| |
| |
| |
Frans W. Saris
God verhoort Gandhi
Biosphere 2
Mahatma Gandhi leidde een sober leven, hij wist waarom soberheid gewenst was: ‘God verhoede dat India zich net zo industrialiseert als het Westen... Engeland gebruikt, om zijn welvaart in stand te houden, de helft van alles wat de aarde voortbrengt; hoeveel planeten zou een land als India nodig hebben?’ Het antwoord op Gandhi's vraag kunnen we uitrekenen met een methode van het Wereld Natuur Fonds. Het wnf vertaalt onze levensstandaard in (hectaren) aardoppervlak dat wij per persoon gebruiken: voor Noord-Amerika geldt 9,0 hectare per persoon, voor West-Europa ongeveer 5,0 hectare per persoon en voor Azië en Afrika 1,4 hectare per persoon. India telt bijna 1 miljard inwoners; als zij dezelfde levensstandaard zouden bereiken als de inwoners van Noord-Amerika, dan is daarvoor 9 miljard hectare nodig, terwijl wereldwijd 11,4 miljard hectare bruikbaar oppervlak beschikbaar is. Gandhi was te pessimistisch: een geïndustrialiseerd India zou niet enkele planeten nodig hebben, wel bijna 80 procent van het aardoppervlak. Maar als de huidige wereldbevolking van 6 miljard mensen de levensstandaard zou bereiken van Noord-Amerika, dan hebben we daarvoor 45 miljard hectare nodig, vier keer de planeet aarde.
Voor dit probleem bedacht nasa een originele oplossing: ‘Colonizing the Universe’, en zij wisten deze vlucht voorwaarts zo goed te verkopen dat het net leek of het bevolken van het heelal eigenlijk de missie is van de hele mensheid. Het dichtstbijzijnde sterrenstelsel bevindt zich echter zo'n zes lichtjaren bij ons vandaan, ruimtereizen kosten tijd, zeer veel tijd, en de omstandigheden onderweg zijn bepaald mensonvriendelijk. Daarom leek het een miljardair uit Texas, Ed Bass, verstandig eerst wat ervaring op te doen door ruimtereizen te simuleren. Hij gaf opdracht voor de bouw van ‘Biosphere 2’, een volledig van de buitenwereld afgesloten ruimte waarin onze
| |
| |
biosfeer (‘Biosphere 1’) zodanig wordt nagebootst dat mensen hierin voor langere tijd kunnen overleven, in principe zolang als nodig voor een ruimtereis.
In de woestijn van Arizona, tussen Tucson en Phoenix, werd voor 200 miljoen dollar een glazen stolp gebouwd zo groot als een overdekt stadion met twee voetbalvelden. Hierin werd een replica gemaakt van onze biosfeer compleet met flora en fauna, althans die planten en dieren waarvan men vermoedde dat ze essentieel zijn voor het voortbestaan van de mens. In deze ark van Noach, hermetisch afgesloten van onze atmosfeer, leefden acht ‘Biospherians’ gedurende twee jaar. Aan verrassingen heeft het niet ontbroken. Na anderhalf jaar was de zuurstofconcentratie in de lucht gedaald van 21 procent tot 14 procent, gelijk aan de concentratie in de bergen op een hoogte van 6000 meter. Later bleek dat veel zuurstof werd opgenomen door micro-organismen in de vruchtbare grond en door het beton. Ook de co2-concentraties fluctueerden enorm, en de Biospherians kregen het zo benauwd dat extra zuurstof van buiten moest worden toegediend om het experiment aan de gang te houden. Trouwens, voor experimenteren was er nauwelijks tijd, ze waren veel te druk met het verbouwen en bereiden van hun voedsel en het onderhoud van het gebouw en de apparatuur, kortom, met overleven. Ze ‘ontdekten’ hoeveel tijd het kost als je alles zelf moet doen en niets meer kan kopen van gespecialiseerde vakmensen in de samenleving. Er was nóg een grote tegenvaller: het energieverbruik kwam uit op 12,5 miljoen kWh elektriciteit en 3,8 miljoen m3 gas (ter waarde van meer dan 150.000 dollar per persoon) voor het instandhouden van een biosfeer die wij mensen van de planeet aarde eigenlijk cadeau krijgen. Inmiddels staat deze gigantische broeikas onder leiding van Columbia University, die de missie heeft teruggebracht tot de vraag naar het effect van verhoogde co2-concentraties op plantengroei, en Biosphere 2 is opengesteld voor publieksvoorlichting over klimaatverandering en duurzame
ontwikkeling op aarde.
