| |
| |
| |
[Nummer 10]
Jos de Wit
Museum voor moderne kunst
Het geluid van stromend water was iets waar Nathan heel lyrisch over kon worden als hij paddestoelen had gegeten. Hij en Mona lagen in elkaars armen naar het wereldkampioenschap voetbal te kijken, terwijl in de keuken de kraan wijd openstond. In Mona's hoofd klaterden de voorspelbare watervalletjes en afgezaagde bergbeekjes. Wat Nathan ervoer bij het luisteren naar stromend water ging veel dieper, beweerde hij, en was nog het best te vergelijken met een visioen van eeuwigdurende weelde.
‘Als we hier kunnen blijven wonen,’ zei hij, ‘hoeven we nooit meer te werken.’
Ze waren de paddo's op de pof gaan kopen in Maastricht bij een heks die ze kweekte in een grot. Van de vier kistjes had Nathan er meteen eentje voor eigen consumptie aangeslagen. De rest lag opgeslagen in het koele hok achter Lackwinder Sings nachtwinkeltje op het gelijkvloers, veilig dachten ze eerst, tot Sing zijn zaak verkocht aan een andere Sing, die het hok zelf in gebruik nam en de paddo's in de afvalcontainer kieperde.
‘Iemand van ons moet ze eruit gaan halen voor het te laat is,’ herinnerde Mona zich.
‘Er zit een hangslot op de container.’
‘Dan moet iemand van ons de sleutel aan Sing gaan vragen.’
Maar ze zagen beiden op tegen de moeite. Eigenlijk was de hele onderneming van bij de aanvang tot mislukken gedoemd. Paddo's mochten dan in trek zijn, je moest ze ook nog aan de man weten te brengen. En handeldrijven was bij nader inzien toch niet hun ding. De heks van over de grens had elke dag een sms'je gestuurd met de vraag hoe de verkoop liep, maar aan dat gezeur was automatisch een einde gekomen toen Mona's gsm het liet afweten.
Het probleem met de nieuwe Sing was dat hij als twee druppels water op de oude Sing leek en in hetzelfde bliksemsnelle Engels immer dezelfde klaagzang tegen hen afstak: ze maakten te veel kabaal
| |
| |
en ze hadden trouwens geen recht om in de flat boven zijn winkel te wonen, omdat ze niet de wettelijke huurders waren en het contract geen onderverhuring toeliet. Hun argument dat Dikke Serge hun de toestemming had gegeven om zijn flat tijdelijk te gebruiken in ruil voor wat acteerwerk in zijn nieuwste productie, maakte geen indruk op de Indiër. ‘This is not Hollywood,’ zei hij. En hoe oud waren ze eigenlijk? Heimelijk hadden ze besloten om ten minste tot het einde van de wereldbeker te blijven.
Volgens hen was Sing gewoon pissig omdat zijn land niet mocht meedoen aan de wereldbeker. Die Indiërs waren de kampioenen van het aardbeienveld, maar op de groene mat raakten ze geen bal. Wat niet gezegd kon worden van de Turken, die ondanks hun gebrek aan talent toch tot de kwartfinale hadden weten door te stoten. Als troost voor deze onrechtvaardigheid hadden Nathan en Mona zichzelf op een dubbele portie speed getrakteerd en de inboedel van de flat grondig vertimmerd, er evenwel zorg voor dragend dat de televisie en de stereo intact bleven.
‘Ik denk dat ze weer gaan winnen,’ jammerde Mona. Ze durfde nauwelijks te kijken. Telkens als de Turken brutaal door de Senegalese verdediging braken, zocht ze rillend beschutting achter Nathans rug. Ze was nog niet bekomen van de week voordien, zei ze, toen Turkse macho's toeterend en vaandelzwaaiend het Marktplein hadden bezet, alsof ze de beker al binnen hadden. Ze piepte onder zijn arm door. ‘Wat als ze weer winnen?’
‘Dan nemen we een kat,’ troostte Nathan haar, ‘een kat maakt alles nog huiselijker.’
