fortuyn zelf wees ook op een zekere verwendheid van burgers, maar dat ging eerder over degenen aan de onderkant van de samenleving. Nederland is een gezond land, stelde hij, hoe bestaat het dat er bijna een miljoen arbeidsongeschikten is? Onwil dus. Niet alleen van beleidsmakers, maar ook van burgers zelf. De teneur in zijn verhalen was dat mensen hun slachtofferschap misbruiken om voor zichzelf privileges te claimen. En daaraan zou een einde moeten komen door te laten zien wie de baas is in Nederland. De lpf zou eisen stellen. Daarmee werd de suggestie gewekt dat de kloof tussen burger en staat aan twee kanten zou worden verkleind. Enerzijds door de overheid te ontbureaucratiseren, de politiek transparanter en verantwoordelijker te maken, en anderzijds door de onwillige burgers aan hun slachtofferjasje over de balie te trekken. | |||||
Zelfbewuste individuenSocioloog Gabriël van den Brink schetste een nog langere lijn waar het gaat om de veranderde houding van Nederlandse burgers ten opzichte van bestuur en politiek in de afgelopen vijfentwintig jaar.Ga naar eindnoot32. Allereerst hebben zij zich losgemaakt van collectieve waarden. Deze hadden hun betekenis verloren door de algemene secularisatie en ontzuiling. Het merendeel van de bevolking houdt er duidelijke morele normen op na en dat aandeel stijgt nog steeds, aldus Van den Brink. Maar men maakt zelf uit wat men onder goed en kwaad verstaat en daarvoor eist men respect. Overigens zou men daaraan kunnen toevoegen dat het ‘einde van de ideologie’ zoals dat na de val van de Berlijnse Muur werd verondersteld, de weg heeft vrijgemaakt voor het aantreden van het Paarse kabinet. Een tweede element dat Van den Brink beschreef, ging over de assertieve levensstijl die zich sinds de jaren zestig heeft ontwikkeld. ‘Moderne burgers komen graag voor hun belangen op en zijn be- | |||||
[pagina 63]
| |||||
reid te onderhandelen, maar vormen van dwang of machtsuitoefening roepen een allergische reactie op’. Opleiding speelt daarbij een doorslaggevende rol. Meer dan een kwart van alle werknemers is tegenwoordig hoogopgeleid. Dat zelfbewustzijn in combinatie met de overvloed aan informatie maakt dat burgers zich een eigen mening kunnen vormen over de publieke zaak. De politieke belangstelling is in Nederland dan ook aanzienlijk, ondanks de genoemde kloof. Zeker waar het gaat om lidmaatschappen van actiegroepen en brede sociale bewegingen. De milieubeweging (vier miljoen leden!) kent in Nederland een grotere aanhang dan de vakbeweging. De interesse betreft echter niet de traditionele vormen van politiek, zoals tot uiting komt in de gestaag dalende opkomst voor de verkiezingen. Ook het aantal leden van politieke partijen was lange tijd dalende, inmiddels is echter weer een stijging waarneembaar. Maar steeds meer burgers voeren in het openbaar het woord, schrijven naar een krant of chatten met bestuurders. Zij voelen zich wel degelijk betrokken bij de publieke zaak, maar zien hun zorgen en verlangens niet altijd in de bestaande politiek vertegenwoordigd. Er wordt geschopt tegen het negentiende-eeuwse stelsel van indirecte vertegenwoordiging, dat niet langer past bij moderne, goed geïnformeerde, zelfstandige en politiek geïnteresseerde burgers. De aanhang van de lpf bestond echter uit diverse groepen burgers die zeer verschillend staan tegenover het proces van modernisering. Van den Brink noemde het bijzondere van Pim Fortuyn dat hij kans heeft gezien een verbinding aan te brengen tussen verschillende groepen burgers. Met zijn verzet tegen de multiculturele samenleving, de roep om krachtdadig optreden, en kritiek op de zittende politici, sprak hij onmiskenbaar een flink deel van de bedreigde burgers aan. Vaak burgers met een bescheiden inkomen en een geringe opleiding. Zij ervaren eerder de nadelen dan de voordelen van de moderne dynamiek, wonen vaker in achterstandswijken. Zij