Het simuleren van onze biosfeer bleek vele malen moeilijker dan verwacht; had het mislukken van Biosphere 2 niet kunnen worden voorzien? Zijn steden als Tucson en Phoenix niet in wezen net zulke experimenten in diezelfde woestijn van Arizona? Vóór de uitvinding van de airco en de auto waren beide plaatsen onbewoonbaar, nu behoren ze tot de snelst groeiende steden van Amerika met miljoenen ‘Biospherians’ die wonen en werken in een volstrekt kunstmatige omgeving, maar vraag niet wat het allemaal kost en vergt, vooral van het milieu. Als we de ontwikkeling van die steden beter
| |
| |
beheersten, worstelden wij minder met het milieu op aarde. Naarmate wij meer ontdekken over de biosfeer, die dunne envelop waarbinnen het leven op aarde zich afspeelt, zal er misschien minder reden zijn met nasa op ruimtereis te gaan.
| |
Mappae Mundi
Onze wieg stond in de oostelijke Sahara in de tijd dat die volgens paleontologen nog een groene savanne was. Van daaruit koloniseerden mensen de wereld, eerst Afrika en Eurazië, daarna de rest van Azië en Australië, later ook Amerika en ten slotte de eilanden in de Stille Oceaan. Klimaatveranderingen, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, maar ook overbevolking, epidemieën, oorlog, uitbuiting en uitputting van natuurlijke hulpbronnen dwongen mensen ertoe hun heil elders te zoeken. Migratie hoort bij mensen, dat is altijd zo geweest. Ongetwijfeld werden de eerste mensen uit Oost-Afrika verdreven door ernstige verdroging als gevolg van klimaatverandering; oorspronkelijk werd de interactie tussen de mensen en de natuur gedomineerd door de laatste, inmiddels is de invloed van mensen steeds belangrijker geworden. De geschiedenis van de mensheid is ook de geschiedenis van de interactie tussen mensen en de biosfeer, waarin simpele ‘oorzaak-en-gevolg’-relaties niet meer voldoen. De opkomst en ondergang van volkeren is een spannend verhaal, dat ons met moderne methoden uit de paleontologie, archeologie, biologie en sociologie bij stukjes en beetjes wordt verteld.
Tijdens de kleine ijstijd verdwenen de vikingen plotseling uit Groenland, waar ze gedurende de Middeleeuwen een welvarende kolonie hadden opgebouwd. Uit opgravingen concludeert men dat de vikingen tot het laatst nog een agrarisch leven hebben geprobeerd te leiden, maar door de kou gedwongen werden hun vee op stal te houden. Omdat Groenland volledig bedekt raakte met sneeuw en ijs dreigden ze te verhongeren en werden ze genoodzaakt terug te keren naar IJsland en Noorwegen, terwijl de eskimo's op Groenland de kleine ijstijd wel overleefden omdat zij zich konden voeden door te vissen en op zeehonden te jagen. Het cultuurverschil zou nog zijn versterkt doordat gedurende de Middeleeuwen de kerk van Noorwegen de priesters bleef benoemen in de kolonie op Groenland. Deze geestelijken spoorden de vikingen aan hun Noorse landbouwcultuur te behouden, inclusief het bouwen van kerken, en niet ‘af te glijden’ tot het jagers- en vissersleven van de eskimo's, een conservatisme dat de vikingen tijdens de kleine ijstijd fataal zou zijn
| |
| |
geworden.