Want eigenlijk was het best gezellig daar in de flat van Dikke Serge. Ze hadden de matras uit het gebroken bed gelicht en naar de living gesleept, zodat ze na de match gewoon in elkaars armen konden blijven liggen en hun ogen laten dichtvallen, terwijl op de achtergrond het water zalig liep.
Zo ontweken ze de crisis in het wereldvoetbal, veroorzaakt door weer een onverdiende overwinning van de Turken, door onder te duiken, elk in hun eigen hoofd. Nathan lag in een scheepsruim, dat aangenaam leeg en donker was, en waarin alleen het verre gebrom van een motor en het geklater van water uit de spuigaten voor afleiding zorgden. Hij wist niet hoe lang hij daar had gelegen, toen hoog boven hem een luik werd opengeschoven en de bizarre wereld van de ochtendmarkt naar binnen sijpelde. Was dat de zon, vroeg hij zich af, die zijn nuchtere adem over het Marktplein blies en de vroege vogels deed gonzen van tevredenheid? Hij lag op een matras en
| |
| |
rond hem, in heldere plukken licht gevangen, dreven vuile asbakken, beschimmelde borden en halflege glazen waarin bromvliegen spartelden. Naast hem zat Dikke Serge, gehuld in verfrommeld zwart en met een jointje tussen zijn worstvingers.
‘Dikke Serge dacht dat wíj de flat zo toegetakeld hadden,’ hoorde hij Mona zeggen. Ze piepte achter het zware mannenlichaam uit. Ze had een blosje op haar wangen en haar jurkje stond twee knopen te diep open. ‘Maar nu denkt hij weer aan iets heel anders.’
‘We hebben er niets mee te maken, Serge,’ zuchtte Nathan. Hij stak twee vingers in de lucht. ‘Echt waar niet.’ Hij vermeed het de man aan te kijken. Ze hadden Serge leren kennen op een fuif in een kraakpand in de stad. Artiesten van zijn kaliber waren onberekenbaar.
‘Die valse sikh van beneden heeft de boel in de prak geslagen, toen wij er een keertje niet waren, hè Nathan,’ zei Mona met een uitgestreken gezicht. Ze stak ook twee vingers in de lucht. ‘Hij moet ons niet, begrijp je, Serge, hij wil ons eruit.’
Dikke Serge knikte en aanschouwde de ravage met een sombere blik. Je zag hem rekenen en herberekenen, tot het saldo weer in zijn voordeel stond. Professioneel gluurde hij door de spleetjes van zijn ogen naar Mona's decolletétje en nam een lange trek van zijn joint. ‘Morgen beginnen we met de opname,’ zei hij.
‘We gaan een film maken,’ riep Mona opgewekt, ‘een langspeelfilm of zoiets. En ik krijg de hoofdrol, hè Serge?’
‘Ja, meisje.’
‘En Nathan, wat moet Nathan doen?’
‘Die krijgt de andere hoofdrol,’ zei Dikke Serge.
‘Waar gaan we filmen?’ wilde Mona weten. ‘In Amerika? Please, Serge, zeg dat we naar Amerika gaan.’
‘Nee, meisje, we doen het hier.’
Nathan voelde zijn maag keren. Hij slikte de zure smaak weg en doezelde weer in. Door het open raam waaide de markt binnen. Iemand riep: ‘Het goede nieuws is de prijs, het slechte nieuws is de voorraad.’ Een hese vrouw zong in haar eentje de blues. Hij hoorde hoe Dikke Serge Mona door de flat gidste, als in een museum, en haar de details toonde die zijn film een artistiek cachet zouden kunnen geven: de symfonie van gedragen boxershorts en maandverbanden, de archeologie van de vuile vaat, de mishandelde deurklinken en, niet in het minst, vertrouwde hij Mona toe, haar afgebroken vingernagels. ‘Jij hebt het, meisje,’ zei hij - maar hij kon niet uitleggen wát. Hij draaide de keukenkraan dicht.
‘Zorg dat je vriendje morgen niet te begaaid is,’ zei hij nog voor
| |
| |
hij vertrok.
‘Hij is mijn vriendje niet,’ antwoordde ze.