hebben nogal eens slechte ervaringen met overheidsinstanties (bijstand, politie), staan argwanend tegenover de politiek (‘de polletiek’ schrijft De Rooy), gaan minder vaak stemmen en zouden zich liever tegen de onzekerheden van het moderne leven willen afschermen. In andere opzichten stond Fortuyn een verdergaande modernisering voor. Met zijn pleidooi voor ondernemerschap en marktwerking maakte hij zich tot spreekbuis van de groep van de zogenoemde ‘bedrijvige burgers’. Zij beschikken meestal over een redelijk inkomen en een hoge opleiding, ontplooien veel maatschappelijke activiteiten, hebben belangstelling voor cultuur en politiek en | |||||
[pagina 64]
| |||||
willen ondernemend in het leven staan. Over het algemeen staan zij positief tegenover moderne verworvenheden als emancipatie, globalisering en de informatiesamenleving. De bedreigde burger wil meer bescherming, de bedrijvige minder betutteling. Zo bracht Fortuyn verschillende vormen van onvrede met Den Haag onder woorden en heeft hij deze uiteenlopende groepen weten te mobiliseren.Ga naar eindnoot33. | |||||
Cynische burgersIn de afgelopen decennia bleek in Nederland het vertrouwen in de politieke instituties zoals het parlement en de regering, de overheid in het algemeen, veel minder te zijn afgenomen, en zelfs tot aan 1998 aanzienlijk hoger te zijn dan in de ons omringende landen. Het leek in Nederland dus wel mee te vallen met de kloof tussen burger en politiek. Het Nationaal Kiezersonderzoek hanteert al zo'n dertig jaar dezelfde drie stellingen om de mate van politiek cynisme bij de kiezer vast te stellen: 1. Tegen beter weten in beloven politici meer dan ze kunnen waarmaken (meestal onderschreven door een zeer ruime meerderheid); 2. Ministers en staatssecretarissen zijn vooral uit op hun eigen belang; en 3. Kamerlid word je eerder door je politieke vrienden dan door je bekwaamheden (de stellingen 2. en 3. worden door een grote meerderheid onderschreven). Nu blijkt echter uit resultaten van recent verkiezingsonderzoek (uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met het nipo en in opdracht van de Volkskrant) dat het politiek cynisme in de laatste paar jaar fors is toegenomen. En dat heeft zich in stemgedrag vertaald. Op de dag van de verkiezingen lag het aantal cynische kiezers onder de aanhang van linkse partijen als PvdA, GroenLinks en d66 beduidend onder het landelijk gemiddelde, terwijl de lpf-aanhang voor 90 procent uit cynische kiezers bestond. | |||||
Kansloze onderklasseWout Ultee, hoogleraar sociologie in Nijmegen, stelt dat uit jarenlang onderzoek blijkt dat in Nederland bijna geen verborgen talent meer voorkomt. De markt doet zijn werk, een lage sociale afkomst is niet langer een beletsel om een hoge maatschappelijke positie te bereiken. Nederland is een ‘meritocratie’ geworden: mensen komen bijna altijd terecht waar ze op grond van hun talenten thuishoren, aldus de socioloog.Ga naar eindnoot34. Naast Zweden is Nederland het enige land ter | |||||
[pagina 65]
| |||||
wereld waar de openheid in de maatschappij zo ver is voortgeschreden, zegt de hoogleraar, dat een lage afkomst geen belemmering meer is voor maatschappelijk succes. Wat zich voordoet, heeft de Amerikaanse socioloog Michael Young verkend in zijn boek The Rise of Meritocracy uit 1958: opstand, omdat de lage klassen niet accepteren dat er geen vooruitzichten op verbetering zijn. Ultee: ‘Voor mensen onder aan de sociale ladder staat in de meritocratie nagenoeg vast dat ze het nooit meer beter zullen krijgen. Zo is een nieuwe klassenmaatschappij met intelligentie en opleiding als verdelingscriteria ontstaan. Het voordeel is dat iedereen terechtkomt waar hij hoort, het nadeel dat mensen aan de onderkant niets meer te hopen hebben.’ Als electorale pressiegroep heeft ‘de onderkant’ in Nederland nooit bestaan. ‘Die bleef thuis op verkiezingsdag. Alles wijst erop dat Fortuyn ze naar de stembus heeft gelokt.’ Een variant op de theorie van Ultee is het idee dat iedereen in alle gevallen bepaalde kansen heeft, ook degenen zonder veel opleiding (deelname Big Brother, opklimmen in het bedrijfsleven of de politiek, et cetera). Dus dat suggereert dat het evengoed een keuze is om niet maatschappelijk succesvol te zijn. Mensen aan de onderkant hebben via deze theorie dan ook nog eens het probleem dat hun positie hun wordt aangerekend. Pim Fortuyn deed dat expliciet niet. | |||||