Het verhaal van de Noorse vikingen maakt onderdeel uit van Mappae Mundi, een boek over de wisselwerking tussen mensen en de biosfeer in de afgelopen tienduizend jaar, geschreven door de ecoloog Bert de Vries en de socioloog Joop Goudsblom in opdracht van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen ter gelegenheid van haar 250-jarig bestaan. In kaarten, modellen en verhalen geven tien ecologen, archeologen, biologen, antropologen, paleontologen en geologen uit binnen- en buitenland, onder leiding van Bert de Vries, hun socio-ecologisch langetermijnperspectief van mensen en hun leefomgeving. Joop Goudsblom plaatste het geheel binnen het kader van zijn mensheidsgeschiedenis. Hij onderscheidt drie ‘regimes’, gemarkeerd door vuurbeheersing, agrarisering en industrialisering. Door hun macht over vuur zijn mensen in de natuur andere dieren gaan overheersen, en de overgang naar landbouw en veeteelt betekende ook een nieuw ecologisch regime omdat de invloed van agrarische mensen op hun milieu groter is dan die van mensen die slechts kappen en branden, maar nog lang niet zo groot als in het huidige regime de invloed is van geïndustrialiseerde mensen op hun biosfeer. In het laatste hoofdstuk van Mappae Mundi komt de vraag aan de orde of wij thans leven in de overgang naar een vierde regime.
Je kan Mappae Mundi op twee manieren lezen. Een kleine groep geleerden zal het meenemen naar de studeerkamer en hoofdstuk voor hoofdstuk bestuderen. Zij die dit doen, zullen beloond worden met polemieken van specialisten over zulke uiteenlopende kwesties als: hoe en waarom is landbouw ontstaan in het Tweestromenland en wat maakte dat het er nu zo'n woestijn is? Wat was de wisselwerking tweeduizend jaar geleden tussen de biosfeer en zulke complexe samenlevingen als die in Mesopotamië, Egypte, China en Midden-Amerika en wat was het effect daarvan op de overlevingskansen van die culturen? Wat maakte dat het Romeinse Rijk in verval raakte? Wat was de invloed van handel en industrie op de bevolkingsgroei in Azië, Rusland en Amerika na de Middeleeuwen? Zijn er unificerende modellen te bedenken die de rijke schakering van verschijnselen samenbrengen tot een culturele theorie met algemene patronen waaruit wij tenminste het verleden kunnen ‘voorspellen’? Langzaam maar zeker worden uit het verleden beelden opgebouwd van de complexe wisselwerking tussen de mensen en de biosfeer en komen de contouren aan het licht die bepalend zijn voor ondergang of overleven.
Door stijl en inhoud staan de hoofdstukken van Joop Gouds- | |
| |
blom apart van het andere werk. Aan de ene kant is dat jammer, want het toont aan dat de multidisciplinaire samenwerking, ondanks alle goede bedoelingen, toch niet helemaal is gelukt. Maar liefhebbers van Goudsbloms werk komen aan hun trekken met prachtige essays over de ontwikkeling van de antroposfeer en over industrialisatie en globalisering, essays waaruit blijkt dat de evolutietheorie niet alleen werkt als theorie van het leven maar ook van het samenleven. Goudsblom geeft twee belangrijke redenen waarom mensen door de industrialisering het contact met de biosfeer verloren hebben: het zijn kwesties van tijd en geld. In de loop van de tijd zijn mensen zich gaan specialiseren tot enkele activiteiten, andere aan andere specialisten overlatend, waarmee er weinig mensen overbleven die in hun dagelijks werk nog te maken hadden met de natuur. Bovendien betalen wij elkaar voor geleverde diensten niet meer in natura maar in geld. Geen wonder dat geld verdienen op gespannen voet is komen te staan met de natuur.
Wat Goudsbloms hoofdstukken gemeen hebben met die van Bert de Vries c.s. is het prachtige Engels waarin ze zijn geschreven én, typisch Hollands, het feit dat elke vondst, elk nieuw idee gevolgd moet worden door een ‘disclaimer’. Trouwens, daarvan heb ik er zelf ook nog een gevonden na het verschijnen van Mappae Mundi. Met atoomfysische meetmethodes zijn recent de beenderen geanalyseerd van de laatste vikingen op Groenland en vergeleken met die van vroegere kolonisten en met die van de Groenlandse eskimo's. Wat blijkt: het dieet van de laatste vikingen en de eskimo's was gelijk, zij leefden beiden van vis en zeehonden en niet van landbouw, zoals de vroegere vikingen. Waarom ze dan toch hun kolonie hebben verlaten is niet meer duidelijk.