Ze lagen op de matras en hoorden Dikke Serge beneden in het trappenhuis tekeergaan tegen Sing. Het was beginnen te regenen. Ze hoorden het water op de zeilen plenzen en verder niets. Praktisch als ze was, had Mona de gsm van Dikke Serge gestolen, een Nokia 9210i met een webbrowser, een kleurendisplay en nog een pak andere dingen waar mensen veel geld voor overhadden. ‘Hij zat zo dicht bij me,’ zei ze, ‘het was een makkie.’ Ze installeerde zich op de vensterbank en verzon berichtjes, zoals ‘Befgozer zoekt kutwijf’, die ze dan naar alle namen in de telefoonlijst stuurde. Maar omdat niemand antwoordde, kreeg ze er na een tijdje genoeg van en kwam bij Nathan op de matras liggen. Ze vond de paddo's ‘kwak’, maar knabbelde toch maar mee, ‘voor de gezelligheid’. Die voetballoze dagen waren voor haar moeilijk om door te komen.
's Nachts kreeg Mona in haar droom visite van de heks van over de grens met het dringende verzoek hun schuld te komen vereffenen. Ze porde Nathan wakker. Rillend kroop ze tegen hem aan, haar hartje klopte razendsnel. De exacte woorden herinnerde ze zich niet meer, maar de toon was niet mis te verstaan geweest. Hoe had dat akelige mens haar eigenlijk weten te traceren?
‘We moeten de sleutel van de container aan Sing gaan vragen,’ zei ze. ‘We moeten de paddo's terugbrengen, anders krijgen we problemen.’ Het klamme zweet brak haar al uit als ze aan de volgende nacht dacht. ‘Want nu ze de weg kent, komt ze terug. Zeker weten! Ik voel het, Nathan.’
Nathan legde de kleren, die ze in de haast hadden uitgetrokken en op de vloer laten liggen, over haar heen, en na een tijdje hield ze op met rillen. Maar toen kreeg hij het zelf koud en wurmde zich tussen de kleren tot bij haar. Heel even schrok ze toen hij zijn koude vingers op het warmste plaatsje van haar lichaam legde. Ze hield zijn hand tussen haar dijen geklemd en wandelde met haar lippen over zijn schouder en nek tot aan zijn oor. ‘Ik weet zeker dat ze terugkomt, Nathan,’ fluisterde ze. Hoe kon hij haar troosten? ‘Dan klagen we haar aan wegens stalking,’ zei hij.
In zijn halfslaap hoorde hij Mona praten. Ze bevonden zich op een boot die exact twaalf knopen liep, veel te snel - dat wist hij omdat hij door de zatte ogen van de schipper op de brug kon kijken. Er hing een kleffe mist die beide oevers aan het zicht onttrok. Mona zat naakt op de reling met haar rug naar hem toe. Vanwaar hij stond, was het maar enkele stappen tot bij haar, maar het dek was bol en
| |
| |
glibberig zodat hij als een dakwerker op handen en voeten naar haar toe moest kruipen. Roepen durfde hij niet, want dan zou ze misschien schrikken en in het water tuimelen en ze kon niet zwemmen. Tegen wie praatte ze eigenlijk? Wat hield ze voor hem verborgen? Toen hij eindelijk bij haar was en over haar schouder wilde loeren, voelde hij iets scherps zijn wang openrijten. Even weer zonk hij weg in de schemer tussen slapen en waken. Hij hoorde het breken van de golven, die door het schip tegen de onzichtbare oevers werden geworpen. Het dek deinde zachtjes. Hij bracht zijn hand naar zijn wang en voelde het broze, nog vochtige korstje van een vers litteken. Vandaag gingen de Brazilianen de Turken een welverdiende afstraffing geven.
‘Dat deed ze niet met opzet,’ hoorde hij Mona zeggen, ‘er zat een dikke bromvlieg op je wang en die wilde ze vangen.’
Hij knipperde met zijn ogen tegen het felle licht. Mona zat op de vensterbank met op haar schoot een kat, een mager ros beestje met kneuterige witte sokjes aan.
‘Zal ik mijn nieuwe vriendin even voorstellen,’ zei Mona trots, ‘dit is Rizla+. Ze lag op de televisie toen ik wakker werd.’ Verbaasd trotseerde ze Nathans afkeurende blik. ‘We wilden toch een kat, of niet?’