Deel III. Waarheen? Democratisering: debat op een slap koord tussen populisme en het regenteskeDe afgelopen turbulente periode heeft fundamentele twijfels manifest gemaakt over het functioneren van de democratie. ‘De natie moet opnieuw worden uitgevonden’ kopte NRC Handelsblad dan ook in reactie op de moord op Pim Fortuyn.Ga naar eindnoot35. Inmiddels zijn we maanden verder, behoort de regering-Balkenende tot het verleden en wordt opnieuw nagedacht over de inrichting van het politieke huis. In de ontstane verwarring van de afgelopen kabinetsperiode leek de ‘vernieuwing van de democratie’ aangegrepen als antwoord. Deze vernieuwingsdrang had zowel betrekking op een andere bestuurscultuur (‘Alleen het resultaat telt’ - collegeprogramma Amsterdam), meer open vormen van overleg (Gerrit Zalms weerzin tegen het torentjesoverleg) en institutionele veranderingen zoals de gekozen burgemeester, als op het zoeken naar een nieuwe aansluiting tussen de maatschappelijke en politieke agenda (de wethouder | |||||
[pagina 66]
| |||||
‘Veiligheid’ in Rotterdam). Het stokpaardje van PvdA, ppr en d66 uit de jaren zeventig wordt nu bereden door de lpf en (uitgerekend) het cda. Toch zijn er verschillen zichtbaar. | |||||
Vernieuwing van de democratie als restauratie van gezagDe werktitel van het Strategisch Beleidsdocument van het (toen nog in de maak zijnde) kabinet-Balkenende, ‘Hersteld vertrouwen’, duidde op een kaping van het democratiseringsthema door de restaurateurs. Een analyse van het begrip vertrouwen maakt echter snel duidelijk waar het de restaurateurs om te doen was. Van drie mogelijke betekenissen van vertrouwen geeft de coalitie er slechts één gestalte. In de eerste plaats lijkt het vertrouwen van het bestuur in burger en samenleving juist af te nemen. Waar Fortuyn wars leek van betutteling, creëerde het kabinet-Balkenende volop nieuwe plichten.Ga naar eindnoot36. Burgers en particuliere initiatieven voldeden kennelijk niet aan de eisen die de rijksoverheid stelt. Op het oog een aanmatigende opvatting voor een vertegenwoordiging en een bestuur dat in de afgelopen periode zo sterk onder vuur heeft gelegen. Deze opvatting biedt echter wel kansen. De heersende opvatting dat de burger slechts een klant is en de overheid een waardevrije dienstverlener - een rolverdeling die in groeiende onvrede resulteert omdat zij aan geen van beide partijen recht doet - wordt hiermee afgezworen. In de tweede plaats had het vertrouwen van de burger in zichzelf geen rol in de discussie rond de kabinetsvorming. Het vergroten van de mogelijkheden voor moderne burgers om (ongeacht toegang tot middelen, macht en kennis) vorm te geven aan het eigen leven en de eigen omgeving, is jarenlang een drijvende kracht achter democratisering geweest. De gedachte dat meer mogelijkheden om de kwaliteit van het leven van burgers vorm te geven geen louter individuele kwestie is, maar tegelijkertijd de kwaliteit van de samenleving als geheel verhoogt, lijkt echter niet besteed aan de restaurateurs. Het strategisch document besteedt hier geen enkele aandacht aan. Tot slot het vertrouwen van de burger in het bestuur. Wanneer informateur Donner ‘Hersteld vertrouwen’ op het omslag van het Strategisch Beleidsdocument wil zetten, lijkt hij exclusief dit type vertrouwen te bedoelen. Het stond hoog op de agenda van Pim Fortuyn, gezien zijn betoog over de ‘verweesde samenleving’. Herstel | |||||