Mappae Mundi laat zich ook nog op een tweede manier lezen: als paleopoëzie. Het boek is weliswaar te zwaar om mee naar bed te nemen, maar het kan heel goed op het nachtkastje liggen zodat je het elke nacht op een willekeurige plek open kan slaan en even een mythe lezen of een kaart of een model bekijken. Zoals de geschiedenis van de vikingen op Groenland of ‘mud, mud, mud’ van Lord Byron die na een bezoek aan Irak schreef dat het belangrijkste wapenfeit over Mesopotamië is dat Hoelagoe in de dertiende eeuw het irrigatiesysteem vernielde en dat het vanaf die tijd een land van modder is, zonder het enige voordeel dat modder te bieden heeft: vruchtbare landbouwgrond: ‘From this plain rise villages of mud and cities of mud. The rivers flow with liquid mud. The air is composed of mud refined into a gas. The people are mud-coloured; they wear mud-coloured clothes, and their national hat is nothing more than
| |
| |
a formalised mud-pie’. Absoluut hoogtepunt op dit gebied is het hoofdstuk ‘Back to Nature?’, geschreven door de geoloog Peter Westbroek, dat zich laat lezen als een lang lyrisch gedicht over het groene hart van Nederland. Een hart dat niets natuurlijks meer heeft, want in die waterige wildernis wilden zelfs de Romeinen niet wonen. Pas na inpoldering, bemaling en turfwinning ontstond een landschap dat door de schilders van de Haagsche School herkend werd om zijn natuurlijke schoonheid en thans het nostalgisch middelpunt vormt van een zich verder beschavende metropool.
In rijkdom aan taal, stijl en onderwerpen van onderzoek kan Mappae Mundi wedijveren met het beste uit de non-fictieliteratuur op dit gebied, zoals A Green History of the World van Clive Ponting of Guns, Germs and Steel van Jared Diamond. Helaas komt in Mappae Mundi de toekomst er bekaaid af: Bert de Vries beperkt zich tot enkele korte kaders met algemeenheden, Joop Goudsblom volstaat met de constatering dat de ontdekking van de biosfeer van recente datum is, sinds wij mensen ons zorgen maken over het ozongat en de grenzen aan de groei. Verder dan het stellen van de vraag of wij in de overgang zijn naar een vierde regime komt hij niet. Ook hierin is Westbroek de andere auteurs de baas: ‘Unavoidably, nature must be brought under control if we wish to survive. The result can be delightful. If our ancestors could forge new alliances with nature so well, why could we not do so again? If they managed to create delightful surroundings locally, why could we not do so on a global scale? It is certainly a risky enterprise, but this has always been the case. The idea of a cultivated earth is not illusory, it is a matter of common survival. We must not go back but further ahead, cautiously’.
| |
De toekomst
In Something New under the Sun geeft John McNeill een lijstje veranderingen in de afgelopen honderd jaar. De industriële productie groeide met een factor 40, de visvangst met een factor 35, de co2-emissie en het energiegebruik met een factor 17, de wereldeconomie met een factor 14 en de stedelijke bevolking met een factor 13, de kolenproductie groeide 7 keer, de luchtverontreiniging en irrigatie 5 keer, de wereldbevolking 4 keer, het aantal paarden bleef vrijwel gelijk, evenals dat van de meeste andere dieren, het bosoppervlak daalde tot 80 procent en van de blauwewalvispopulatie overleefde slechts 0,25 procent. Maar één keer eerder heeft het leven op aarde
| |
| |
zo'n dramatisch effect gehad op het milieu. Dat was in het allereerste begin, ruim twee miljard jaar geleden, toen de atmosfeer nog geen zuurstof bevatte en het eerste leven uitsluitend bestond uit eencelligen die geen zuurstof konden verdragen. Alle zuurstof uit hun stofwisseling kwam terecht in de atmosfeer, die daardoor op den duur dodelijk voor ze werd. Tegen die tijd hadden zich echter bij toeval nieuwe soorten bacteriën ontwikkeld die juist zeer goed van zuurstof konden leven, en aldus ontstond een nieuwe vorm van leven ten koste van alles wat tot dan toe op aarde had bestaan. John McNeill vergelijkt de huidige invloed van mensen op de biosfeer met die van de cianobacterie twee miljard jaar geleden, met dit verschil: ‘We could make our own luck instead of merely trusting to luck’.