Het was een raadsel hoe Rizla+ in de flat was terechtgekomen. Mona dacht door het raam, dat de hele nacht had opengestaan, maar volgens Nathan was het onwaarschijnlijk dat het beest helemaal langs de voorgevel omhoog had kunnen kruipen. En hoe had ze zich dat voorgesteld: een kat op een flat? Waar moesten ze met de drollen naartoe?
‘Waarom doe je zo pissig,’ zei Mona. Hij moest Rizla+ juist dankbaar zijn, want ze ving de dikke bromvliegen. Was hij misschien jaloers? Of gewoon nerveus omdat de speed en de bollen op waren? Waarom ging hij niet vlug even shoppen, dan konden ze straks relaxed aan de filmopname beginnen? Was dat geen goed idee? Ze overhandigde hem de Nokia van Dikke Serge.
Terwijl hij zich klaarmaakte om uit te gaan, gaf Rizla+ een demonstratie van haar jachttechniek. Ze drukte haar lijf dicht tegen de grond, handig dekking zoekend achter de rotzooi en rommel die her en der rondslingerde. Geconcentreerd fixeerde ze haar prooi, met haar achterpoten trappelend en haar staart in slowmotion heen en weer zwiepend, om er zich vervolgens met een acrobatische sprong op te storten. Mona applaudisseerde. Volgens haar was Rizla+ een low-budgetkat. Ze hoefden geen kattenvoer te kopen, er wa- | |
| |
ren in de flat ruimschoots bromvliegen voorhanden.
De vliegen hadden hun nesten gebouwd in de keuken, tussen de etensresten en de vuile vaat, waartussen troebel water vrolijk omhoogborrelde. De gootsteen was verstopt. Voor hij vertrok, bestudeerde Nathan het verschijnsel met de ervaren blik van een schippersknecht. Op de vloer vormde zich een groter wordende plas, die echter in meanderende stralen onder het aanrecht verdween. Er was dus geen enkel probleem, de kraan kon gewoon open blijven staan.
De zon hing futloos en uiterst rechts van een schoongeregend marktplein, toen Nathan al behoorlijk begaaid en voorzien van een gevarieerd assortiment bollen ter waarde van een Nokia 9210i, over de drempel van Sings nachtwinkeltje stapte. Sing, druk in de weer met trekker en dweil alsof hij een zondvloed trotseerde, probeerde Nathan als naar gewoonte met zijn haastige Engels te overdonderen. ‘Wat vertelt hij daar allemaal?’ vroeg Nathan zich gegeneerd af. Liep er water door het plafond? Stond zijn basmatirijst in de week? En wat had hij daarmee te maken? Sing wilde per se mee naar boven om de leidingen te checken, maar dat kon Nathan verhinderen door brutaal te roepen dat de overstromingspolitie druk bezig was met het verbaliseren van de lekke sluizen.
‘Polutie?’ vroeg Sing ontzet en viel stil.
Daar was Nathan ook even stil van. ‘Ja,’ zei hij toen, ‘vervuilde uniformen en genetisch gemanipuleerde snorren.’
Dikke Serge was al in de flat. Hij had zijn camera meegebracht, met allerhande onderdelen en meterslange kabels, die hij als een rommelmarktkramer op een plastic zeiltje uitstalde. De zwarte koffer ‘met accessoires’ bleef dicht. Dat was voor later, deed hij geheimzinnig. Mona fladderde gemaakt bevallig om hem heen, in haar gele, min of meer doorschijnende jurkje waaronder ze niets droeg, kreetjes van verrukking slakend toen hij met zijn lichtmeter de flat begon te verkennen.
‘Niet poseren,’ zei Dikke Serge, ‘doe gewoon wat je anders doet.’
‘Wat doe ik zoal rond dit uur van de dag?’ vroeg ze zich luidop af, ‘moet ik iemand pijpen misschien?’
‘Dat is voor straks,’ zei Dikke Serge.
