rechts achterin een pronkkast, waarop men aan de zijkant nog juist een met kopspijkertjes vastgeprikt portret van Johann Sebastian Bach ziet. ‘Ach wie flüchtig, ach wie nichtig ist der Menschen Leben,’ klinkt in mijn hoofd de Cantate bwv 26 bij wijze van bijschrift, als ik aandachtig naar deze foto kijk.
Mijn vader ontmoette enige jaren geleden in het Perscentrum Nieuwspoort te Den Haag een gepensioneerde politievoorlichter en journalist genaamd Nico Laterveer, die hem bij die kennismaking vertelde dat hij thuis een doos vol oude foto's van de familie Asscher had staan. Hij had die ooit uit de nalatenschap van een huishoudster van de familie Asscher verkregen. Zo'n mededeling maakt natuurlijk nieuwsgierig en kort nadien toog mijn vader dan ook naar Voorschoten, om in huize Laterveer de doos met meer dan honderd foto's in ontvangst te nemen. Thuisgekomen pluisde mijn vader door de hele stapel heen, maar wat hij al vond, geen enkele Asscher. Hij vroeg nog wat in het rond, liet de doos bij gelegenheid aan leden van een bevriende andere Asscher-familie zien, maar niemand slaagde erin om ook maar één lid van zijn familie in de talloze portretten, kiekjes en kabinetfoto's te identificeren. Het wemelde in de doos van de namen die een vorige - of misschien wel de oorspronkelijke - eigenaar gedienstig met de hand achter op de foto's had geschreven: oom Albert Benjamin, Leo Löwenblum, Louise Beer, mijnheer De Vries, mevrouw De Vries, oom Moritz Benjamin, Leon Wertheim, tante Jülchen Latz geboren Benjamin, Hedwig Hirschland, Ida Beer, oom Bloemendal, Samson Seligmann, Fredrik Wertheim, enzovoort, enzovoort. Maar geen Asschers. De vroegste foto's dateerden van rond 1860, de meest recente waren van plusminus 1920. Ze waren deels in Duitsland gemaakt, in Wiesbaden, Keulen, Cottbus, Essen, Bonn, Düsseldorf, Kassel, Karlsbad, Wenen, München, Mariënbad. En deels in Nederland, van Maastricht tot Wageningen en van Almelo tot Amsterdam, met ook een enkele uit Parijs. Er waren goedkope vakantiefotootjes bij van een winderige dag aan het strand, maar ook zeldzame gealbuminiseerde zoutdrukken uit de beginjaren van de fotografie. Maar nogmaals: geen familie.
Ik heb ‘de doos van Laterveer’, zoals het kartonnen geval ging heten, intussen van mijn vader gekregen en hij ligt nu opgeborgen bij mijn andere archiefspullen. Het was inderdaad geen familie, zo leerden ook mijn naspeuringen. Maar het gekke is dat het een beetje familie is gewórden. Deze familie is bij mij te vondeling gelegd en ik heb ze - zo goed en zo kwaad als dat gaat - in mijn huis opgenomen, als