[pagina 67]
| |||||
van moreel leiderschap hangt nauw samen met deze behoefte. Waar komt die vandaan, vroeg Elsbeth Etty zich af in een van haar zaterdagse columns in NRC Handelsblad: ‘Waar ik geen antwoord op weet, is waar de ontzaglijke behoefte aan leiderschapsverering vandaan komt.’Ga naar eindnoot37. Het veelgeprezen fatsoen van Balkenende lijkt deels aan de behoefte aan moreel leiderschap tegemoet te komen. Maar aan een breder antwoord op de vervreemding waarover Scheffer schreef, komt deze coalitie voorlopig niet toe. De restaurateurs van gezag zien de overheid als handhaver én dienstverlener. Zij zien - zelfs tot op het niveau van een directeurgeneraal ‘onderdanigheid’ of dienstbaarheid als een te waarderen kenmerk van hun directe omgeving. De gebrekkige maakbaarheid van de samenleving die Hilhorst en De Rooy aan de orde stelden, denken de restaurateurs met duidelijk en daadkrachtig optreden te kunnen compenseren. De restaurateurs zullen de herinnering aan Volendam en Enschede levend willen houden. Het einde van de gedoogcultuur is voor hen immers een nieuw begin van hun natuurlijke gezag. Het formuleren van plichten voor de samenleving, bevestigt hen in hun rol van gezagsdrager. De restaurateurs negeren de dubbelheid in de boodschap van de kiezers: ‘Weest vader [disciplineer!] én moeder [zorg!], maar bemoei je niet met mij.’ Restaurateurs zijn te vinden in het cda, de lpf en een deel van de vvd. Uit deze hoek komen weinig voorstellen voor structurele wijzigingen van de democratie. De vernieuwing moet komen van daadkracht, ‘zeggen wat je denkt en doen wat je zegt’. Ideologie speelt hierin een dubbelrol. Enerzijds kan zij gezag verlenen aan keuzes. NRC Handelsblad-commentator Heldring stelt hierover in zijn column:Ga naar eindnoot38. ‘Partijen die alle ideologie hebben afgezworen kunnen per definitie hetzij slechts ad-hocbeleid, hetzij helemaal geen beleid voeren’. De bleekheid van Paars ii en het gebrek aan ‘ideologische veren’ worden hiermee in verband gebracht. Anderzijds lijken de restaurateurs gezag niet aan woorden of denksystemen te willen verbinden. Het Algemeen Dagblad portretteerde de nieuwe premier eind juli met de woorden ‘Hij gaat het ons voordoen’. | |||||
Vernieuwing van democratie als onmiddellijkheid‘Geen woorden, maar daden’ lijkt ook het motto van de onmiddellijken te zijn. Maar meer overeenkomsten met de restaurateurs zijn er niet. De vernieuwing van de democratie, zoals de onmiddellijken | |||||
[pagina 68]
| |||||
deze voorstellen, kan het best worden geduid aan de hand van de programakkoorden van de grootste twee steden en het boekwerk De puinhopen van Paars. ‘Onmiddellijk’ is in deze politiek-bestuurlijke documenten voor tweeërlei uitleg vatbaar. Allereerst betekent onmiddellijk ‘direct’ of ‘zonder tussenkomst’. ‘Niks politiek correct denken, mijnheer, de burger, daar gaat het om,’ stelde Fortuyn. Op basis van die eerste betekenis liggen associaties met de idealen van radicale democratisering zoals die van de ppr en d66 voor de hand. In de tweede betekenis wil onmiddellijk zoveel zeggen als ‘zonder middelen’. Het motto van Rob Oudkerks collegeprogramma ‘Alleen het resultaat telt’ is hier een helder voorbeeld van. De moeizame gang van politieke keuzes via beleid naar uitvoering en van uitvoering van beleid naar resultaat, is voor de onmiddellijken op zijn best een bron van ergernis. Onvolkomenheid van bestuur is geen aanleiding voor bescheidenheid, maar een schijnbaar moeiteloos te nemen horde. De vlinder tilt de kat op: als de ambities maar aansprekend genoeg zijn, volgt het resultaat vanzelf. Wachtlijsten nemen af zonder extra middelen, files lossen op zonder dat mensen de auto laten staan. De behoefte aan directheid wordt mede gevoed door vermeende betutteling van intermediairen op emoties zoals angst. Fennema zegt hierover:Ga naar eindnoot39. ‘Emoties werden te snel door politici afgedaan als onderbuikgevoelens.’ De lpf'er Peter Langendam verwoordt in dezelfde krant de weerzin tegen intermediairen nog het treffendst: ‘Hoe lang moeten we nog tolereren dat een vijfde macht van niet-democratisch gekozen organen ons de wet dicteert.’ Voor onmiddellijken is het proces van afweging, consensusvorming en het maken van keuzes een sta in de weg voor instantresultaat. De onmiddellijken zien de overheid als dienstverlener en zichzelf als consument. Een tweede voedingsbodem voor de behoefte aan directheid is de ergernis over ‘het polderen’. Aan het begin van Paars ii werd het einde van de macht van het maatschappelijk middenveld gepropageerd en de ‘terugkeer van het primaat van de politiek’. Voor Kok was het poldermodel, waarover hij zelfs aan Clintons dinner table mocht verhalen, de Nederlandse exportversie van de ‘derde weg’. Voor Pim Fortuyn c.s. is het polderen niets meer of minder dan een omweg. Roel in 't Veld stelt het als volgt:Ga naar eindnoot40. ‘De samenleving stelt steeds meer eisen, maar de manier van politiek bedrijven, is blijven steken bij een kwart eeuw geleden, toen partijen nog beginselpartijen waren.’ De opgave van de vernieuwing van de democratie lijkt hiermee te zijn aan meer eisen te voldoen in plaats van deze eisen beter af te | |||||
[pagina 69]
| |||||
wegen. Het hoofdredactionele commentaar van dezelfde dag in de Volkskrant concludeert: ‘De kunst is dan ook niet de politiek te versimpelen, maar uit te leggen dat de maatschappelijke werkelijkheid ingewikkeld is en dat politiek inhoudt dat keuzes moeten worden gemaakt.’ Deze opgave is voor iedere politicus buitengewoon ondankbaar en draagt het risico van paternalistisch optreden in zich. Hans Dijkstal heeft deze rol op zich genomen (overigens zonder te paternaliseren). Hij werd door zijn partijvoorzitter opgeroepen om ‘Jip en Janneke-taal’ te bezigen. Roger van Boxtel parafraseerde deze oproep bij Barend & Van Dorp door het d66-programma in Nijntje-taal te verwoorden: ‘Hoi, hoi wat fijn, zei Nijntje klein. Daar komt precies op tijd de trein.’ De onmiddellijken zullen zich direct herkennen in de tekst van de popgroep Queen: ‘I want it all and I want it now.’ Tussen hun individuele wensen en de werkelijkheid staan niet alleen wetten in de weg en praktische bezwaren, maar ook allerlei ‘apparaten’: de media staan publieke opinievorming in de weg, de politieke partijen staan een goed bestuur in de weg, de bureaucratie staat een goede uitvoeringspraktijk in de weg. Al die partijen maken de werkelijkheid nodeloos ingewikkeld. De onmiddellijke rukt de stekker uit deze apparaten uit het stopcontact en steekt zijn vingers er direct in. | |||||
Vernieuwing van democratie als relatietherapieDe stelling dat de gevestigde politieke partijen het zicht hebben verloren op wat er in de samenleving speelt, is de variant van deze verkiezingen op het thema ‘de kloof tussen burger en bestuur’. Politici moeten de wijk in, de relatie tussen burgers en ‘hun’ overheid moet worden hersteld. Het onbegrip waarvan Wim Kok in zijn afscheidsinterview blijk gaf, is hier de hapklare televisieversie van. De relatietherapeuten van de Nederlandse democratie (Wim Couwenberg, Bram Peper, het Instituut voor Publiek en Politiek, d66 en Leefbaar Nederland) vinden inmiddels over de volle breedte van het politieke spectrum weerklank. Toch wisten de relatietherapeuten bij deze verkiezingen niet te overtuigen. Dat moge blijken uit de uitslag ervan; de restaurateurs en de onmiddellijken hebben gewonnen. We zijn aangekomen bij wat tegenwoordig de onderstromen in de democratische vernieuwingsdiscussie mogen worden genoemd. Duidelijkheid en voorspelbaarheid (de dood in de pot voor een mooie relatie) heeft het gewonnen van kwetsbaarheid en gedeelde macht | |||||
[pagina 70]
| |||||