Daarna ondernam ze krampachtige pogingen om zo natuurlijk mogelijke poses aan te nemen. Ze ging met haar hoofd in een vuile asbak liggen, of vlijde zich gapend tegen Nathan aan en simuleerde dat ze sliep, met haar mond scheef open, terwijl een straaltje speeksel over haar kin liep. ‘Krijgt Rizla+ ook een hoofdrol?’ vroeg ze.
Dikke Serge vond het oké dat ze naar de match keken - hij wilde
| |
| |
hun bioritme niet verstoren. Maar het beeld maakte rare sprongen, vond Nathan, hoewel de anderen dat ontkenden. Het was niet makkelijk voor hem om in de wirwar van flashy truitjes en fluorescerende broekjes uit te maken wie welke kant op rende. Voor iedereen stond een schoteltje paddo's klaar; dat van Dikke Serge had Nathan rijkelijk bestrooid met het poeder van geplette bollen.
‘Niet te veel snoepen, kinderen,’ zei Dikke Serge, zelf zijn mond volproppend met paddo's, ‘we hebben werk voor de boeg.’ Hij wilde eerst wat sfeerbeelden maken, legde hij uit. Hij knielde achter Nathan en nam hem met zijn camera in het vizier. Daarna focuste hij op Rizla+, die haar favoriete plaatsje boven op de televisie had ingenomen, haar staart als een ruitenwisser voor het scherm zwiepend. ‘De Brazilianen zijn een klasse te groot voor de Turken,’ zei hij.
‘Ja, zeker met Beckham erbij,’ zei Nathan.
‘Beckham?’ zei Dikke Serge. ‘Speelt die niet bij Engeland?’
‘Nu niet meer. Bij Brazilië komt hij beter tot zijn recht.’
‘Waar hebben jullie het godverdomme over?’ vroeg Mona ongeduldig. Ze trippelde van de ene voet op de andere. ‘Ik dacht dat we een film gingen maken. Zal ik me uitkleden?’
‘Straks, liefje.’ Met de camera op zijn schouder dwaalde Dikke Serge door de flat. ‘Ik kan de geur niet vastleggen, dat is kut,’ mompelde hij in zichzelf, ‘met de geur erbij zou het nog echter zijn.’
‘Die zit,’ riep Nathan, recht verend. ‘Hebben jullie dat gezien? Beckham natuurlijk, met de buitenkant van zijn linkervoet. Derde minuut, de match is gespeeld!’ Hij grinnikte. ‘Die stomme Turken verwaarlozen hun middenveld. Dan creëer je openingen voor je tegenstander, zeker als die tegenstander Beckham heet.’
‘Hij ziet spoken,’ fluisterde Dikke Serge tegen Mona, ‘hij denkt dat Beckham bij Brazilië speelt en de stand is volgens mij nog altijd nul-nul.’
‘Het scorebord loopt achter, dummie,’ riep Nathan. Hij tuitte zijn lippen en wierp kusjes naar het scherm. ‘Wakker worden, baby's, de goddelijke kanaries hebben gescoord.’
‘Je vriendje speelt zijn eigen wereldbeker,’ zei Dikke Serge.
‘Ach, laat hem,’ zei Mona. ‘Hij kan je niet lijden, zie je dat niet. Concentreer je op mij.’ Ze schoof haar rokje omhoog en stak een middenvinger op. ‘Heb ik talent?’
‘Heerlijk,’ mompelde Dikke Serge, ‘blijven zo, liefje, zo heb ik je graag...’
De stemmen vervaagden. Nathans ogen vielen dicht. Toch kon hij de match verder blijven volgen. ‘Die Turken raken geen bal,’ zuchtte hij, ‘ze slapen op het veld. Maar ze hebben weer geluk, de
| |
| |
match wordt uitgesteld, wegens sneeuwval.’ De spelers bewogen zich moeizaam voort over een ondergesneeuwd veld, de sneeuwhopen met handen en knieën wegduwend. Er werd een enorm zeil over het veld getrokken. ‘Nu moeten ze daar allemaal blijven staan, zodat ze straks of morgen, als de sneeuw is gesmolten, vanuit dezelfde positie kunnen verderspelen,’ zei hij. Het was alsof hij uit zijn lichaam trad en zichzelf in de verte hoorde lachen. ‘Een shot langs achter?’ vroeg Mona. En toen de stem van Dikke Serge: ‘Man, zijn jullie maf, niet te geloven hoe maf jullie zijn.’ Iemand strompelde. Er klonk een doffe, harde slag, gekraak en gerinkel van glas, gevolgd door het geblaas van Rizla+. ‘Vooruit, klootzak,’ riep Mona, ‘sta op, we gingen toch een film maken. Oh, my God, Nathan, volgens mij is hij dood.’ Ze begon te huilen. Iemand bonsde op de deur. De stem van Sing klonk woedend: ‘Be quiet, please, be quiet. I'll call the police!’