In dit verband is het een goed teken dat Jan Pronk, de Nederlandse voorzitter van de klimaatconferentie in Bonn, 177 van de 178 deelnemende landen zover heeft kunnen krijgen dat ze het eens werden over noodzakelijke maatregelen. Het was nog beter geweest als ook de vs hadden willen tekenen, maar er is nog nooit een internationaal verdrag geweest dat kon rekenen op zo'n grote unanimiteit, en nog wel over zo'n belangrijke kwestie als het klimaat. Bovendien stelt president Bush ons nu in de gelegenheid op het gebied van duurzame technologie een voorsprong te nemen, zodat de vs ons tenminste op één punt niet langer de baas zijn.
‘Ontkoppeling’ was het sleutelwoord van het Nederlandse milieubeleid in de afgelopen tien jaar. Misschien heeft dit ertoe geleid dat hoewel onze economie groeide als nooit tevoren, het energieverbruik en de emissie van broeikasgassen vrijwel gelijk is gebleven aan de emissie in 1990. In drie sectoren is er zelfs sprake geweest van een daling: de huishoudens, de handel en de industrie. Alleen in het transport is de emissie van broeikasgassen onverminderd gestegen. Sinds de energiemarkt geliberaliseerd werd, heeft zich een spectaculaire verbetering voorgedaan juist door de koppeling van markt en duurzame ontwikkeling. Vorig jaar, met de invoering van het nieuwe belastingsysteem, is de belasting op het gebruik van fossiele brandstoffen verdubbeld. Uiteraard is duurzame energie daarvan vrijgesteld. Tegelijkertijd zijn huishoudens vrij om duurzame energie te bestellen bij wie ze maar willen. Het effect is dat energiebedrijven strijden om de klanten, en in een jaar tijd zijn een miljoen huishoudens overgestapt op groene stroom. ‘Als de wereld zich zorgen maakt om het milieu, is dat voor Shell een kans om geld te verdienen,’ zei de president-directeur. De voorzitter van het wnf
| |
| |
wordt benoemd tot president-directeur van akzo-Nobel. De president-directeur van Unilever waarschuwde: ‘Het is buiten kijf dat een significant deel van de consumenten geen producten koopt waarvan zij vermoeden dat die bijdragen tot een wereld-milieuprobleem.’ Ook andere ondernemingen hebben inmiddels strategieën ontwikkeld voor de duurzame markt, en de missie van ons ministerie van Economische Zaken luidt: het bevorderen van duurzame economische groei.
In de tien jaar die verstreken zijn tussen de wereldconferenties over duurzame ontwikkeling, in Rio de Janeiro en in Johannesburg, in de tijd dat nasa alleen oog had voor het universum en niet omkeek naar die dunne envelop waarin het leven op onze planeet zich afspeelt, in de tijd dat die oliedomme Texaan leuk speelde met zijn Biosphere 2, is de co2-emissie van de vs gestegen met 20 procent en die van Tucson en Phoenix met nog veel meer, maar de co2-emissie van China is gedaald, terwijl dat land een ongekende economische groei heeft doorgemaakt van gemiddeld 7 procent per jaar. God verhoort Gandhi: de noodzakelijke economische groei in de ontwikkelingslanden hoeft niet dezelfde negatieve effecten te hebben als die in het Westen. De reden is dat de industrialisering van China niet langs dezelfde weg gaat als die bij ons in de afgelopen honderd jaar. Die slimme Chinezen investeren heel bewust in modernere en veel schonere technologie in het belang van de economie én het milieu. Zo wordt duurzame economische groei bevorderd door de ontdekking van de biosfeer.
|
|