(waarover straks meer). Dat mag gerust paradoxaal worden genoemd. Nu de democratie op haar kwetsbaarst lijkt, is het tonen van die kwetsbaarheid minder gebruikelijk dan ooit. Waar die kwetsbaarheid wel een plaats krijgt, ontstaat ruimte voor een gezonde discussie. Een voorbeeld hiervan is de reactie van Eerste-Kamerlid Wim de Boer, beschreven in het stuk ‘Het politiek tekort’, wanneer hij op maandagavond voor de televisie met verbazing kijkt naar iemand die, overmand door emoties, een kaarsje neerzet bij Fortuyns huis.Ga naar eindnoot41. ‘Hij vroeg aan zijn vrouw: zou jij nou nog met die mensen in gesprek kunnen komen? Ja hoor, zei ze nietsvermoedend, waarom niet. “Toen schrok ik van mezelf. Want ik zou er echt mijn best voor moeten doen. Ik heb die affiniteit niet meer. Terwijl je zo verdomd je best doet om voeling te houden met de mensen. Maar ik ben óók een politicus die al 30 jaar op dat Binnenhof rondloopt. Zo trap je in je eigen val.”’ Dit citaat is kenmerkend voor wat relatietherapeuten doen bij hún vernieuwingsopgave van de democratie: kritisch kijken naar het (eigen) gedrag om vervolgens de gevolgen voor de verbinding in beeld te brengen. Ondanks de meerwaarde schuilt in de relatiebenadering een aantal belangrijke valkuilen. De meeste mensen zijn de meeste tijd geen burgers (althans niet in de democratische zin van het woord). Een relatie veronderstelt toch een zekere mate van intensiteit en continuïteit. Van die continuïteit is geen sprake omdat het bestuur geen enkelvoudig gegeven is. Ook de burgers zijn te gefragmenteerd en laten zich (goddank) niet ordenen. Op zijn best kan gesproken worden van wisselende contacten. Steeds opnieuw zal een verbinding moeten worden gezocht. De schok van de senator maakt duidelijk dat het in het wezen van de politiek ligt dat zij zichzelf belemmert om dergelijke verbindingen aan te gaan. Samengevat, de relatietherapeutische benadering slaagt erin een opgave te creëren. Deze opgave valt te omschrijven met de trefwoorden die voor een gezonde relatie gelden: vertrouwen, openheid, een goed begrip van de eigen betekenis in de relatie en ‘repeterende verfrissingen’. Tegelijkertijd is de relatiebenadering te holistisch om oplossingsrichtingen te genereren. Dé burger, hét bestuur en dé relatie tussen beide bestaan niet. | |||||
Vernieuwing van democratie als herverdeling van machtTerwijl de relatietherapeuten nog enigszins in de schijnwerpers van de verkiezingen hebben gestaan dankzij het onbegrip van de (niet-) | |||||
[pagina 71]
| |||||
gekozenen voor het kiezersgedrag, was één stroming in het debat geheel afwezig. Op basis van een stapel van 30 centimeter krantenen tijdschriftenartikelen zou je misschien moeten vaststellen dat deze stroming de eenentwintigste eeuw niet heeft gehaald. Het pleidooi voor een eerlijke spreiding van kennis, middelen en macht heeft in de publieke opinie nauwelijks een plaats. Stel, met een knipoog naar Richard Rorty, je bent een linkse politicus die de overtuiging heeft dat ‘het ontwikkelen van betrokkenheid met de (lijdende) medemens de enige mogelijkheid is om wreedheid en onvrijheid een halt toe te roepen’; je realiseert je dat ‘het besef van je eigen kwetsbaarheid je ertoe brengt je het leed van anderen aan te trekken en ze te betrekken in de groep mensen zoals wijzelf’.Ga naar eindnoot42. Wat zou dan je opvatting over de vernieuwing van de democratie zijn? Waarschijnlijk zouden de begrippen verplaatsing, toegankelijkheid en gelijkheid daarin een grote rol spelen. Welke rol heeft verplaatsing in het lot van de ander op dit moment in de publieke discussie? Maakt het zich verplaatsen in de positie van asielzoekers, van zich vervelende jongeren, van geweldslachtoffers deel uit van het proces dat voorafgaat aan het nemen van een besluit? De meeste democratiseringsvormen doen vooral een beroep op het vermogen het eigen belang te begrijpen en te verwoorden. Welke rol heeft toegankelijkheid in het democratiseringsdebat? Het