Dikke Serge lag roerloos op zijn zij, naast het televisietoestel, dat hij in zijn val had meegetrokken. Hij hield zijn camera aan zijn borst gedrukt, als een baby. Mona zat voorovergebogen op haar knieën, haar rokje opgeschort tot aan haar middel, en ze staarde geschrokken van Dikke Serge naar Nathan en weer terug. ‘Hij kan niet tegen paddo's, denk ik,’ zei ze met een pruillip. ‘Waar gaan we hem begraven?’ Ze kroop bij Nathan op de matras, stak haar duim in haar mond en viel in slaap.
Nathan had de zwarte koffer van Dikke Serge leeggemaakt en er wat kleren en andere spullen in gepropt. Daarna ging hij in lotushouding bij Mona zitten wachten tot ze wakker werd. Hij probeerde op een rijtje te zetten wat ze onderweg nog nodig zouden kunnen hebben, maar er schoot hem niets te binnen. Hij luisterde naar het stromende water in de keuken, dat dankzij de verstopte gootsteen als een waterval over de volledige breedte van het aanrecht zijn weg zocht naar een lager gelegen punt.
De oorspronkelijke inhoud van de koffer lag nu op een hoopje in het midden van de living: leren riemen in diverse lengtes en breedtes, handboeien, een soort muilkorf en andere vreemde attributen, die Nathan een vaag idee gaven welk genre film Dikke Serge voor ogen had gehad. Hij hoorde geschuifel naast zich en keek geschrokken opzij, maar de dode man was niet terug tot leven gekomen. Als Nathan paddo's had gegeten, kon hij uren in dezelfde houding blijven zitten, met zijn ogen opengesperd, en toch heel diep in zichzelf gekeerd. Hij voelde een aangename spanning bij de gedachte aan hun nakende verhuizing. En hij vroeg zich af hoe het de Turken was
| |
| |
vergaan.
Weer doemde het beeld van de boot in al zijn afzichtelijkheid op en weer kon hij het niet van zich afzetten. Ze lagen in een smalle vaargeul met betonnen wanden, die almaar hoger werden. ‘Je moet in een sluis de trossen losgooien om te vermijden dat het schip met het zakken van het water aan de meerpalen blijft hangen.’ De schipper stond als een god op zijn brug, chronisch dronken, grimassen trekkend vanwege zijn pijnlijke gebit. Hij kwam je met de vlakke hand tegen je oor slaan als je zijn voorschriften niet volgde. Zijn boot heette Wilhelm Tell en toen ze er gingen wonen, had mama Nathan op het hart gedrukt Mona nooit alleen te laten met die man - haar man. ‘Trossen los, verdomme.’ Maar de touwen waren zo strak gespannen dat hij en Mona hun nagels op de knopen braken. ‘Je bent nu zeventien,’ fluisterde zijn mama hem toe, ‘als ik er niet meer ben, moet jij voor je zusje zorgen.’
Het was al schemerdonker toen hij uit zijn trance werd losgerukt door een geluid, dat hij slechts met vertraging herkende. Misschien had hij het niet willen herkennen, omdat het zo onwerkelijk was. Het was gekreun, maar het kwam van Dikke Serge, die met de camera nog altijd stevig tegen zijn borst gedrukt, vreemde schokkende bewegingen was beginnen te maken. Het duurde even voor het tot Nathan doordrong dat de man niet dood was. Op hem lag Rizla+, luid spinnend, terwijl ze met ritmische bewegingen haar klauwen in zijn schouder dreef. Hij slaagde erin de kat van zich af te schudden, waarna hij wild om zich heen begon te trappen. ‘Niemand kan mij iets maken,’ riep hij woedend. En hij herhaalde dat een keer of vijf. Nathan overwoog wat hem te doen stond. Toen nam hij de leren riemen en bond de enkels en polsen van de weer tot leven gekomen man stevig vast. Maar hij bleef met zijn hielen op de vloer bonken.