is opmerkelijk dat in de genoemde stapel knipsels vrijwel geen enkele vrouwelijke opinie is te lezen, afgezien van die van columnisten als Elsbeth Etty, Amanda Kluveld en Nelleke Noordervliet. Ook op tv waren vrouwen opvallend afwezig in het politieke debat. Afghaanse toestanden. Deze masculiene trend heeft zich in de hedendaagse coalitie doorgezet. De culturele blokkades lijken soms op het internet geslecht te worden. Daarbuiten zitten lokale bestuurders met hun handen in het haar als zij een voornemen op een bijeenkomst met autochtonen én allochtonen willen bespreken. Bij thematische landelijke discussies (of het nu over ruimtelijke ordening gaat of over verkeer) lijkt het alsof de Nederlandse bevolking bestaat uit blanke vrijetijdswetenschappers van ruim boven de veertig. Welke gevoeligheid bestaat er in de vernieuwingsdiscussie voor gelijkheid? Geert Mak constateert dat de ‘echte onderkant’ er niet aan te pas komt.Ga naar eindnoot43. lpf'er Broos Schnetz stelt dat ‘... echte vrijheid in deze wereld alleen te verwerven is als je geld hebt [...]. Vrijheid is alles voor me en geld is de sleutel tot het maximale vrijheidsgevoel.’ | |||||
[pagina 72]
| |||||
In deze visie is vrijheid iets individueels dat te koop is. Het heeft niets te maken met een open en vrije samenleving. Vrijheid als democratische waarde bestaat bij de gratie van gelijkheid. Dat begrip van vrijheid lijkt echter achter een horizon van onmiddellijkheid verdwenen te zijn. | |||||
De verplaatsing aan de machtDe vier perspectieven zijn niet recht evenredig per politieke partij opgedeeld. De lpf heeft restaurateurs en onmiddellijken in haar midden. Met de éénvraagsquiz ‘Wat is uw favoriete boek van Pim?’ kunnen zij worden geïdentificeerd. De onmiddellijken kiezen voor De puinhopen van Paars. De restaurateurs vanzelfsprekend voor de Verweesde samenleving. De vvd kiest gezien haar hardnekkige weigering in het publieke domein te investeren voor de onmiddellijkheid. Zonder ambities op met name veiligheidsterrein in te leveren, wordt het publieke bestel aan een anorexiadieet onderworpen. Bij het cda overheersen de restaurateurs. Onmiddellijkheid is de christen-democraten een doorn in het oog. Mocht de premier zijn dissertatie nog eens nalezen, dan zal hij concluderen dat hij in vrijwel ieder opzicht de tegenpool van Pim Fortuyn is. Aan de linkerkant van het spectrum zijn - naast enkele restaurateurs van de publieke zaak - de relatietherapeuten en egalitaristen te vinden. Zij bevinden zich in een lastige dubbelpositie. Uitgerekend hun reacties op het genoemde interview met Pim Fortuyn hebben de onmiddellijken gevoed in de overtuiging dat tussenkomst van gevestigde politici een open meningsvorming in de weg staat. Tegelijkertijd biedt de strekking van diverse voorstellen, proefballonnen en meninkjes geen ruimte om in je schulp te kruipen. Voor 6 mei 2002 leek een scherp inhoudelijk debat zijn vruchten af te werpen. Na de dood van Fortuyn is die scherpte in een kwade reuk komen te staan. De politiek zal het vermogen moeten ontwikkelen om verplaatsing vorm te geven. Dat vraagt om het aanboren van verbeeldingskracht. Bij de politici zelf, zodat zij meer dan in het nabije verleden volksvertegenwoordiger worden, maar juist ook bij de kiezers. In dat opzicht is het zinvol het Amerikaanse systeem goed te bestuderen, in de veronderstelling dat de politieke transatlantische invloed zich uitstrekt tot de Nederlandse discussie over de democratische vernieuwing (onder andere over het districtenstelsel). De lethargie van grote groepen kiezers kan dan ook ons voorland worden. Terwijl nu juist een positieve kant van het electorale | |||||
[pagina 73]
| |||||
schouwspel is dat de politieke belangstelling weer is aangewakkerd. Hóé deze verbeeldingskracht kan worden aangeboord zal echter afhangen van de wijze waarop het politieke landschap zich verder ontwikkelt. |
|