Mona was wakker geworden van het kabaal. Ze wreef de slaap uit haar ogen. ‘Het zijn de laatste stuiptrekkingen, denk ik,’ zei ze, ‘maar we hebben geen tijd om hem te begraven. We moeten de sleutel aan Sing gaan vragen voor het te laat is.’ Opgewonden vertelde ze dat de heks weer in haar droom was opgedoken en dat ze had gedreigd om persoonlijk met hen te komen afrekenen. ‘Ze wil je kloten eraf snijden,’ zei ze, om indruk te maken toen Nathan zijn schouders ophaalde, ‘straks staat ze voor de deur met haar mes.’
‘Vergeet de paddo's,’ zei Nathan, ‘we vertrekken.’
‘Maar dat heeft geen zin,’ drong ze aan, ‘we zullen nergens veilig zijn voor haar.’ Ze fronste haar voorhoofd. ‘Tenzij we naar Amerika gaan,’ riep ze toen. ‘Please, Nathan, zeg dat we naar Amerika gaan!’
| |
| |
‘We gaan naar Amerika,’ zei hij.
Zenuwachtig trippelde ze door de flat, lukraak dingen oprapend, die ze bij de andere spullen in de koffer duwde en er weer uithaalde, om vervolgens naar andere dingen op zoek te gaan, die ze niet vond. Ze hield daar pas mee op toen iemand hard op de deur klopte.
De keukenvloer was helemaal onder water gelopen. Ze waadden met hun voeten door de kleverige smurrie en klauterden over de vuile vaat en door het raam tot op het platte dak dat uitgaf op de tuin van een aangrenzend perceel. Door een ander raam konden ze een blik werpen in het trappenhuis. Sing stond voor de deur van de flat. Ze hoorden hem roepen: ‘Open the door.’ Achter hem kwamen twee politieagenten de trap opgerend. ‘Gaan ze die valse sikh in elkaar rammen?’ wilde Mona weten. Nathan trok haar mee.
Ze liepen door een afgeborstelde tuin, die grensde aan een andere tuin, die op zijn beurt naar weer zo'n truttig tuintje leidde, zoals een beeld dat zichzelf tot in het oneindige kopieerde. Uiteindelijk bereikten ze een vers gemaaid grasveld, dat vochtig was van de dauw en waarover een zilveren mist hing. Rizla+ rende met opgeheven staart voor hen uit.
Aan de rand van het veld rustten ze uit op de koffer van Dikke Serge. Mona legde haar hoofd op Nathans schouder. ‘Misschien hebben de Turken weer gewonnen,’ zei ze somber, ‘dan zitten ze in de finale.’
Nathan schudde zijn hoofd. ‘Ze hebben niet gewonnen. Ze stonden één-nul achter.’ Hij trok haar dichter tegen zich aan. Hij voelde haar kippenvel door het dunne jurkje.
‘Stel je voor dat ze de wereldbeker winnen, Nathan. Probeer je dat eens voor te stellen. Wat doen we dan?’ Haar grote ogen staarden hem aan. Haar adem was warm.
‘Dan doen we dit,’ zei hij. Hij drukte zijn lippen op haar lippen.
Je kon in het gras de inslagen van de voetbalschoenen zien. Je rook het zweet dat de spelers hadden achtergelaten toen ze naar de kleedkamers vertrokken. Alleen Beckham was er nog. Hij liep daar echt. Hij nam een aanloop en je kon zien hoe hij vanuit zijn heupen de bal met een boog over de onzichtbare muur naar de linkerbovenhoek van het doel stuurde, exact daar waar de onzichtbare keeper hem niet verwachtte. Kunst.
|
|